ECLI:NL:RBROT:2025:553

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/10/681633 / JE RK 24-1316, C/10/690016 / JE RK 24-2540 en C/10/691423 / JE RK 24-2718.
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vervangende toestemming medische behandeling van een minderjarige

Op 14 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken met de zaaknummers C/10/681633 / JE RK 24-1316, C/10/690016 / JE RK 24-2540 en C/10/691423 / JE RK 24-2718. De kinderrechter heeft een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [roepnaam minderjarige], en over het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] noodzakelijk is, omdat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de aanhoudende strijd tussen haar ouders. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen is problematisch, wat leidt tot een diep loyaliteitsconflict voor [roepnaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen en om vervangende toestemming voor een medische behandeling te verlenen. De kinderrechter heeft de verzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling met zes maanden moet worden verlengd en dat vervangende toestemming voor de medische behandeling, gericht op de geestelijke gezondheid van [roepnaam minderjarige], noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/681633 / JE RK 24-1316, C/10/690016 / JE RK 24-2540 en C/10/691423 / JE RK 24-2718.
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en vervangende toestemming medische behandeling
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [roepnaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J. Mulder, kantoorhoudende in Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. T. Bijlsma, kantoorhoudende in Heerenveen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderechter in deze rechtbank van 15 juli 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het proces-verbaal van de zitting van 15 juli 2024;
  • de OTS-Rapportage van de GI van 21 oktober 2024, binnengekomen op
2 december 2024;
  • het e-mailbericht met bijlagen van de moeder van 22 november 2024, binnengekomen op 2 december 2024;
  • het onderzoeksrapport van Netwerk-Pluz van 24 november 2024, binnengekomen op 2 december 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 26 november 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum, ingeschreven onder het zaaknummer C/10/690016 / JE RK 24-2540;
  • het e-mailbericht met bijlagen van de moeder van 2 december 2024, binnengekomen op 3 december 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 december 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 19 december 2024, ingeschreven onder het zaaknummer C/10/691423 / JE RK 24-2718.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat (via een videoverbinding);
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [persoon A] en [persoon B] .

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [roepnaam minderjarige] .
2.2.
[roepnaam minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 15 juli 2024 is de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] verlengd tot 26 januari 2025. De beslissing op het verzoek is voor het overig verzochte aangehouden.

