9.4.Verder stelt verzoeker dat bij het onderzoek niet de daarvoor geldende waarborgen en formaliteiten in acht zijn genomen. Dit levert een schending op van het zorgvuldigheidsbeginsel. Het CBR heeft daarom gehandeld in strijd met het artikel 3:2, artikel 3:9 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Wat vindt de voorzieningenrechter?
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het CBR de psychiatrische rapportage van 18 oktober 2024 en de nadere toelichting van de psychiater van 9 november 2024 aan het besluit van 13 januari 2025 ten grondslag mocht leggen. Niet is gebleken dat het psychiatrisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De psychodiagnostisch medewerker heeft op 7 september 2024 – voorafgaand aan het onderzoek door de psychiater op 25 september 2024 – een vragenlijst met verzoeker doorlopen. Bij alle vragen is een antwoord genoteerd. Verzoeker heeft de juistheid van deze antwoorden niet betwist. Het onderzoek door de psychiater heeft in totaal 41 minuten geduurd. Verzoeker heeft geen gebruik gemaakt van de aangeboden mogelijkheid tot het indienen van correcties en aanvullingen en ook niet van de mogelijkheid tot een tweede psychiatrisch onderzoek.
11. Het CBR mocht in de besluitvorming uitgaan van de conclusie in het rapport van de psychiater dat sprake is van alcoholmisbruik, met stopdatum 15 juli 2024. De diagnose alcoholmisbruik is een beschrijvende diagnose, door keurende psychiaters, waarbij alle gegevens worden betrokken die wijzen in de richting van problemen rond alcoholgebruik. De diagnose mag niet uitsluitend worden gesteld op grond van de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte. Dit vanwege de lage betrouwbaarheid van de anamnestische gegevens, omdat de bestuurder in kwestie doorgaans het rijbewijs wenst te behouden en omdat het ademalcoholgehalte steeds een momentopname is. De diagnose kan daarom alleen worden gesteld met de hulp van meerdere aanwijzingen die de diagnose ondersteunen en een indicatie kunnen vormen voor de aanwezigheid van alcoholproblemen.
12. De psychiater heeft de diagnose alcoholmisbruik niet enkel gebaseerd op het hoge alcoholgehalte bij de aanhouding, de recidive en de EMA in 2022. In de psychiatrische beoordeling is ook betrokken dat verzoeker zich juist door het volgen van de EMA, die er in alles op gericht is om recidive te voorkomen, bewust had moeten zijn van de gevaren van alcoholgebruik in het verkeer. Verzoeker is desondanks nogmaals onder invloed van alcohol gaan rijden en bovendien met een hoger ademalcoholgehalte dan bij zijn eerdere aanhouding. De psychiater heeft hierin een aanwijzing voor alcoholmisbruik kunnen zien.
13. Daarnaast zijn meerdere ondersteunende elementen voor de diagnose alcoholmisbruik genoemd, zoals onderrapportage van het alcoholgebruik ten tijde van de aanhouding op 14 juli 2024 en (mogelijke) onderrapportage van het normale alcoholgebruik. Uit de bevindingen van de politie blijkt dat het door verzoeker opgegeven alcoholgebruik voorafgaande aan de aanhouding niet in overeenstemming was met het ademalcoholgehalte dat door de politie is gemeten. Dat het niet om standaardglazen ging, zoals verzoeker in bezwaar heeft verklaard, maakt dit niet anders. Daar komt bij dat verzoeker wisselend heeft verklaard over wat hij heeft gedronken, hoeveel en waar dat was. Bij de politie heeft verzoeker verklaard dat hij van huis kwam en acht biertjes had gedronken. Bij de psychiater verklaart hij daarentegen dat hij uit de stad kwam, bij een vriend vandaan, en daar acht glazen limoncello heeft gedronken.
Wat betreft de vermeende onderrapportage van het normale alcoholgebruik is de voorzieningenrechter niet gebleken dat dit enkel is gebaseerd op het feit dat bij verzoeker sprake is van recidive. De psychiater noemt ook de discrepantie tussen het door verzoeker opgegeven sociale alcoholpatroon en het feit dat hij tot twee keer toe is aangehouden met een aanmerkelijk hoger alcoholpercentage dan op basis van de anamnese mocht worden verwacht. Gelet op de geringe pakkans ligt niet voor de hand dat verzoeker juist op de dag(en) dat hij is doorgeschoten in zijn alcoholgebruik wordt aangehouden. Dat hij slingerend reed verhoogde wellicht de pakkans, maar neemt niet weg dat deze nog steeds gering was. De psychiater heeft daarom ook in de onderrapportage van het normale alcoholgebruik aanwijzingen voor alcoholmisbruik kunnen zien.
14. De voorzieningenrechter kan verzoeker niet volgen in de stelling dat hij met de vermeende discrepantie in zijn verklaringen niet is geconfronteerd en dat er ten onrechte niet op zijn verklaring over het aantal glazen is doorgevraagd. Verzoeker is gevraagd: “Indien ik straks tot de conclusie kom dat bepaalde informatie van het CBR – of mijn bevindingen bij mijn onderzoek – niet goed verklaard kan worden door het alcoholgebruik dat u heeft opgegeven, heeft u daar dan een verklaring voor?” Deze vraag heeft hij vervolgens ontkennend beantwoord. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoeker met die vraag duidelijk had kunnen zijn dat het belangrijk was om ook iets over de grootte van de glazen te zeggen. Verder heeft verzoeker geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om correcties en aanvullingen op het rapport in te dienen.
15. Volgens vaste rechtspraak laten de toepasselijke bepalingen uit de WVW1994 en de Regeling geen ruimte om een belangenafweging te maken en op grond van persoonlijke omstandigheden daarvan af te wijken. Een rechter kan alleen in zeer uitzonderlijke gevallen oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken. (Zie ook de uitspraak van de Afdeling, van 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2924.) 16. Verzoeker heeft, zoals in 6. Is opgenomen, aangevoerd en uitgelegd dat hij voor zijn werkzaamheden als aircomonteur en dus voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn rijbewijs.
17. De voorzieningenrechter begrijpt dat het voor verzoeker lastig is om zonder rijbewijs goed te kunnen functioneren in zijn werk en inkomsten te verwerven. Dit maakt echter nog niet dat sprake is van een zeer uitzonderlijk geval dat maakt dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken. Bij besluiten over de rijvaardigheid en rijgeschiktheid staat het belang van de verkeersveiligheid voorop. Bij veel mensen zal de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs, net als bij verzoeker, leiden tot problemen ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden. De problemen van verzoeker wegen echter niet op tegen het belang van de verkeersveiligheid.