ECLI:NL:RBROT:2025:5762

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
10/342669-23 (gev); 10/266392-24; 10/346085-24; 10/363886-24 en 10/182102-24 / TUL: 10/182196-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging, bedreigingen, belediging van ambtenaar en vernieling met verwerping beroep op noodweer en verminderde toerekeningsvatbaarheid

Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder openlijke geweldpleging in vereniging, bedreigingen, belediging van een ambtenaar en vernieling. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een advocaat, mr. W.M. Shreki. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 december 2023 in een supermarkt in Rotterdam openlijk geweld heeft gepleegd tegen een 68-jarige man, waarbij hij deze meerdere malen heeft geslagen en geschopt, ook toen het slachtoffer al op de grond lag. Dit geweld vond plaats in vereniging met een medeverdachte. De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat er geen sprake was van een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding. De verdachte is ook veroordeeld voor bedreigingen aan het adres van verschillende slachtoffers, waaronder verbalisanten, en voor het beledigen van een ambtenaar in functie. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn alcoholgebruik en eerdere veroordelingen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/342669-23 (gev); 10/266392-24; 10/346085-24; 10/363886-24 en
10/182102-24
Parketnummer vordering TUL: 10/182196-21
Datum uitspraak: 22 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/342669-23, 10/182102-24: feit 1, feit 2 primair, feit 3 en feit 4, 10/266392-24, 10/346085-24 en 10/363886-24 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een inspanningsverplichting voor dagbesteding, het meewerken aan schuldhulpverlening, zich niet vestigen op een ander adres zonder toestemming van het openbaar ministerie, het meewerken aan middelencontrole, en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het reclasseringstoezicht;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/182196-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering 10/342669-23: openlijke geweldpleging
4.1.1.
Standpunt officier van justitie/verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de openlijke geweldpleging kan worden bewezen op basis van de verklaring van de verdachte, de aangifte en de camerabeelden. Op de beelden lijkt te zien dat aangever is begonnen met het geweld, echter van een zelfverdedigingssituatie kan geen sprake zijn omdat de verdachte en de medeverdachte disproportioneel hebben gereageerd.
De verdediging heeft verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van de feitelijke geweldshandelingen die niet door hem zijn verricht. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 27 december 2023 samen met de medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen de aangever naar aanleiding van een conflict bij een kassa in de Albert Heijn. Daarmee is sprake van openlijke geweldpleging.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte hieraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd. Zo heeft hij de aangever meerdere malen tegen het hoofd en tegen het lichaam geslagen en geschopt. Ook heeft hij de aangever (bij de nek) vastgehouden toen deze werd geslagen door de medeverdachte. Zelfs toen de aangever al op de grond lag bleef het geweld doorgaan. De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte geleverde bijdrage aan het openlijk geweld tegen de aangever van meer dan voldoende gewicht is geweest. Uit voornoemde geweldshandelingen en de wijze waarop deze door de verdachte zijn gepleegd volgt ook dat de verdachte opzet heeft gehad op die openlijke geweldpleging.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich op 27 december 2023 in de Albert Heijn te Rotterdam schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een persoon.
Dat de verdachte niet alle – met betrekking tot het openlijk geweld tegen deze aangever ten laste gelegde – geweldshandelingen heeft gepleegd, maakt niet dat de verdachte daarvan partieel moet worden vrijgesproken. Indien sprake is van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging door een verdachte – zoals ook in dit geval – dan geldt immers dat de verdachte ook strafrechtelijk aansprakelijk is voor het niet door hemzelf gepleegde, in de tenlastelegging vermelde, geweld.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde, te weten het in vereniging plegen van openlijk
geweld, wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijswaardering 10/182102-24 feit 1, 2, 3 en 4: bedreiging, openlijke geweldpleging, bedreiging en bedreiging
4.2.1.
Standpunt verdediging
T.a.v. feit 1 stelt de verdediging dat niet bewezen kan worden dat de verdachte degene is geweest die aangever [slachtoffer 1] heeft bedreigd. Het incident bij Backwerk is niet op camerabeelden te zien. De omschrijvingen die [slachtoffer 1] en de getuige geven van de persoon die de bedreiging geuit zou hebben, komen niet overeen met hoe de verdachte er die dag uitzag. Het opgegeven signalement is bovendien erg summier. Niet kan worden uitgesloten dat een ander de bedreiging heeft geuit.