3.De verzoeken

Het (aangehouden) verzoek met zaaknummer C/10/681633 / JE RK 24-1316
3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Er resteert nog een beslissing voor de duur van zes maanden.
Het verzoek met zaaknummer C/10/690016 / JE RK 24-2540
3.2.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden.
Het verzoek met zaaknummer C/10/691423 / JE RK 24-2718
3.3.
De GI verzoekt op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervangende toestemming te verlenen voor een medische behandeling van [roepnaam minderjarige] .
3.4.
De GI handhaaft het verzoek tot het verlengen van de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. Het is van belang dat de GI de aankomende periode betrokken blijft, omdat [roepnaam minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zij blijft klem zitten tussen de vader en de moeder, nu de communicatie tussen hen de afgelopen periode niet is verbeterd. De onderzoeken van het Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna: het CJG) en Netwerk-Pluz zijn inmiddels afgerond. Netwerk-Pluz adviseert om [roepnaam minderjarige] uit huis te plaatsen, zodat zij kan opgroeien op een neutrale plek. Dit is een zwaarwegend en ingrijpend advies. De GI is daarom van mening dat eerst aanvullend onderzoek moet worden gedaan door het Kennis- en servicecentrum voor diagnostiek (hierna: het KSCD). In de tussentijd dient hulpverlening te worden ingezet, gericht op het verbeteren van de communicatie tussen de ouders. De ouders zijn daarom aangemeld voor het traject Parallel solo-ouderschap (hierna: PSO). Hoewel de vader het niet eens is met de aanmelding voor het traject PSO, hoopt de GI dat de ouders hier in het belang van [roepnaam minderjarige] aan mee zullen werken.
De GI handhaaft tijdens de mondelinge behandeling tevens het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling van [roepnaam minderjarige] . Gelet op de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [roepnaam minderjarige] is het van belang dat voor haar hulpverlening wordt ingezet, gericht op het verwerken van gebeurtenissen rondom de echtscheiding van de ouders. Het CJG heeft naar aanleiding van haar onderzoek een verder behandeltraject voorgesteld, onder andere via de inzet van WRITEjunior. De moeder geeft aan dat [roepnaam minderjarige] inmiddels een band heeft opgebouwd met de behandelaar en dat zij enthousiast is om met de behandeling vanuit het CJG te starten. Echter, de vader geeft hiervoor geen toestemming. Hij heeft liever dat er voor [roepnaam minderjarige] christelijke hulpverlening wordt ingezet of dat een periode geen hulpverlening wordt ingezet, zodat [roepnaam minderjarige] meer rust krijgt. De GI vreest echter dat het starten met Christelijke hulpverlening zorgt voor veel vertraging. Bovendien is dit in het verleden al geprobeerd.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met de verzoeken van de GI. Het is van belang dat door het KSCD aanvullend onderzoek wordt gedaan. Ook is het van belang dat de ouders zullen deelnemen aan het traject PSO, om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Het is zorgelijk dat de vader het hier niet mee eens is. Ook is het zorgelijk dat de vader geen toestemming geeft voor de behandeling van [roepnaam minderjarige] vanuit het CJG. [roepnaam minderjarige] heeft zich in het verleden tegen meerdere hulpverleners afgezet, omdat zij hen niet vertrouwde. Met de behandelaar van het CJG heeft zij echter een band opgebouwd, waardoor zij de ruimte lijkt te voelen om te praten. Bovendien geeft [roepnaam minderjarige] zelf aan dat zij graag wil starten met de behandeling. De moeder staat niet negatief tegenover de inzet van Christelijke hulpverlening, maar vreest dat dit voor vertraging zal zorgen. Daarnaast vraagt zij zich af of het [roepnaam minderjarige] zal lukken om opnieuw een band met een behandelaar op te bouwen.
4.2.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] te verlengen. [roepnaam minderjarige] is een paar jaar geleden onder toezicht gesteld en er zijn veel verschillende hulpverleners bij het gezin betrokken geweest. De hulpverleners die op dit moment bij het gezin betrokken zijn, werken in Rotterdam. Ook de hulpverlening die is aangedragen om de communicatie tussen de ouders te verbeteren wordt ingezet vanuit Rotterdam. De afstand tussen Rotterdam en Lemmer – de woonplaats van de vader – zorgt ervoor dat het voor de vader lastig is om aan de hulpverlening mee te werken. Ook de inzet van online hulpverlening is lastig, nu de vader niet goed met computers overweg kan. Eventueel zou het voor de vader mogelijk zijn om aan de inzet van hulpverlening mee te werken, wanneer dit vanuit het midden van het land wordt ingezet. De vader ziet echter geen reden om de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] nog te verlengen, nu er binnen de ondertoezichtstelling nooit positieve stappen zijn gezet.
4.3.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling tevens verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI over het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling van [roepnaam minderjarige] . Net zoals in de beschikking van 19 juni 2020 van deze rechtbank (ECLI:NL:RBROT:2020:5597) is beslist, valt de behandeling van het CJG niet onder het begrip ‘medische behandeling’ van artikel 1:265h BW. De behandeling vanuit het CJG is namelijk geen verrichting - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – die rechtsreeks betrekking heeft op een persoon en ertoe strekt hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel verloskundige bijstand te verlenen. Ook is de behandeling vanuit het CJG geen andere handeling, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon, die wordt verricht door een arts of tandarts in die hoedanigheid. Wanneer de kinderrechter van oordeel is dat de behandeling vanuit het CJG wel valt onder het begrip ‘medische behandeling’ van artikel 1:265h BW, dient vervolgens te worden beoordeeld of de medische behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [roepnaam minderjarige] af te wenden. Hoewel de vader begrijpt dat [roepnaam minderjarige] de gebeurtenissen rondom de echtscheiding moet verwerken, gaat het te ver om te zeggen dat er sprake is van een ernstig gevaar voor haar gezondheid. Daarbij vraagt de vader zich af of de behandeling vanuit het CJG een positief effect zal hebben, nu [roepnaam minderjarige] in het verleden ook niet met de hulpverlening wilde praten. Het is beter om de inzet van hulpverlening voor een periode te stoppen, zodat [roepnaam minderjarige] rust krijgt.

