ECLI:NL:RBROT:2025:5978

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
10/009525-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling van vrouw en dochter met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van zijn vrouw en zware mishandeling van zijn dochter. De verdachte, geboren in 1964, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de poging tot doodslag, maar wel bewezenverklaring voor de poging tot zware mishandeling van de vrouw en de zware mishandeling van de dochter. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet wettig en overtuigend was bewezen, maar dat de poging tot zware mishandeling van de vrouw wel bewezen kon worden verklaard. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn dochter, die een gebroken neus had opgelopen tijdens de mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf, met de algemene voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zou maken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/009525-25
Datum uitspraak: 30 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1964,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. N. Roos, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I. Eijfferts heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd in het rapport van 1 april 2025.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op zijn vrouw niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair zonder nadere motivering
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van zijn vrouw is door de verdediging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal bewezen worden verklaard en gezien de referte van de raadsman zal dit gebeuren zonder verdere bespreking.
4.3.
Bewijswaardering feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
Primair is ten aanzien van feit 2 integrale vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op (zware) mishandeling van zijn dochter. Zijn dochter heeft verklaard dat zij tussen de verdachte en haar moeder in is gekomen op het moment dat haar moeder door de verdachte werd mishandeld. Daarbij is ook zij in het gezicht geraakt. Ook in haar steunbrief die recentelijk aan het dossier is toegevoegd, schrijft zij dat de verdachte nooit de intentie had om haar pijn te doen.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot zwaar lichamelijk letsel omdat het toegebrachte letsel (een gebroken neus) niet is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
4.3.2.
Beoordeling
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte, terwijl hij trapte naar zijn vrouw, een gebroken neus heeft toegebracht bij zijn dochter [slachtoffer 1] . Dit is gebeurd toen zijn dochter tussen haar vader en moeder in was gesprongen om haar moeder te beschermen en over haar moeder heen leunde en haar hoofd vasthield.
Is sprake van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte ‘vol opzet’ heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij zijn dochter, omdat de trappen die hij gaf (primair) waren gericht op zijn vrouw.
Voorwaardelijk opzet kan worden aangenomen als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het - afgezien van contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet. De verdachte heeft kunnen en moeten zien dat zijn dochter tussenbeide kwam en haar moeder overeind probeerde te helpen en toch ging hij door met trappen. Zijn dochter werd toen door een trap geraakt. Daarna volgde een tweede moment buiten toen zijn vrouw opnieuw in elkaar zakte en zijn dochter haar moeder opnieuw te hulp schoot. Ook daar heeft hij zijn vrouw getrapt, terwijl zijn dochter over haar moeder heen leunde en haar hoofd vasthield. Zijn dochter is daarbij ook weer in haar gezicht geraakt.
Door zo te handelen ontstond de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans dat hij ook zijn dochter zou raken en haar daarbij zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De verdachte heeft die kans ook bewust aanvaard. Bewezen is daarom dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij zijn dochter.
Is sprake van zwaar lichamelijk letsel?
Buiten de niet-limitatieve gevallen van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht dient het bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’ gelet op de wetsgeschiedenis te worden ingevuld naar algemeen spraakgebruik. In zijn overzichtsarrest over zwaar lichamelijk letsel (HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051) heeft de Hoge Raad overwogen dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel (al dan niet in combinatie met elkaar) hebben te gelden. Met betrekking tot botfracturen overwoog de Hoge Raad dat in de regel sprake is van zwaar lichamelijk letsel indien sprake is van operatief ingrijpen waarbij onder meer de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen meeweegt. Daarnaast betreft het uitzicht op herstel een (mogelijk) gezichtspunt in de beoordeling of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij geldt – ook buiten de situatie waarin operatief ingrijpen heeft plaatsgevonden – dat van zwaar lichamelijk letsel niet alleen sprake kan zijn indien het uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbreekt, maar ook indien het letsel gepaard gaat met een langere periode van herstel of van onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Verder kan van belang zijn in hoeverre tijdens de periode van herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen. In voorkomende gevallen kan in de beoordeling ook worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken – langdurige – pijnklachten (hebben) bestaan.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdachte aan zijn dochter toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Op basis van de bewijsmiddelen staat namelijk vast dat zijn dochter onder meer een gebroken neus had waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest met een herstelperiode van meerdere maanden. Tijdens de controle in het ziekenhuis op 20 januari 2025 was haar neus nog gezwollen en is door de arts vastgesteld dat het maanden kan duren voordat deze zwelling kan afnemen. Ook stond haar neus nog niet helemaal recht, waardoor een hersteloperatie nodig is. Zij had ook een splijtwond op haar neus, waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk was. Bovendien heeft zij van deze wond een litteken van ongeveer 1 centimeter overgehouden.
4.3.3.
Conclusie
De onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair
hij op 8 januari 2025 te Capelle aan den IJssel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd heeft getrapt en in het gezicht, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair
hij op 8 januari 2025 te Capelle aan den IJssel,
aan [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] tegen de neus en in/tegen het gezicht te trappen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. subsidiair.