T.a.v. feit 2 stelt de verdediging dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd of een bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat door de medeverdachte is gepleegd. Uit de camerabeelden blijkt dat aangever [slachtoffer 2] degene is geweest die als eerste geweld heeft gebruikt richting de verdachte. Op de beelden is niet te zien dat de verdachte enige vorm van fysiek geweld jegens [slachtoffer 2] heeft gebruikt. Ook is er onvoldoende bewijs dat de verdachte een intellectuele of materiële bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat door de medeverdachte is gepleegd.
T.a.v. feit 3 heeft de verdediging verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van de bedreiging “
ik ga je strot snijden, ik ga je vermoorden”. Voor wat betreft het gooien met de stoeptegel betreft, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
T.a.v. feit 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte de bedreigende woorden heeft geuit. De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van aangever [slachtoffer 2] . Uit de aangifte van [slachtoffer 2] volgt dat degene die hem bedreigd en aangevallen heeft, dezelfde persoon is die [slachtoffer 1] bedreigd heeft. De rechtbank acht daarom voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat dit feit door de verdachte gepleegd is.
De rechtbank acht ook de openlijke geweldpleging, zoals ten laste gelegd onder feit 2, wettig en overtuigend bewezen. Om tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging te komen, dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Uit de aangifte blijkt dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op de Prins Alexanderlaan aangever [slachtoffer 2] tegenkomen. De verdachte heeft met zijn gedrag een reactie bij aangever uitgelokt, waarna er een worsteling is ontstaan waarbij zij alle drie betrokken waren. Aangever heeft verklaard dat hij tijdens deze worsteling meerdere klappen op zijn lichaam en hoofd voelde. Getuige [getuige] verklaart dat de verdachte de agressor was, waarna er een worsteling ontstond waarbij allebei de verdachten een rol hadden. Voorts verklaart getuige [getuige] dat de verdachte op een gegeven moment bovenop aangever lag terwijl de medeverdachte slaande en schoppende bewegingen richting aangever maakte. Daarnaast blijkt uit de camerabeelden dat de verdachte een schoppende beweging heeft gemaakt richting aangever toen aangever op de grond lag. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat verdachte en de medeverdachte openlijk geweld hebben toegepast op aangever en dat de door verdachte daaraan geleverde bijdrage van voldoende gewicht is.
De rechtbank acht de onder feit 3 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen voor zover het ziet op het gooien van een stoeptegel. Het gooien van de stoeptegel is te zien op de camerabeelden en de verdachte heeft dit ook bekend. Op de camerabeelden is – voorafgaand het gooien van de stoeptegel – tevens een verhitte discussie tussen aangever en verdachte te zien. De rechtbank is van oordeel dat door het onder deze omstandigheden gooien met een stoeptegel door verdachte, bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij slachtoffer zouden worden van zware mishandeling. Daarom vindt de rechtbank bedreiging met zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van de woordelijke bedreiging, omdat de verklaring van aangever niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
Tot slot acht de rechtbank ook de onder 4 ten laste gelegde bedreigingen van de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] wettig en overtuigend bewezen, omdat het procesdossier daaromtrent twee op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal bevat.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
10/182102-24 feit 3; 10/266392-24; 10/346085-24 en 10/363886-24
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10-342669-23
hij op 27 december 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten, in de supermarkt de Albert Heijn gelegen aan de Nieuwe Binnenweg, op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] door:
-meerdere malen, tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan en/
-het hoofd van die [slachtoffer 3] naar een metalen prullenbak te trekken en te duwen en
-die [slachtoffer 3] van achteren bij de keel te pakken en in een wurggreep te houden en(vervolgens) naar de grond te trekken en
-terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag meerdere malen, met de voet tegen het hoofd te trappen.
10-182102-24
1.
hij op ­­­­­­­­­­­­­27 mei 2024 te Rotterdam, ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snij je strot, en­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ ik snij je keel door tot je doodbloedt", ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­;
4.
hij op 27 mei 2024 te Rotterdam, [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [naam verbalisant 1] en die [naam verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik jou tegen kom als jij je pakkie niet aan hebt schiet ik je dood" en "Ik maak je kapot. Ik maak je kankerdood"
3.
hij op 27 mei 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door naar die [slachtoffer 2] een stoeptegel te gooien

