In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Leger des Heils en een gedaagde, die in een zorg- en huurovereenkomst was betrokken. De eiser, het Leger des Heils, vorderde ontruiming van de woonruimte van de gedaagde, die zich volgens de eiser onttrok aan de zorg en zijn huurverplichtingen niet nakwam. De gedaagde had een zorg- en dienstverleningsovereenkomst (ZDO) en een huurovereenkomst gesloten, waarbij de zorgverlening en de huur onlosmakelijk met elkaar waren verbonden. De rechtbank oordeelde dat het zorgelement in deze overeenkomsten prevaleerde, waardoor de gedaagde geen huurbescherming toekwam. De rechtbank concludeerde dat de overeenkomsten rechtsgeldig waren beëindigd en dat de gedaagde de woonruimte moest ontruimen. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van het Leger des Heils, die in totaal € 1.752,45 bedroegen.