ECLI:NL:RBROT:2025:5826

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
ROT 24/4748
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, een jonge vrouw, heeft een boete van € 2.000,- opgelegd gekregen door [naam verweerder] wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De boete werd opgelegd omdat eiseres vreemdelingen in haar tuin werkzaamheden liet verrichten zonder de vereiste vergunning. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van [naam verweerder], maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 24 maart 2025 heeft de rechtbank de beroepsgronden van eiseres beoordeeld. Eiseres voerde aan dat zij niet verwijtbaar was, omdat zij erop vertrouwde dat de aannemer de wet zou naleven. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres als werkgever verantwoordelijk was voor het naleven van de Wav en dat zij onvoldoende had gedaan om te controleren of de vreemdelingen de juiste vergunningen hadden. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de boete in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij het inschakelen van vreemdelingen voor werkzaamheden en de gevolgen van het niet naleven van de wet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4748

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G. Vermaak),
en

[naam verweerder]

(gemachtigde: mr. O. van Rossum).

Procesverloop

1.1.
Bij besluit van 26 juli 2023 heeft [naam verweerder] aan eiseres een boete opgelegd van € 2.000,- wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).
1.2.
Bij besluit van 25 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft [naam verweerder] het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
[naam verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van [naam verweerder] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of [naam verweerder] op goede gronden een boete van € 2.000,- aan eiseres heeft opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
De voor de beoordeling van het beroep relevante wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Gronden van beroep
3. Eiseres voert primair aan dat geen sprake is van enige verwijtbaarheid. Zij is haar verantwoordelijkheden nagekomen en mocht ervan uitgaan dat de aannemer [naam] bij uitvoering van de werkzaamheden de Wav zou naleven. De Marktplaatsadvertentie zag er goed uit, de reviews waren positief en de aannemer kon bewijs van werkzaamheden en facturen van voorgaande klussen laten zien en overhandigen. Er was voor haar geen reden om te twijfelen aan de werkzaamheden van [naam] . De afspraak tussen [naam] en eiseres was dat hij de werkzaamheden in haar voortuin zou uitvoeren. Er is niet gesproken over het laten verrichten van die werkzaamheden door derden. Eiseres was niet op de hoogte van de betrokkenheid van de twee vreemdelingen en raakte hier pas mee bekend toen de politie ter plaatse was. Zij was op het moment van de aanvang van de werkzaamheden niet thuis en was daarom niet in de gelegenheid om enige persoonscontrole uit te voeren of invloed op de situatie uit te kunnen oefenen.
Subsidiair voert eiseres aan dat zelfs als haar wel verweten kan worden dat de twee vreemdelingen in haar voortuin aan het werk waren, de boete alsnog dient te worden kwijtgescholden, dan wel ernstig gematigd. Op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dient de hoogte van de bestuurlijke boete door het bestuursorgaan te worden afgestemd aan de hand van de ernst van de overtreding, de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, en dient rekening te worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Op de dag van de controle waren de werkzaamheden pas net begonnen en ging het om de verbouwing van een voortuin(tje). Het gaat om een eenmalige overtreding die dateert van bijna twee jaar terug, aldus eiseres.
Verwijtbaarheid
3.1.
.In situaties waarin verwijtbaarheid volledig ontbreekt bestaat geen grond voor boeteoplegging. Die situatie doet zich in elk geval voor indien de overtreder aannemelijk heeft gemaakt dat hij al hetgeen redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
Vaststaat dat de vreemdelingen de werkzaamheden in de tuin van eiseres zonder de vereiste vergunning hebben verricht. Nu de werkzaamheden in opdracht of ten dienste van eiseres zijn verricht en zij de werkzaamheden van de vreemdelingen niet heeft verhinderd, is eiseres werkgever in de zin van de Wav [1] . Het was aan eiseres om bij aanvang van de werkzaamheden na te gaan of aan de voorschriften van de Wav wordt voldaan. Dit heeft zij niet gedaan. Daarbij heeft [naam verweerder] ook kunnen betrekken dat eiseres via Markplaats tot de opdracht is gekomen, waarbij geen sprake was van een regulier bedrijf en vooraf geen (schriftelijke) offerte is uitgebracht. [naam verweerder] heeft dan ook kunnen concluderen dat eiseres in redelijkheid niet alles heeft gedaan om de overtreding te voorkomen en dus geen sprake is van het ontbreken van verwijtbaarheid. De omstandigheid dat eiseres nog niet op het adres woonde en niet aanwezig was tijdens de werkzaamheden en dat zij niet op de hoogte was van de werkzaamheden van de vreemdelingen maakt dit niet anders.