5.De beoordeling

Ten aanzien van het (aangehouden) verzoek met zaaknummer C/10/681633 / JE RK 24-1316
5.1.
De kinderrechter constateert tijdens de mondelinge behandeling dat de verzoeken met zaaknummers
C/10/681633 / JE RK 24-1316en
C/10/690016 / JE RK 24-2540feitelijk hetzelfde inhouden. Nu in het aangehouden verzoek met zaaknummer
C/10/681633 / JE RK 24-1316de briefrapportage van de GI ontbreekt (de GI heeft in plaats daarvan een nieuw verlengingsverzoek ingediend), zal de kinderrechter dit verzoek afwijzen en inhoudelijk enkel beslissen op de verzoeken met zaaknummers
C/10/690016 / JE RK 24-2540en
C/10/691423 / JE RK 24-2718.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/690016 / JE RK 24-2540
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [roepnaam minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging van [roepnaam minderjarige] kan niet in het vrijwillige kader worden weggenomen, nu het de ouders niet lukt om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren en gezamenlijk keuzes te maken die in het belang van [roepnaam minderjarige] zijn. [roepnaam minderjarige] zit in een diep loyaliteitsconflict en wordt belast met de aanhoudende strijd tussen haar ouders. Zij vertoont zeer zorgelijk gedrag, waarvoor hulpverlening moet worden ingezet. Recent heeft Netwerk-Pluz geadviseerd om [roepnaam minderjarige] elders dan bij de ouders te laten opgroeien, namelijk in een pedagogische rijke setting met een specifiek behandelklimaat. Netwerk-Pluz concludeert dat [roepnaam minderjarige] een speciale opvoedingsbehoefte heeft en dat ouders niet voldoende toegerust lijken om hierin te kunnen voorzien in verband met de complexiteit van kindfactoren en omgevingsfactoren. De GI gaat op een zorgvuldige wijze om met dit advies, door te stellen dat eerst aanvullend onderzoek vanuit het KSCD nodig is voordat een verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing kan worden gedaan. De betrokkenheid van de GI is de aankomende periode dan ook nog nodig om te bezien welke vervolgstappen, en welke hulpverlening, in het belang van [roepnaam minderjarige] zijn.
5.3.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] daarom verlengen voor de duur van zes maanden. [1]
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/691423 / JE RK 24-2718
5.4.
De kinderrechter kan vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert. [2]
5.5.
Door en namens de vader wordt aangevoerd dat de behandeling vanuit het CJG geen ‘medische behandeling’ in de zin van artikel 1:265h BW is, omdat niet wordt voldaan aan de wettelijke beschrijving van dit begrip. De wettelijke beschrijving van het begrip ‘medische behandeling’ is te vinden in artikel 7:446, tweede lid, BW, en luidt als volgt:
a. alle verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen;
b. andere dan de onder a bedoelde handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon, die worden verricht door een arts of tandarts in die hoedanigheid.
5.6.
De kinderrechter is van oordeel dat de behandeling vanuit het CJG wel kan worden aangemerkt als een ‘medische behandeling’ in de zin van artikel 1:265h en 7:446, tweede lid, BW. De behandelaar van het CJG is een orthopedagoog-generalist. Orthopedagoog-generalisten staan geregistreerd in het register voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (hierna: het BIG-register). De behandeling is daarnaast gericht op de aanpak van persoonlijke problematiek, meer specifiek op het verbeteren van de geestelijke gezondheid van [roepnaam minderjarige] door gebeurtenissen uit het verleden te verwerken. De door de advocaat aangehaalde zaak is niet vergelijkbaar, alleen al omdat het daar niet om een behandeling van een orthopedagoog-generalist ging.
5.7.
Door en namens de vader wordt tevens aangevoerd dat de behandeling vanuit het CJG niet noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [roepnaam minderjarige] af te wenden. De kinderrechter is echter van oordeel dat de behandeling van [roepnaam minderjarige] hiertoe wel noodzakelijk is. [roepnaam minderjarige] heeft veel meegemaakt. Zij vertoont zorgelijk zelfbepalend gedrag en heeft moeite met emotieregulatie. Dit lijkt onder andere voort te komen uit een diep loyaliteitsconflict; zij wordt al jaren belast met de aanhoudende strijd tussen de ouders. Het is noodzakelijk dat voor [roepnaam minderjarige] passende hulpverlening wordt ingezet, zodat haar situatie stabieler wordt. Dit geldt temeer nu [roepnaam minderjarige] over niet al te lang de puberteit in zal gaan. Wanneer er voor [roepnaam minderjarige] geen hulpverlening wordt ingezet, is dit schadelijk voor haar verdere ontwikkeling en komt haar geestelijke gezondheid ernstig in gevaar.
5.8.
De kinderrechter neemt in haar beoordeling tevens de mening van [roepnaam minderjarige] mee, omdat zij dit jaar twaalf wordt en zij vanaf die leeftijd zelf mag beslissen of voor haar een bepaalde behandeling wordt ingezet. Tijdens de mondelinge behandeling is onderbouwd dat [roepnaam minderjarige] de gesprekken met de behandelaar van het CJG prettig vindt en dat zij graag wil dat deze behandeling wordt voortgezet.
5.9.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:265h BW. De kinderrechter zal daarom vervangende toestemming verlenen voor een noodzakelijke medische behandeling van [roepnaam minderjarige] , inhoudende de WRITEjunior training vanuit het CJG.
5.10.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] tot 26 juli 2025;
6.2.
verleent vervangende toestemming voor een medische behandeling van [roepnaam minderjarige] , inhoudende de WRITEjunior training van het Centrum voor Jeugd en Gezin;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het overig verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 17 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265h BW.