10/346085-24

10/266392-24
hij op 20 augustus 2024 te Capelle aan den IJssel, heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht
door die de woorden toe te voegen: "Je weet wat ik op mij naam heb staan en dat ik geprobeerd heb om een collega dood te rijden en straks gaat dat met jou gebeuren", en
door (vervolgens) met zijn hand naar zijn, verdachtes, keel te grijpen en een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, keel te maken, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die in diens hoedanigheid van ambtenaar van de politie;
[slachtoffer 4]
10-182102-24
hij op 20 oktober 2024 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten , brigadier bij de Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Jij bent een vuile kanker aap en vuile kanker zwarte en vuile NSB-
[naam verbalisant 3]
er;
"
10/363886-24
hij op 14 november 2024 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een kerstmanpop, die geheel aan en/of , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft beschadigd.
[slachtoffer 5] [slachtoffer 6]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

5.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
10/342669-23
-
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
10/182102-24

1.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2.openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

3.bedreiging met zware mishandeling;

4.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermaals gepleegd;

10/266392-24
-
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
10/346085-24
-
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
10/363886-24
-
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
5.2.
Strafbaarheid
5.2.1.
Standpunt verdediging
T.a.v. de onder parketnummer 10/182102-24 onder feit 2 en 3 bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en bedreiging stelt de verdediging dat er sprake was van een noodweersituatie en dit dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. Uit de camerabeelden blijkt dat de aangever buitengewoon agressief was. Hij is meerdere keren achter de verdachte aangerend en heeft hem mishandeld. Er was sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lijf waartegen de verdachte zich mocht verdedigen. De verdachte heeft hierop gereageerd door onder andere een stoeptegel naar de aangever te gooien. De reactie van de verdachte voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
T.a.v. feit 3 heeft de verdediging zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de verdachte een beroep op noodweerexces toekomt. Door de aanval van aangever [slachtoffer 2] is bij de verdachte een hevige gemoedsbeweging ontstaan als gevolg waarvan hij de steen heeft gegooid.
5.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. Uit het geheel van het dossier volgt dat de verdachte op 27 mei 2024 op de Prins Alexanderlaan te Rotterdam in een beschonken toestand verkeerde, overlastgevend gedrag vertoonde en met diverse personen de confrontatie aanging, zo ook met aangever [slachtoffer 2] . Er ontstond een gevecht, waarna aangever [slachtoffer 2] achter de verdachte is aangerend. Op een gegeven moment is aangever teruggelopen naar zijn tas. Op dat moment, toen er van geweld geen sprake was, heeft de verdachte een stoeptegel opgepakt en naar aangever gegooid. Van een noodweersituatie was derhalve geen sprake op dat moment. Vervolgens ontstond een worsteling waarbij zowel de verdachte als de medeverdachte een rol hebben gehad. Uit dit alles volgt dat de verdachte degene is geweest die de confrontatie aanging, terwijl hij ook de-escalerend had kunnen handelen en weg had kunnen gaan.
5.2.3.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een noodweersituatie. De verdachte kan daarom geen beroep doen op noodweer dan wel noodweerexces. Het verweer wordt verworpen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van nog geen jaar schuldig gemaakt aan een achttal strafbare feiten, veelal terwijl hij onder invloed was van alcohol.
Hij heeft zich in een supermarkt schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen een persoon naar aanleiding van een conflict bij een kassa. De verdachte heeft samen met de medeverdachte het 68-jarige slachtoffer vele malen geslagen en geschopt, ook toen het slachtoffer al op de grond lag. Het geweld was excessief. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededader een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft als gevolg van het geweld onder meer een gebroken oogkas en een gebroken kaakbijholte opgelopen.
Enkele maanden later heeft de verdachte wederom in vereniging openlijk geweld gepleegd tegen een persoon door het slachtoffer meerdere malen tegen het hoofd en het lichaam te schoppen. Ook heeft hij dit slachtoffer bedreigd. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte een viertal personen bedreigd, waaronder drie verbalisanten. Ook heeft hij een verbalisant beledigd. De verdachte heeft zich diverse keren op een agressieve en bovenal vervelende manier gedragen. Door aldus te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast veroorzaken misdrijven als de onderhavige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen. Door een verbalisant in het openbaar te beledigen heeft verdachte ook het gezag van de politie aangetast. Het gedrag van de verdachte getuigt van een ernstig gebrek aan respect voor de politie, die tot taak heeft de openbare orde te handhaven en de veiligheid op straat te bewaren.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van een kerstmanpop van de woongroep waar hij woonachtig was, door de pop met een mes te steken en deze te besmeuren met ketchup. De verdachte heeft hiermee blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen en heeft de woongroep schade en overlast bezorgd.
