ECLI:NL:RBROT:2025:5592

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
10/283031-22; 10/222309-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van mishandeling en poging tot zware mishandeling van een kind en partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2025 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van mishandeling van zijn partner en zijn tweejarige kind. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling van het kind, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de poging tot zware mishandeling van het kind en de mishandeling van zijn partner. De rechtbank oordeelde dat de enkele verklaring van een getuige niet voldoende was om de zware mishandeling te bewijzen, omdat er geen ondersteunend bewijs in het dossier aanwezig was. De verdachte heeft het kind meermalen geslagen met een voorwerp en hem op een hondenkussen gegooid, wat leidde tot een gebroken sleutelbeen en andere verwondingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 103 dagen en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.500,- toegewezen aan het kind voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij voor de partner is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van dat feit is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/283031-22; 10/222309-22 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 15 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. D.A.W. Dekker, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Blanken heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/283031-22 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/283031-22 onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/222309-22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 102 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 200 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (parketnummer 10/283031-22 onder 1 primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/283031-22 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak (parketnummer 10/283031-22 onder 2)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële bewezenverklaring. Zij acht bewezen dat de verdachte zijn partner, [slachtoffer 1] (hierna: “ [slachtoffer 1] ”), heeft mishandeld, gelet op de Whatsapp-gesprekken tussen [slachtoffer 1] en haar zus [naam 1] (hierna: “ [naam 1] ”), de verklaring van [naam 1] en de foto’s met letsel van [slachtoffer 1] . Zij acht de mishandeling gepleegd tegen [slachtoffer 2] niet bewezen nu uit het procesdossier niet blijkt dat, en wanneer, de verdachte het letsel bij [slachtoffer 2] heeft toegebracht.
4.2.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de mishandeling gepleegd tegen [slachtoffer 2] niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
De mishandeling gepleegd tegen [slachtoffer 1] is evenmin wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Het voornaamste bewijsmiddel voor de mishandeling gepleegd tegen [slachtoffer 1] betreft de Whatsapp-berichten tussen [slachtoffer 1] en haar zus, [naam 1] . Een deel van deze berichten, waaronder die met foto’s van letsel, zijn gestuurd op momenten buiten de ten laste gelegde periode en kunnen zodoende niet dienen tot bewijs van het tenlastegelegde. Relevante berichten die wel binnen deze periode vallen, dateren van 24 oktober 2022, 25 oktober 2022 en 28 oktober 2022. Uit de berichten blijkt dat [slachtoffer 1] haar zus appt dat de verdachte haar slaat, terwijl zij gilt dat de verdachte moet stoppen (24 oktober 2022), dat de verdachte haar weer uit het niets heeft geslagen (25 oktober 2025) en dat de verdachte haar schopt (28 oktober 2022). De verdachte heeft de mishandeling tegen [slachtoffer 1] echter ontkent. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer), of in dit geval: de Whatsapp-berichten van [slachtoffer 1] naar haar zus, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Het procesdossier moet ander bewijsmateriaal bevatten dat de verklaring van [slachtoffer 1] op specifieke punten ondersteunt. Dit ondersteunend bewijs is in het procesdossier niet aanwezig. De verklaring van de zus van [slachtoffer 1] is onvoldoende specifiek, nu zij in haar verhoor slechts vermoedens uit.
In het procesdossier bevinden zich naast de Whatsapp-berichten geen andere (objectieve) bewijsmiddelen die de vermeende mishandeling kunnen ondersteunen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/283031-22 onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering (parketnummer 10/283031-22 feit 1 subsidiair en parketnummer 10/222309-22)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte veroordelen voor de (poging tot zware) mishandeling gepleegd tegen [slachtoffer 3] en de mishandeling gepleegd tegen zijn partner [slachtoffer 1] . De verdediging heeft het alternatieve scenario aangevoerd dat het letsel is toegebracht door zijn halfbroertje [slachtoffer 2] en door de hond van [naam 1] . Bovendien kan naar mening van de verdediging de poging tot zware mishandeling niet worden bewezen nu niet kan worden vastgesteld met welke exacte bewegingen het letsel bij [slachtoffer 3] is toegebracht, terwijl de kracht en de intensiteit relevant zijn voor de beoordeling of poging tot zware mishandeling bewezen kan worden.