De hoogte van de boete
3.2.
Bij het opleggen van een boete wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav gaat het om de aanwending van een discretionaire bevoegdheid van [naam verweerder] . [naam verweerder] moet op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb de hoogte van de boete afstemmen op de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten en op de ernst van de overtreding. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. De rechter toetst zonder terughoudendheid of het besluit van [naam verweerder] met betrekking tot de boete leidt tot een evenredige sanctie. [2]
3.3.
De boete is opgelegd met inachtneming van de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2020 (Beleidsregel 2020) en de daarbij behorende Tarieflijst Boetenormbedragen Bestuurlijke Boete Wet arbeid vreemdelingen. [naam verweerder] is gemotiveerd uitgegaan van normale verwijtbaarheid van eiseres: de boete is afgestemd op een natuurlijk persoon, die een huishoudelijke of persoonlijke dienst laat verrichten. Eiseres heeft onvoldoende onderzocht of de vreemdelingen mochten werken en ook heeft [naam verweerder] rekening gehouden met de omstandigheid dat dit een eerste overtreding van eiseres betreft en niet is gebleken van grove schuld. De boete is daarom per overtreding vastgesteld op 50% van het boetenormbedrag van € 2.000,-, namelijk € 1.000,-. Aangezien sprake is van twee overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wav, is aan eiseres een boete van in totaal € 2.000,- opgelegd. De rechtbank volgt [naam verweerder] in zijn standpunt dat niet is gebleken van (bijzondere) omstandigheden op grond waarvan moet worden afgezien van het opleggen van een boete of tot (verdere) matiging van de boete moet worden overgegaan. Onder verminderde verwijtbaarheid moet worden verstaan situaties waarin het de werkgever niet volledig valt aan te rekenen dat hij de Wav heeft overtreden. [naam verweerder] stelt zich terecht op het standpunt dat de omstandigheid dat eiseres een jonge vrouw is die voor het eerst op zichzelf is gaan wonen en een eenmalige overtreding heeft begaan niet tot matiging van de boete kan leiden. De boete is al afgestemd op een overtreder die geen eerdere overtredingen heeft begaan. [naam verweerder] wijst er verder op dat in geval van recidive juist aanleiding zou bestaan om een hogere boete op te leggen (op grond van artikel 4 van de Beleidsregel). Eiseres heeft niet aangevoerd en overigens is niet aannemelijk geworden dat zij door de boete onevenredig wordt getroffen.
3.4.
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:46
[…]
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
[…]
Wet arbeid vreemdelingen (Wav)
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
b. werkgever:
1°. degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten;
2°. de natuurlijke persoon die een ander huishoudelijke of persoonlijke diensten laat verrichten;
c. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000;
[…]
Artikel 2
1. Het is een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning of zonder dat een vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever.
[…]
Artikel 18
Als overtreding wordt aangemerkt het niet naleven van de artikelen 2, eerste lid, 15, 15a en het bepaalde bij of krachtens artikel 2a.
Artikel 19d
[…]
6. Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld. Artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien een artikel gesteld bij of krachtens deze wet op grond waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, niet is nageleefd.
Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2020
Artikel 1
Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen wordt voor alle overtredingen als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die zijn neergelegd in de ‘Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wet arbeid vreemdelingen’ die als bijlage I bij deze beleidsregel is gevoegd.
In bijlage I is bepaald dat de boete voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav voor een natuurlijk persoon, die een huishoudelijke of persoonlijke dienst laat verrichten € 2.000,- bedraagt.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1137.
2.Dit is vaste rechtspraak. Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4367, onder 10.1.