ECLI:NL:RBROT:2025:597
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de WOZ-beschikking door de rechtbank Rotterdam
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd op 17 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak in Rotterdam vastgesteld op € 491.000,- per 1 januari 2021 en had de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022 opgelegd. Eiser had bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank wijst erop dat het bezwaarschrift te laat is ingediend, meer dan een jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om aan te tonen dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend. De rechtbank wijst ook het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat de redelijke termijn voor de procedure op dat moment niet was overschreden. De uitspraak wordt gedaan door rechter mr. C. Vogtschmidt in aanwezigheid van griffier mr. S. de Bloois.