Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 december 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van Infomedics van 21 januari 2025, met één bijlage;
- de aantekeningen van het mondelinge verweer van [gedaagde] van 20 februari 2025;
- de e-mail van [gedaagde] van 19 maart 2025, met één bijlage;
- de aantekeningen van het mondelinge verweer van [gedaagde] van 20 maart 2025;
- de akte van Infomedics van 17 april 2025, met één bijlage.
2.De verdere beoordeling
‘ooit telefonisch is besteld’en door hem persoonlijk afgeleverd is bij het woonadres van de familie [naam] . Over de aflevering van de bril verklaart de heer
[persoon B] ‘dat [gedaagde] aanwezig was toen hij de bril overhandigde aan haar man’. Uit deze verklaring kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] de bril zelf heeft gekocht en evenmin dat [persoon A] de bril met toestemming van [gedaagde] op haar naam heeft gekocht. De heer [persoon B] spreekt in de e-mail immers slechts over de ‘familie [gedaagde] ’, die meerdere brillen bij De Optiek heeft gekocht, maar hij verklaart niets over de vraag wie van de familie de betreffende bril in dit geval daadwerkelijk heeft besteld.