Het betreffen ernstige strafbare feiten. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan. Het gedrag van de verdachte is onaanvaardbaar.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte heeft een groot aantal, soms ernstige, strafbare feiten op zijn naam staan. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten (met uitzondering van het feit in de zaak met parketnummer 10/363886-24) in een proeftijd vanwege een eerdere veroordeling. De eerdere veroordelingen en de proeftijd hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Hiermee wordt in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.
Enigszins in het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank, gelet op genoemde documentatie, rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van
Strafrecht.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 januari 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
We schatten, op basis van het dossier en de uitgebreide justitiële documentatie, de kans op recidive hoog. Eerder werd hij naar aanleiding van deze uitgebreide justitiële documentatie aangemeld voor de HIT aanpak Rotterdam. Hoewel de verdachte aangeeft zijn leven te willen beteren en te werken aan een positieve maatschappelijk positie, lukt het hem (ondanks de ingezette hulp) niet dit te realiseren. We sluiten niet uit dat er sprake is van onderliggende psychopathologie en zijn handelen te wijten is aan inadequate coping, gebrekkige zelfbeheersing c.q. impulscontroleproblematiek. Ook sluiten we een negatief sociaal netwerk en middelengebruik, waaronder alcohol als katalysator voor het negatieve gedrag, niet uit. Veronderstelde beschermende factoren zoals huisvesting, inkomen en begeleiding zijn ingezet, echter hebben vooralsnog niet bijgedragen aan het voorkomen van nieuwe en herhaalde grensoverschrijdende-, overlastgevende gedragingen en/ of delict gedrag.
Bij een veroordeling adviseren wij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Als de rechter toch besluit tot een (deels) voorwaardelijke sanctie, adviseren wij de onderstaande voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering
  • Ambulante behandeling
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Contactverbod
  • Dagbesteding
  • Meewerken aan schuldhulpverlening
  • Geen andere huisvesting zonder toestemming
  • Meewerken aan middelencontrole
Wij adviseren dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is groot.
Psycholoog drs. [persoon A] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 27 maart 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De intelligentie imponeert als gemiddeld, hetgeen bij onderzoek wordt bevestigd. Er zijn geen aanwijzingen voor een psychiatrisch ziektebeeld en in de persoonlijkheid kunnen hooguit wat antisociale trekken worden gezien. Er worden uitsluitend aanwijzingen gevonden voor een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol.
De verdachte lijkt de afgelopen jaren steeds vaker in beschonken toestand te hebben rondgelopen en onder invloed strafbare feiten te hebben gepleegd, zonder dat dit voor hem zelf enig profijtelijk voordeel had. Het tegendeel is zelfs het geval. Hij had woonruimte en is dat nu kwijt. Bovendien is zijn rijbewijs verschillende keren ingenomen, terwijl dit voor zijn werk als bezorger cruciaal is. De verdachte is naar zijn zeggen in staat om enige tijd niet te drinken, maar lijkt onvoldoende in staat om gematigd te drinken. Nadat hij met drinken is begonnen is de keuze om hiermee tijdig te stoppen niet langer een geheel vrije, ook al weet hij dat hij dan een ander mens wordt en tot delicten als de onderhavige kan komen.
Dit leidt tot het advies van (licht) verminderde toerekening.
Indien de verdachte doorgaat met het zich periodiek laten vollopen met alcoholhoudende drank dan moet het risico van recidive van feiten zoals de onderhavige als hoog worden gezien.
De verdachte heeft allereerst assistentie nodig bij het verkrijgen van de meest basale middelen van bestaan, zoals huisvesting, financiën/inkomen en dagbesteding. Als dit is geregeld zal een therapeutische interventie zich allereerst moeten richten op het abstinent worden van alcohol en zal dit ook moeten ·worden gemonitord middels UC.
De voorgestelde ambulante behandeling van m.n. het alcoholgebruik van de verdachte kan worden gerealiseerd binnen het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met proeftijden toezicht door de (verslavings)reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Omdat de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een stoornis in het gebruik van alcohol, in verband waarmee hij in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op het vonnis van 9 april 2024, waarbij de medeverdachte voor de openlijke geweldpleging is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding een contactverbod met de aangevers op te leggen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen, inspanningsverplichting dagbesteding, medewerking aan schuldhulpverlening en middelencontrole en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De raadsvrouw heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, gelet op de rol van de verdachte in het geheel van de openlijke geweldpleging, de rol van aangever, het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank is echter van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden voldoende tot uitdrukking komen in de eis van de officier van justitie en ziet geen aanleiding om daar van af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregel

10-342669-23

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 3] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.406,94 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 6.021,94, bestaande uit € 3.021,94 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente. Omdat de verdachte het strafbare feit samen met de mededader heeft gepleegd is verzocht de verdachte hoofdelijk aansprakelijk te stellen. De medeverdachte is op 9 april 2024 hoofdelijk veroordeeld voor ditzelfde bedrag.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk te verklaren in de materiële kosten, gelet op het geringe aandeel van de verdachte in het openlijk geweld en het feit dat de kosten niet daadwerkelijk zijn gemaakt. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de schade dient te worden gematigd tot € 350,- gelet op de medeschuld van de benadeelde partij [slachtoffer 3] en de aangehaalde jurisprudentie geen vergelijkbare zaken betreffen.
8.3.
Beoordeling
Het staat vast dat de verdachte door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks
schade aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft toegebracht. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] is genoegzaam onderbouwd en door de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist. De materiële schade zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat die schade naar maatstaven van billijkheid zal worden vastgesteld op € 3.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Omdat de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij [slachtoffer 3] betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij [slachtoffer 3] van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 december 2023.
Omdat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van
€ 6.021,94, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
10-182102-24
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam verbalisant 2] ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij [naam verbalisant 2] vordert een vergoeding van € 275,- aan immateriële schade.
8.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [naam verbalisant 2] toe te wijzen of gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
8.6.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij [naam verbalisant 2] niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de hoogte van de vordering te matigen tot een bedrag van maximaal € 150,-.
8.7.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat de benadeelde partij [naam verbalisant 2] zich, zoals hij heeft verklaard, bedreigd en angstig heeft gevoeld. Dit brengt echter niet zonder meer met zich mee dat sprake is van een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvoor is immers nodig dat sprake is van geestelijk letsel, dan wel van een zeer ernstige inbreuk op de integriteit van zijn persoon. De rechtbank stelt vast dat de gestelde immateriële schade – behoudens een algemene weergave van de gevolgen – niet is onderbouwd met enig stuk. Evenmin is gesteld of anderszins gebleken dat sprake is geweest van dergelijk letsel of een dusdanige inbreuk op de integriteit van de persoon van de benadeelde partij [naam verbalisant 2] , dat de vordering tot vergoeding wegens immateriële schade zonder meer toewijsbaar is. Ook bevat het procesdossier geen aanknopingspunten dat de verdachte het oogmerk heeft gehad zodanig nadeel toe te brengen aan de benadeelde partij [naam verbalisant 2] . De vordering zal om deze redenen worden afgewezen.
Omdat de vordering van de benadeelde partij [naam verbalisant 2] zal worden afgewezen zal de benadeelde partij [naam verbalisant 2] worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.8.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij [naam verbalisant 2] .