poging tot zware mishandeling;

2 primair.

zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft, nadat hij onder invloed van alcohol thuiskwam, zowel zijn vrouw als zijn dochter mishandeld. Hij heeft daarbij gepoogd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bij zijn vrouw door haar meermalen in het gezicht te slaan en op/tegen haar hoofd te trappen, terwijl zij op de grond lag. Dat het letsel bij zijn vrouw relatief beperkt is gebleven, is niet aan de verdachte te danken. Bij zijn dochter heeft hij zwaar lichamelijk letsel toegebracht door haar in het gezicht te trappen, waardoor zij een gebroken neus had en daar een litteken aan over heeft gehouden. Hij heeft daarmee bij beide slachtoffers ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Naast het feit dat hij hen daarmee pijn heeft gedaan en letsel heeft toegebracht, was het voor beide slachtoffers een erg beangstigend moment in hun eigen woning, een plek waar zij zich veilig moeten kunnen voelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 maart 2025 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit, namelijk een poging tot zware mishandeling, waarbij sprake zou zijn geweest van huiselijk geweld. Dit is wel een veroordeling van lang geleden (2004), waardoor dit niet in het nadeel van de verdachte zal meewegen in de bepaling van de straf.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft op 1 april 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Doordat de verdachte het strafbare feit ontkent kan niet worden gesproken over factoren die tot herhaald gedrag kunnen leiden. De risico’s op recidive en letsel kunnen daarom niet worden ingeschat. De reclassering ziet wel problemen, namelijk het feit dat hij in dusdanige beschonken toestand thuiskwam dat hij amper herinneringen heeft en daarnaast zijn rigide denkwijze. Hoewel zijn huwelijk goed was, is de verdachte dusdanig teleurgesteld en gekrenkt door de aantijgingen en zijn detentie dat hij zijn huwelijk gaat ontbinden en niet meer in gesprek wenst te gaan met zijn vrouw en dochter.
Op andere leefgebieden ziet de reclassering geen problemen. De verdachte heeft een kapperszaak en een supermarkt. Hij is een hardwerkende persoon, die zorgde dat zijn gezin op financieel vlak niets tekort kwam. Schulden zijn er niet.
Bij een veroordeling wordt oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole. Het is wel de vraag of hij hieraan zal meewerken, omdat hij weerstand heeft tegen een meldplicht en een ambulante behandeling. Hij vindt geen enkele vorm van hulpverlening nodig. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt daarom ingeschat als hoog.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en is verder gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hierin is voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door het schoppen/trappen tegen het hoofd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden als uitgangspunt opgenomen. De rechtbank acht gelet daarop en rekening houdend met de meerdaadse samenloop tussen beide feiten en tevens de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met als doel de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen reden voor oplegging van bijzondere voorwaarden en zal daarom aan dit voorwaardelijke strafdeel alleen de algemene voorwaarde verbinden dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
De rechtbank neemt in aanmerking dat het van belang is dat de verdachte zijn werkzaamheden in zijn twee ondernemingen kan hervatten en dat hij samen met zijn vrouw de zorg heeft voor hun gehandicapte dochter. Dit wordt meegewogen in de strafmaat, maar gelet op de ernst van de feiten, acht de rechtbank het niet passend om het onvoorwaardelijke deel van de straf te beperken tot de duur van het reeds ondergane voorarrest (van 112 dagen), zoals door de verdediging is verzocht.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de algemene voorwaarde, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maanden niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. van den Heuvel, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en R.D.M. Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 8 januari 2025 te Capelle aan den IJssel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn levensgezel, [slachtoffer 2] ,
opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd heeft getrapt en/of in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2025 te Capelle aan den IJssel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd heeft getrapt en/of in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 8 januari 2025 te Capelle aan den IJssel,
aan [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] tegen de neus en/of in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd
te trappen;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2025 te Capelle aan den IJssel,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] tegen de neus en/of in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd te trappen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus ten gevolge heeft gehad