De verdediging heeft ook vrijspraak bepleit voor de mishandeling gepleegd tegen [slachtoffer 1] . De blauwe plekken van [slachtoffer 1] zijn het gevolg van haar bloedstollingsziekte, maar niet van het handelen van de verdachte.
4.3.2.
Beoordeling
10/283031-22
Op 31 oktober 2022 krijgt de politie een melding van getuige [getuige] . Zij heeft in een speeltuin een jongetje gezien dat onder de blauwe plekken zit. De politie komt ter plaatse en treft de tweejarige [slachtoffer 3] aan met twee blauwe ogen, een bult boven zijn rechteroog en een armpje dat hij moeilijk kan bewegen. [slachtoffer 3] was op dat moment onder de hoede van [naam 1] , zijn tante. [naam 1] heeft vervolgens haar vriendin [naam 2] gevraagd even op [slachtoffer 3] te passen. [naam 1] had sinds donderdag 27 oktober 2022 op [slachtoffer 3] gepast nadat haar zus [slachtoffer 1] ruzie had gekregen met de verdachte.
Na de constatering van het letsel is [slachtoffer 3] direct naar het ziekenhuis gebracht. Vervolgens heeft de politie samen met jeugdzorg de woning van de verdachte en [slachtoffer 1] bezocht. De verdachte is daar onder invloed aangetroffen. [slachtoffer 1] heeft ter plekke verklaard dat [slachtoffer 3] verwondingen het gevolg zouden zijn van een incident met de hond van haar zus. Nog diezelfde dag zijn [slachtoffer 3] , evenals zijn halfbroertje [slachtoffer 2] onder toezicht en uit huis geplaatst. [slachtoffer 3] heeft eerst nog twee nachten in het ziekenhuis verbleven en is vervolgens overgeplaatst naar een pleeggezin. Uit de FARR-verklaring van het ziekenhuis blijkt dat [slachtoffer 3] op verschillende plekken over zijn lichaam in totaal 29 bloeduitstortingen en 4 schaafwonden had opgelopen. Deze verwondingen waren allen slechts enkele dagen oud. Verder wordt bij [slachtoffer 3] een gebroken sleutelbeen geconstateerd. De conclusie luidt het letsel, waarschijnlijker tot veel waarschijnlijker past onder de hypothese niet-accidentele toedracht dan onder de hypothese accidentele toedracht.
[naam 1] heeft het volgende verklaard: op donderdag 27 oktober 2022 waren [slachtoffer 3] en zijn halfbroertje [slachtoffer 2] bij haar thuis, waar de verdachte hen kwam ophalen. Eenmaal daar aangekomen kreeg de verdachte te horen dat [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] had geslagen met een leesboekje. Toen de verdachte dit hoorde is hij naar de slaapkamer gegaan waar [slachtoffer 3] op dat moment lag te slapen en de verdachte heeft [slachtoffer 3] vervolgens in de slaapkamer mishandeld. Alhoewel [naam 1] dit niet heeft gezien, heeft zij [slachtoffer 3] wel horen krijsen. Dit gekrijs is ook gehoord door de buurvrouw. Uit opgenomen tapgesprekken blijkt dat [naam 1] tegenover haar oma verklaart over het handelen van de verdachte. Ze geeft onder andere aan dat “ze” leugenachtig tegen de politie hebben gezegd dat de plekken in [slachtoffer 3] ’s gezicht door haar hond zouden komen, en dat de verdachte binnenkwam en dat hij [slachtoffer 3] van de bank op het kussen slingerde. [naam 1] trekt daarna zelf de conclusie dat [slachtoffer 3] daardoor een gebroken sleutelbeen heeft opgelopen. Verderop in het gesprek met haar oma zegt ze dat de verdachte thuis is doorgegaan met tikken geven. Verder zegt [naam 1] dat de verdachte [slachtoffer 3] de volgende dag wederom bij haar bracht. De verdachte heeft daarbij gezegd dat [slachtoffer 3] pijn in zijn armpjes had en dat ze hem onder zij billen moest oppakken. Later in haar verhoor bij de rechter-commissaris verklaart [naam 1] dat de verdachte met een leesboekje naar de slaapkamer ging waar [slachtoffer 3] lag te slapen, met alle gevolgen van dien.
Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die in de periode van 27 oktober 2022 tot en met 31 oktober 2022 [slachtoffer 3] heeft mishandeld. De verklaringen van [naam 1] die via een telefoontap zijn meegeluisterd en die zij aflegde tegenover meerdere personen, zijn telkens duidelijk en consistent. Hierbij spreekt ze tevens haar verbazing en verontwaardiging uit over de verklaringen van onder meer verdachte dat het aan haar hond te wijten zou zijn geweest. De verklaring van [naam 1] dat de verdachte thuis is
doorgegaanmet tikken geven, impliceert tevens een eerder incident, namelijk het bovengenoemde incident in de slaapkamer van [naam 1] . Ook het feit dat de verdachte thuis is doorgegaan (met het mishandelen van [slachtoffer 3] ) vindt steun in het procesdossier. Immers, uit Whatsapp-gesprekken op 28 oktober 2022 tussen [naam 1] en haar vriendin blijkt dat [naam 1] haar vriendin een bericht stuurt dat [slachtoffer 3] gezicht onder de blauwe plekken zit, terwijl dit een dag eerder nog niet zo erg was. Daarnaast bevindt zich in het procesdossier ook een Whatsappgesprek van diezelfde dag tussen [naam 1] en [slachtoffer 1] , waarin [slachtoffer 1] schrijft: “
Gisteravond heeft hij(de rechtbank begrijpt: de verdachte)
hier [slachtoffer 3] ook nog een klap of op zijn hoofd gegeven….”. Ook dit bericht ondersteunt de verklaring van [naam 1] over het incident in de slaapkamer en de door de verdachte thuis voortgezette mishandeling.
Anders dan de officier van justitie, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde. De verdachte heeft door zijn geweld immers bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. De verdachte heeft de dan tweejarige [slachtoffer 3] meermalen geslagen met een hard leesboekje, hem dusdanig hardhandig meegetrokken en hem op een hondenkussen gegooid, dat hij daardoor verschillende verwondingen alsmede een gebroken sleutelbeen heeft opgelopen. Indien men een tweejarig kind meermalen slaat, meetrekt en weggooit is de kans dat dit kind zwaar lichamelijk letsel oploopt aanmerkelijk. Het lichaam van een tweejarig kind is uiterst kwetsbaar. Spieren, pezen, botten en dergelijke zijn nog volop in ontwikkeling en bij lange na nog niet volgroeid. Bij onbeheerste gedragingen - zoals het gooien van een klein kind - bestaat bovendien het risico dat deze met het hoofd tegen de vloer of harde voorwerpen komt, met alle gevolgen van dien. Het is geenszins aan de verdachte te danken dat [slachtoffer 3] niet nog zwaarder letsel heeft opgelopen. Door op deze wijze te handelen, heeft de verdachte deze aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard.
Voor zover de verdediging met het verweer poogde te bepleiten dat er sprake was van een alternatief scenario, wordt dit weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het bijzonder onwaarschijnlijk dat het forse letsel (accidenteel) is toegebracht, ofwel door [naam 1] zelf, haar hond of de nog jongere [slachtoffer 2] . Deze opgeworpen alternatieve scenario’s vinden geen steun in het procesdossier.
De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden.
