ECLI:NL:RBROT:2025:561

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/10/690129 / KG ZA 24-1137
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over dwangsommen en executiegeschil tussen MIB B.V. en Innodox c.s.

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen de eiseressen, MIB B.V. en Mampaey Offshore Industries B.V., de opheffing of schorsing van executoriale beslagen die door de gedaagden, Verenigde Tankrederij Holding B.V. en Innodox B.V., zijn gelegd. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere kort geding-procedure waarin MIB werd veroordeeld tot het verstrekken van informatie aan de gedaagden, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De gedaagden stellen dat MIB niet aan deze veroordeling heeft voldaan en dat de dwangsom volledig is verbeurd, terwijl MIB van mening is dat zij wel aan de veroordeling heeft voldaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat de executie niet hoeft te worden gestaakt, omdat het voldoende aannemelijk is dat MIB de opgelegde dwangsommen heeft verbeurd. De rechter wijst de vorderingen van Mampaey c.s. af en legt hen de proceskosten op. Dit vonnis is gewezen op 20 januari 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/690129 / KG ZA 24-1137
Vonnis in kort geding van 20 januari 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIB B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMPAEY OFFSHORE INDUSTRIES B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROPEAN INTELLIGENCE B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseressen in conventie, verweersters in voorwaardelijke reconventie,
advocaten mr. M.F.H. Broekman en mr. S.A. ten Broecke,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERENIGDE TANKREDERIJ HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[holding A],
gevestigd te Dordrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[holding B],
gevestigd te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INNODOX B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in conventie, eiseressen in voorwaardelijke reconventie,
advocaten mr. J.A.I. Verheul en mr. J.B. van Solinge.
Eiseres sub 1 wordt hierna ‘MIB’ genoemd. Eiseressen worden hierna samen ‘Mampaey c.s.’ genoemd. Gedaagden sub 1 tot en met 3 worden hierna samen ‘VT c.s.’ genoemd. Gedaagde sub 4 wordt hierna ‘Innodox’ genoemd. Gedaagden sub 1 tot en met 4 worden hierna samen ‘Innodox c.s.’ genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

Eén van de eisende partijen is veroordeeld tot verstrekking van informatie aan gedaagden, op straffe van verbeurte van een dwangsom (tot een maximum van € 500.000). Gedaagden menen dat niet aan de dwangsomveroordeling is voldaan en dat de dwangsom volledig is verbeurd. Daarom hebben gedaagden executoriaal beslag laten leggen. Volgens eisers is wel voldaan aan de dwangsomveroordeling. Daarom willen zij dat de executie niet doorgaat. In dit vonnis wordt beslist dat de executie niet hoeft te worden gestaakt.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding met producties 1-16,
  • aanvullende producties 17-21,
  • de brief van mr. Verheul met verzoek tot het geven van bevel ex artikel 22 Rv, met bijlage 1-11,
  • de reactie van mr. Broekman,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie van 6 januari 2025, met producties 1-19,
  • aanvullende producties 20-22,
  • aanvullende productie 23,
  • de spreekaantekeningen van Mampaey c.s.,
  • de spreekaantekeningen van Innodox c.s.
2.2.
De mondelinge behandeling was op 6 januari 2025.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Mampaey c.s. vorderen, samengevat, opheffing dan wel schorsing van de executoriale beslagen. Innodox c.s. voeren verweer en stellen voorwaardelijk vorderingen in reconventie in.
3.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
3.3.
De vorderingen van Mampaey c.s. worden afgewezen. Het is voldoende aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Mampaey c.s. de opgelegde dwangsommen volledig hebben verbeurd. Dit wordt hieronder verder uitgelegd, nadat eerst is uitgelegd wat de achtergrond van deze zaak is.
De achtergrond van deze zaak
3.4.
Het geschil tussen de partijen bestaat sinds 2020. Toen is MIB (dat toen nog een andere naam had: Mampaey Beheer International B.V.) een kort geding-procedure tegen VT c.s. gestart. In die procedure beriep MIB zich op een
drag along-bepaling en vorderde zij dat VT c.s. werden veroordeeld om hun aandelen in Innodox aan MIB te leveren. Die vordering van MIB is in eerste aanleg (op 2 december 2020) en in hoger beroep (op 22 juni 2021) afgewezen.
3.5.
