ECLI:NL:RBROT:2025:5711
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging erkenning van een kind door de rechtbank in het kader van familierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2025 uitspraak gedaan over de vernietiging van de erkenning van verzoeker door [belanghebbende]. Verzoeker, geboren op [geboortedatum 1] 1991, heeft verzocht om de erkenning te vernietigen omdat [belanghebbende] niet zijn biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker al langer dan de wettelijke termijn van drie jaar op de hoogte was van het feit dat [belanghebbende] niet zijn biologische vader is, wat in eerste instantie zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Echter, de rechtbank oordeelde dat in dit specifieke geval de termijnstelling een ongerechtvaardigde inmenging vormt in de zin van artikel 8 lid 2 EVRM, omdat de belangen van verzoeker niet worden beschermd door de wettelijke termijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de erkenning van verzoeker door [belanghebbende] vernietigd moet worden, zodat [persoon A], de biologische vader, de erkenning kan doen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen worden.