10/222309-22
De rechtbank is tevens van oordeel dat de door de verdachte gepleegde mishandeling tegen [slachtoffer 1] wettig en overtuigend is bewezen. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat de verdachte haar vasthield. De verdachte omsloot zijn arm om de nek en keel van [slachtoffer 1] en sleurde haar door de hal heen. [slachtoffer 1] verstikte en kon niks meer en pas op het moment dat zij een verstikkend geluid maakte liet de verdachte haar los. Diezelfde dag stuit zij bij een tankstation op enkele justitiemedewerkers, waartegen zij verteld dat zij is gevlucht voor haar vriend. De daarop ter plaatse gekomen verbalisanten constateren vervolgens meerdere rode plekken bij haar keel en nek en een rode striem van ongeveer 10 centimeter lang. Gelet hierop acht de rechtbank de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De lezing van de verdachte dat [slachtoffer 1] in een soort psychose verkeerde waarin ze niet wist wat ze deed, dat hij haar vanwege haar aanval wilde sussen door achter haar te staan en zijn armen om haar heen te doen, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen ongeloofwaardig.
4.3.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/283031-22 onder 1 subsidiair en het onder parketnummer 10/222309-22 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/283031-22 onder 1 subsidiair en het onder parketnummer 10/222309-22 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10/283031-22
1, subsidiair
hij in de periode van 27 oktober 2022 tot en met 31 oktober 2022 te
Vlaardingen en/of Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 3]
[slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 2] 2020),
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- die [slachtoffer 3] aan zijn arm heeft meegetrokken en
- die [slachtoffer 3] (met kracht) op een kussen heeft gegooid en
- die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of op het hoofd en/of op het lichaam heeft geslagen
(o.a. met een of meer voorwerpen)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10/222309-22
hij op 31 augustus 2022 te Rotterdam
zijn levensgezel, [slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door (met kracht) die [slachtoffer 1] bij de keel/nek te pakken
en door zijn, verdachtes, arm om de keel/nek van die [slachtoffer 1] te doen
en(vervolgens) die [slachtoffer 1] door de woning te slepen en/of te trekken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/283031-22, 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling
10/222309-22:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan kinder- en partnermishandeling, dit zijn beiden ernstige feiten. Het is bij uitstek dé taak (en de wettelijke plicht) van iedere ouder om zorg te dragen voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van zijn of haar (stief)kind. Des te schokkender is het wanneer er een inbreuk wordt gemaakt op het lichamelijk welzijn van een (stief)kind door een (stief)ouder. Dit is wat [slachtoffer 3] is overkomen. Hij is door de persoon bij wie hij zich bij uitstek thuis en veilig zou moet kunnen voelen, meermalen geslagen, meegesleurd en op een kussen gegooid. De ervaring leert dat de slachtoffers van huiselijk geweld, ook wanneer zij nog zeer jong zijn, hiervan nog geruime tijd en al dan niet op een later moment, klachten kunnen ondervinden. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zijn strafbare handelen drie jaar na dato nog steeds buiten zichzelf zoekt en zelf op geen enkel moment in het (straf)proces verantwoordelijkheid heeft genomen. Ook ter terechtzitting geeft de verdachte er blijk van dat de schuld van al zijn problemen bij anderen (waaronder verschillende instanties) ligt en er lijkt een gebrek te zijn aan enige vorm van zelfreflectie. Het medeleven richting de inmiddels elders verblijvende kinderen lijkt alleen in woord beleefd te worden en de verdachte lijkt vooral medelijden met zichzelf te hebben. Daarnaast heeft de verdachte met het mishandelen van zijn partner [slachtoffer 1] ook inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Ook voor wat betreft dit feit zoekt de verdachte de schuld buiten zichzelf.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 juni 2024. Dit rapport houdt – kort gezegd en voor zover relevant – het volgende in.