Volgens Innodox c.s. heeft MIB in de hiervoor genoemde kort geding-procedure een oneigenlijk beroep gedaan op de drag along-bepaling om zich de aandelen in Innodox toe te eigenen. Innodox c.s. zijn van mening dat MIB met het voeren van de kort geding-procedure onrechtmatig heeft gehandeld en misbruik van procesrecht heeft gemaakt. Innodox c.s. willen de schade die zij hierdoor daadwerkelijk hebben geleden (de werkelijke proceskosten die zij ter zake van die kort geding-procedure hebben gemaakt) op Mampaey c.s. verhalen.
3.6.
Om hun procespositie te bepalen en nader bewijs te krijgen voor hun stellingen, zijn Innodox c.s. een volgende kort geding-procedure tegen Mampaey c.s. gestart. In die kort geding-procedure hebben Innodox c.s. - kort samengevat - afschriften van een aantal documenten van Mampaey c.s. gevorderd. Die vordering is in eerste aanleg (op 1 maart 2022) afgewezen, maar in hoger beroep door het Gerechtshof (op 17 oktober 2023) alsnog deels toegewezen tegen MIB.
3.7.
De beslissing van het Gerechtshof luidt, voor zover van belang:
“- veroordeelt Mampaey Beheer om binnen twee weken na betekening van dit arrest èn na betaling door VT c.s. van een voorschot voor de daarmee samenhangende kosten van € 1.050 exclusief BTW op een onmiddellijk na betekening door Mampaey Beheer op te geven bankrekeningnummer, aan VT c.s., op hun kosten, afschriften te verstrekken van
• de samenwerkingsovereenkomst van 25 mei 2020 tussen Mampaey Beheer en
Mampaey Offshore enerzijds en (in ieder geval) Aerolift anderzijds, conceptversies
daarvan en de bijbehorende documenten, zoals bijlagen en addenda, nader omschreven op pagina 82 van de inleidende dagvaarding onder (i), en
• de correspondentie over deze samenwerkingsovereenkomst tussen de partijen
daarbij, nader omschreven op pagina 82 van de inleidende dagvaarding onder (iii)(a), waarbij het Mampaey Beheer is toegestaan eventueel in deze bescheiden opgenomen bedrijfsvertrouwelijke en financiële gegevens van Mampaey Beheer, Mampaey Offshore, Aerolift en overige contractspartijen zwart te maken;
- bepaalt dat in het geval dat Mampaey Beheer niet binnen twee weken na betekening van dit arrest aan de veroordeling voldoen, zij een dwangsom verbeurt van € 100.000, te vermeerderen van € 10.000 voor iedere dag na het verstrijken van deze twee-wekentermijn dat Mampaey Beheer niet voldoet aan (enig onderdeel van) deze veroordeling, tot een maximum van in totaal € 500.000;
- verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
Tegen dit arrest is geen cassatieberoep ingesteld.
3.9.
Op 15 november 2023 heeft de advocaat van Mampaey c.s. afschriften van documenten aan VT c.s. verstrekt. Het gaat om in totaal 63 documenten en een overzicht van de verstrekte afschriften. In de begeleidende brief staat onder meer:

Het hof heeft het Mampaey Beheer toegestaan om in deze bescheiden opgenomen bedrijfsvertrouwelijke en financiële gegevens van Mampaey Beheer, Mampaey Offshore, Aerolift en overige contractspartijen zwart te maken.
Deze bescheiden treft u hierbij aan. Daarbij zijn gegevens die niet onder het bereik van het dictum vallen en bedrijfsvertrouwelijke en financiële gegevens zwart gemaakt.
3.10.
Innodox c.s. hebben nadien nog een kort geding aangespannen omdat zij meenden dat niet aan de dwangsomveroordeling was voldaan. Die vordering is in eerste aanleg afgewezen omdat er geen spoedeisend belang was (vonnis 24 oktober 2024). Innodox c.s. hebben hoger beroep aangetekend van dat vonnis.
3.11.
Innodox c.s. hebben inmiddels diverse executoriale beslagen laten leggen ten laste van MIB.
Waarom worden de vorderingen afgewezen?
3.12.
De voorzieningenrechter hanteert de volgende toets: bij beantwoording van de vraag of aan de dwangsomveroordeling is voldaan moet hetgeen ter uitvoering van het veroordelend vonnis is verricht, worden getoetst aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (aldus de Hoge Raad in o.a. de zaak met kenmerk ECLI:NL:HR:2007:AZ3085).
3.13.