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 6 juli 2022 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van vernieling en diefstal veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 21 juli 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie/verdediging
De officier van justitie heeft primair tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gevorderd. Mocht de rechtbank besluiten de proeftijd met één jaar te verlengen, dan vordert hij de bijzondere voorwaarden zoals bij de voorwaardelijke straf zijn geadviseerd, aan de vordering tenuitvoerlegging te koppelen.
De verdediging heeft gelet op het lange voorarrest dat de verdachte heeft ondergaan verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de proeftijd met één jaar te verlengen of de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten (met uitzondering van het feit in de zaak met parketnummer 10/363886-24) zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank acht dat op dit moment niet passend en zal in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar en aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering (met uitzondering van het contactverbod).

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 141, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd onder parketnummers 10/342669-23, 10/182102-24 feit 1, feit 2 primair, 3 en 4, 10/266392-24, 10/346085-24 en 10/363886-24;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering op het adres Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan onderzoek en laat zich indien geïndiceerd behandelen door een nog nader te bepalen forensische instelling/behandelaar, te bepalen door de reclassering. De behandeling start bij voorkeur zo snel mogelijk maar in elk geval na onderzoek, positieve indicatie en aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan onderzoek naar een passende (beschermde) woonvorm en verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na positieve indicatie en intake, bij voorkeur zo snel mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde zal zich niet vestigen op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander
zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 3]te betalen een bedrag van
€ 6.021,94 (zegge: zesduizend eenentwintig euro en vierennegentig eurocent), bestaande uit € 3.021,94 aan materiële schade en € 3.000, - aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [slachtoffer 3] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3] te betalen
€ 6.021,94(hoofdsom,
zegge: zesduizend eenentwintig euro en vierennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.021,94 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
65 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] en omgekeerd;
wijst af de vordering van
de benadeelde partij [naam verbalisant 2];
veroordeelt de benadeelde partij [naam verbalisant 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verlengt de proeftijdvan de bij vonnis van 6 juli 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 (één) jaar;
wijzigt de voorwaarden verbonden aan de bij vonnis van 6 juli 2022 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, zodat zij komen te luiden zoals hierboven omschreven bij het in dit vonnis voorwaardelijk opgelegde strafdeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mr. N.M. Ketelaar en mr. J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B.A. Slebus en mr. T.W. Veldhoen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier T.W. Veldhoen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/342669-23
hij op of omstreeks 27 december 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten, in de supermarkt de Albert Heijn gelegen aan de Nieuwe Binnenweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] door:
-meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of
-het hoofd van die [slachtoffer 3] naar een metalen prullenbak te trekken en/of te duwen en/of
-die [slachtoffer 3] van achteren bij de keel te pakken en/of te grijpen en/of in een wurggreep te houden en/of (vervolgens) naar de grond te trekken en/of
-terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag meerdere malen, althans eenmaal met de voet op/tegen het hoofd te trappen;
10/182102-24
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snij je strot en/ of Kom dan, ik trap je, ik heb schijt aan een Anti, ik pak hem. Ik snij je keel door tot je doodbloedt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Rotterdam, althans in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door naar die [slachtoffer 2] een stoeptegel te gooien en daarbij dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je strot snijden. Ik ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Rotterdam, althans in Nederland [naam verbalisant 1] en/of [naam verbalisant 2] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam verbalisant 1] en/of die [naam verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik jou tegen kom als jij je pakkie niet aan hebt schiet ik je dood" en/of "trek je pakkie uit dan dan gaan we matten. Ik maak je kapot. Ik maak je kankerdood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen heeft mishandeld door die meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen;
[slachtoffer 2]
10/266392-24
hij op of omstreeks 20 augustus 2024 te Capelle aan den IJssel, heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
- zware mishandeling,
door die de woorden toe te voegen: "Je weet wat ik op mij naam heb staan en dat ik geprobeerd heb om een collega dood te rijden en straks gaat dat met jou gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
door (vervolgens) met zijn hand naar zijn, verdachtes, keel te grijpen en/of een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, keel te maken, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die in diens hoedanigheid van ambtenaar van de politie;
[slachtoffer 4]
10/346085-24
hij op of omstreeks 20 oktober 2024 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar.te weten , brigadier bij de Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Jij bent een vuile kanker aap en/of vuile kanker zwarte en/ of vuile NSB-er en/ of ik maak je kapot, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
[naam verbalisant 3]
10/363886-24
hij op of omstreeks 14 november 2024 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een kerstmanpop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan en/of , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
[slachtoffer 5] [slachtoffer 6]