Gezien de ontkennende houding van de verdachte heeft de reclassering geen delictanalyse en een risicotaxatie kunnen maken. Wel vind de reclassering de grote discrepantie tussen de informatie uit het proces-verbaal en het beeld wat de verdachte neerzet over zichzelf en het gezin opvallend. In het contact met de reclassering lijkt hij sociaal wenselijk te zijn en blijft hij volhardend in zijn ontkenning. Bij veroordeling maakt de reclassering zich zorgen over zijn ontkennende en sociaal wenselijke houding. Zij adviseert bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal daarnaast een forse taakstraf opleggen. Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het onder parketnummer 10/283031-22 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht, acht zij een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 12 december 2022, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van twee jaar en ongeveer drie maanden verstreken. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn met iets meer dan drie maanden is geschonden. De rechtbank zal met deze vaststelling volstaan gelet op de aard en de ernst van de feiten, afgewogen tegen de relatief beperkte mate waarin de redelijke termijn is geschonden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

[slachtoffer 3]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] , als wettelijk vertegenwoordiger/bijzonder curator van de minderjarige [slachtoffer 3] , ter zake van het onder parketnummer 10/283031-22 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft gesteld de vordering benadeelde partij, in lijn met de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft hij bepleit dat nadere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel overgehouden aan de poging tot zware mishandeling, welk letsel een grote impact op zijn leven had en zal hebben. De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,- , zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank heeft hierbij gekeken naar vergelijkbare gevallen in de rechtspraak. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank zal bepalen dat de schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 3] te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule (BEM = Belegging Erfenis en andere gelden Minderjarigen). Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. [slachtoffer 3] en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen tot [slachtoffer 3] achttien jaar is als gevolg van deze clausule slechts met toestemming van de kantonrechter over dit vermogen beschikken.
De rechtbank bepaalt in dit verband dat de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 3] binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij [slachtoffer 3] is geopend.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.500,- vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] , als wettelijk vertegenwoordiger/bijzonder curator van de minderjarige [slachtoffer 2] , ter zake van het onder parketnummer 10/283031-22 onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.500,- aan immateriële schade.
Beoordeling
De benadeelde partij [slachtoffer 2] zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het feit ten aanzien waarvan schadevergoeding wordt gevorderd.
Nu de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/283031-22 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/283031-22 onder 1 subsidiair en onder parketnummer 10/222309-22 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 103 (honderddrie) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
[slachtoffer 3]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 2500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2020, te openen rekening met een BEM-clausule;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [slachtoffer 3] begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] te
€ 2500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 (vijfendertig) dagen, de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] en omgekeerd;
[slachtoffer 2]
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de vordering slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/283031-22
1
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2022 tot en met 31 oktober 2022 te
Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in Nederland,
aan een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 3]
(geboren op [geboortedatum 2] 2020),
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten (o.a.) een gebroken sleutelbeen en/of meerdere
bloeduitstortingen en/of huidverkleuringen in het gezicht en/of op het lichaam,
heeft toegebracht door:
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [slachtoffer 3] aan zijn arm mee te trekken en/of
- die [slachtoffer 3] (met kracht) op een kussen te gooien en/of
- die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of op het hoofd en/of op het lichaam te slaan (o.a.
met een of meer voorwerpen) en/of te schoppen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2022 tot en met 31 oktober 2022 te
Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 3]
(geboren op [geboortedatum 2] 2020),
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- die [slachtoffer 3] aan zijn arm heeft meegetrokken en/of
- die [slachtoffer 3] (met kracht) op een kussen heeft gegooid en/of
- die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of op het hoofd en/of op het lichaam heeft geslagen
(o.a. met een of meer voorwerpen) en/of heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2022 tot en met 31 oktober 2022 te
Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in Nederland,
een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 3]
(geboren op [geboortedatum 2] 2020),
heeft mishandeld door
meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- die [slachtoffer 3] aan zijn arm mee te trekken en/of
- die [slachtoffer 3] (met kracht) op een kussen te gooien en/of
- die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of op het hoofd en/of op het lichaam te slaan (o.a.
met een of meer voorwerpen) en/of te schoppen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 31 oktober 2022 te
Rotterdam en/of Vlaardingen, althans in Nederland,
- zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1] , en/of
- zijn kind, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2021),
heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (telkens) die Van
Hartingsveldt en/of die [slachtoffer 2] tegen het lichaam en/of op het hoofd en/of
in het gezicht te slaan en/of te schoppen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )
10/222309-22
hij op of omstreeks 31 augustus 2022 te Rotterdam
zijn levensgezel, [slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door (met kracht) die [slachtoffer 1] bij de keel/nek te pakken
en/of door zijn, verdachtes, arm om de keel/nek van die [slachtoffer 1] te doen
en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] door de woning te slepen en/of te trekken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )