ECLI:NL:RBROT:2025:5711

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
C/10/679504 / FA RK 24-3882
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van een kind door de rechtbank in het kader van familierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2025 uitspraak gedaan over de vernietiging van de erkenning van verzoeker door [belanghebbende]. Verzoeker, geboren op [geboortedatum 1] 1991, heeft verzocht om de erkenning te vernietigen omdat [belanghebbende] niet zijn biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker al langer dan de wettelijke termijn van drie jaar op de hoogte was van het feit dat [belanghebbende] niet zijn biologische vader is, wat in eerste instantie zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Echter, de rechtbank oordeelde dat in dit specifieke geval de termijnstelling een ongerechtvaardigde inmenging vormt in de zin van artikel 8 lid 2 EVRM, omdat de belangen van verzoeker niet worden beschermd door de wettelijke termijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de erkenning van verzoeker door [belanghebbende] vernietigd moet worden, zodat [persoon A], de biologische vader, de erkenning kan doen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/679504 / FA RK 24-3882
Beschikking van 23 april 2025 over vernietiging van de erkenning
in de zaak van:
[verzoeker], hierna: verzoeker,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. P.A. van Hecke te Rotterdam,
In deze zaak is belanghebbende:
[belanghebbende], hierna: [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
In deze zaak zijn als informant opgeroepen:
[naam moeder], hierna: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
en
[persoon A], hierna: [persoon A] ,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 23 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 31 maart 2025. Daarbij zijn verschenen:
- verzoeker met zijn advocaat;
- [belanghebbende] ;
- de moeder;
- [persoon A] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Verzoeker is op [geboortedatum 1] 1991 te [geboorteplaats 1] geboren uit de moeder.
2.2.
[persoon A] staat op de geboorteakte van verzoeker vermeld als aangever.
2.3.
Blijkens een latere vermelding erkenning op de geboorteakte van verzoeker is hij op 18 april 2000 erkend door [belanghebbende] .
2.4.
Onweersproken is dat [belanghebbende] niet de biologische vader van verzoeker is.
2.5.
Verzoeker, [belanghebbende] en de moeder hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Vernietiging erkenning
3.1.1.
Het verzoek strekt tot vernietiging van de erkenning van verzoeker door
[belanghebbende] .
3.1.2.
Verzoeker legt aan dit verzoek ten grondslag dat [belanghebbende] niet zijn biologische vader is. Zijn biologische vader is [persoon A] , die ook als aangever staat vermeld op zijn geboorteakte. Verzoeker acht het van groot emotioneel belang dat [persoon A] hem erkent waarna hij de naam [persoon A] als achternaam kan dragen, omdat die achternaam een belangrijke culturele en emotionele waarde heeft in verband met zijn gemixte achtergrond.
3.1.3.
Op grond van artikel 1:205 lid 1a en lid 4 BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning op grond van het feit dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend door het kind, binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de erkenner vermoedelijk niet de biologische vader is. Als het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
3.1.4.
Vaststaat dat verzoeker al langer dan de wettelijke termijn van drie jaar weet dat [belanghebbende] niet zijn biologische vader is. Dit betekent dat verzoeker in beginsel in zijn verzoek niet-ontvankelijk is omdat het verzoek tot vernietiging niet binnen de wettelijke termijn is ingediend.
3.1.5.
Het stellen van termijnen is in beginsel geen ongerechtvaardigde inmenging in het family life van betrokkenen in de zin van artikel 8 EVRM, nu de in de wet gegeven termijnen noodzakelijk zijn in een democratische samenleving teneinde de rechtszekerheid te waarborgen en verder ter bescherming van de belangen van het kind. In onderhavige zaak is het echter de wens van alle betrokkenen dat de erkenning van verzoeker door [belanghebbende] wordt vernietigd, zodat de weg vrijkomt voor [persoon A] om verzoeker te erkennen. Hoewel het verzoek van verzoeker zowel [belanghebbende] als de moeder raakt en tot tegenstrijdige emoties leidt, gunnen zij het verzoeker dat hij wordt erkend door [persoon A] en hij diens achternaam kan aannemen. Nu aannemelijk is dat de rechtszekerheid in dit geval niet wordt geschaad en de belangen van verzoeker niet worden beschermd door de wettelijke termijn van artikel 1:205 lid 4 BW, maar hierdoor juist worden geschaad, vormt in dit specifieke geval de termijnstelling een ongerechtvaardigde inmenging in de zin van artikel 8 lid 2 EVRM. Hieruit volgt dat de rechtbank verzoeker alsnog in zijn verzoek zal ontvangen.
3.1.6.
Uit de processtukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. Onweersproken is dat [belanghebbende] niet de biologische vader is van verzoeker. [belanghebbende] en de moeder ondersteunen het verzoek tot vernietiging van de erkenning. Verzoeker heeft weer contact met [persoon A] , met wie hij vanaf zijn achttiende verjaardag een steeds betere band heeft gekregen. Erkenning is voor verzoeker van grote emotionele waarde omdat op die wijze ook het feit dat hij deels Surinaams is erkend wordt, hetgeen verzoeker ook belangrijk vindt voor zijn dochter. Verzoeker heeft een diepgewortelde wens om de naam van [persoon A] aan te nemen in verband met zijn gemixte achtergrond en de band met Suriname en diens geschiedenis. De achternaam [persoon A] is voor verzoeker verbonden aan zijn identiteit. Daarnaast geldt dat [persoon A] bereid is verzoeker alsnog te erkennen, zoals verzoeker wenst. Dit alles maakt dat het verzoek in belang van verzoeker wordt toegewezen.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
vernietigt de erkenning van [verzoeker] , geboren op [geboortedatum 1] 1991, [geboorteplaats 1] , door [belanghebbende] , geboren op [geboortedatum 2] 1955 te [geboorteplaats 2] ;
4.2.
draagt de griffier op om niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en als daartegen geen hoger beroep is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Capelle aan den IJssel zoals bepaald in artikel 1:20e lid 1 BW;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Berghuis-Knijff, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. E. van Alebeek-Baars, griffier, op 23 april 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Verzoeker en verschenen belanghebbenden moeten het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden moeten het beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere manier bekend is geworden.