De toets valt uit in het nadeel van Mampaey c.s. Volgens het gerechtshof mocht MIB in de tekst (wel) zwart maken: “
bedrijfsvertrouwelijke en financiële gegevens van Mampaey Beheer, Mampaey Offshore, Aerolift en overige contractspartijen.” MIB heeft naar voorlopig oordeel in die tekst echter meer zwart gemaakt dan haar was toegestaan. MIB erkent dit in feite zelf al, in de brief (geciteerd onder 3.9) waarmee zij de tekst opstuurt. Daarin schrijft MIB dat zij niet alleen
bedrijfsvertrouwelijke en financiële gegevensheeft zwart gemaakt, maar ook “
gegevens die niet onder het bereik van het dictum vallen.
Het gerechtshof heeft echter niet toegestaan om “
gegevens die niet onder het bereik van het dictum van vallen” zwart te maken. MIB mocht louter zwart maken
bedrijfsvertrouwelijke en financiële gegevens, maar niet gegevens die, in de visie van MIB, “
niet onder het bereik van het dictum vallen.”Het arrest biedt geen ruimte voor die uitzondering. Het achteraf door MIB aangevoerde argument dat de door haar zwart gemaakte gegevens die volgens haar “niet onder het bereik van het dictum vallen” allemaal tevens “bedrijfsvertrouwelijk” zijn, snijdt geen hout. Het is tegen de achtergrond van de inhoud van de begeleidende brief en mede gelet op de hoeveelheid zwart gemaakte gegevens en de context waarin deze in de bescheiden voorkomen volstrekt onaannemelijk dat alle door MIB in de bescheiden zwart gemaakte gegevens zijn aan te merken als bedrijfsvertrouwelijk. In dit verband is ook van belang dat MIB nadat zij daar door Innodox c.s. gemotiveerd op is gewezen pertinent heeft geweigerd om in te gaan op voorstellen van Innodox c.s. om de zwart gemaakte tekstdelen onafhankelijk te laten onderzoeken door een derde, dan wel door de rechter in het geval een procedure aanhangig is (zoals de onderhavige), om te laten beoordelen of aan de dwangsomveroordeling is voldaan. Ook ter zitting bleek MIB daartoe niet bereid. Tegen deze achtergrond is voorshands voldoende aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden vastgesteld dat MIB de dwangsommen tot het gestelde maximum heeft verbeurd. In het midden kan blijven of eveneens juist is het standpunt van Innodox c.s dat ook niet
allerelevante bescheiden zijn verstrekt.
3.14.
Er bestaat geen gegronde reden om het vonnis aan te houden teneinde Mampaey c.s. eerst nog in de gelegenheid te stellen om schriftelijk nader te kunnen reageren op de conclusie van antwoord van Innodox c.s. Die conclusie van antwoord was tijdig ingediend, namelijk op donderdagochtend 2 januari 2025, een dag voordat de - in het procesreglement opgenomen - termijn van 24 uur (één werkdag) voorafgaand aan de zitting begon te lopen (de zitting was op maandag om 13.00 uur). Hoor en wederhoor is niet geschonden. Dat de conclusie van antwoord omvangrijk is (96 bladzijden), is niet voldoende voor een ander oordeel. Dat geldt ook voor de tijdig ingediende producties. Het geschil is bij de advocaten aan beide zijden inmiddels goed bekend. Zij waren al bekend met elkaars standpunten en argumenten. Een productie die wel te laat was ingediend, is geweigerd.
3.15.
Mampaey c. stellen geen feiten en omstandigheden die, indien juist, voldoende zwaarwegend zijn voor het oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de executie toe te staan. Evenmin is sprake van misbruik van bevoegdheid of anderszins onrechtmatige executie van een uitspraak van de rechter.
3.16.
Mampaey c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Innodox c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.661,00 (tarief complex kort geding)
- nakosten € 173,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.548,00
reconventie
3.17.
Omdat de vorderingen in conventie worden afgewezen zijn de voorwaarden waaronder de eis in reconventie is ingesteld niet vervuld. De vorderingen in reconventie kunnen daarom onbesproken blijven. De (extra) proceskosten in reconventie worden begroot op nul, zodat een proceskostenveroordeling achterwege kan blijven.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt Mampaey c.s. in de proceskosten van € 2.548, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Mampaey c.s. niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten Mampaey c.s. € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
in reconventie
4.3.
verstaat dat de voorwaarden voor het instellen van de vordering niet zijn vervuld.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.
[2517/1729]