ECLI:NL:RBROT:2020:5597

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
C/10/598070 / JE RK 20-1631 en C/10/598075 / JE RK 20-1635
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en verzoeken om vervangende toestemming medische behandeling minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 juni 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], en de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De kinderrechter heeft de GI ontvankelijk verklaard in haar verzoeken, ondanks de bezwaren van de ouders. De moeder heeft aangevoerd dat de GI niet-ontvankelijk zou zijn omdat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling niet tijdig zou zijn ingediend. De kinderrechter oordeelt echter dat het verzoek tijdig is ingediend en dat de GI rechtmatig handelt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, onder andere door een loyaliteitsconflict tussen de ouders en vermoedens van seksueel misbruik door de vader. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van twaalf maanden, omdat de ouders onvoldoende in staat zijn om de bedreigingen voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] af te wenden. Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van de GI om vervangende toestemming voor een medische behandeling afgewezen, omdat de voorgestelde behandeling niet onder de reikwijdte van de WGBO valt. De kinderrechter heeft ook het verzoek van de moeder om de GI te vervangen afgewezen, omdat er geen voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de huidige GI niet in het belang van [voornaam minderjarige] handelt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 24 juni 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/598070 / JE RK 20-1631 en C/10/598075 / JE RK 20-1635
datum uitspraak: 19 juni 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2006 te

[geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 10 juni 2020, ingekomen bij de griffie op
11 juni 2020;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 10 juni 2020, ingekomen bij de griffie op
11 juni 2020;
- een e-mailbericht van mr. M.J.J.A. Ooms van 18 juni 2020, ingekomen bij de griffie op
18 juni 2020, met als bijlage een pleitnota respectievelijk verweerschrift inhoudende zelfstandige verzoeken.
Op 19 juni 2020 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.J.J.A. Ooms,
- de vader, bijgestaan door mr. M. Burgers,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, te weten dhr. [naam vertegenwoordiger] en
mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 8 juli 2019 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van
8 juli 2019 tot 8 juli 2020.

De verzoeken en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor een noodzakelijke medische behandeling van [voornaam minderjarige] . Dit verzoek is geregistreerd onder het zaaknummer
C/10/598070 / JE RK 20-1631.
Ook heeft de GI verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar. Dit verzoek is geregistreerd onder het zaaknummer C/10/598075 / JE RK
20-1635.
De GI heeft ter zitting de verzoeken gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
[voornaam minderjarige] is een kwetsbaar en angstig meisje. Er is bij haar sprake van een beneden gemiddelde intelligentie, autisme en een loyaliteitsconflict. Al twaalf jaren heeft [voornaam minderjarige] te maken met de strijd tussen haar ouders. Zij zijn haar belangen uit het oog verloren. [voornaam minderjarige] is onderdeel geworden van de strijd van haar ouders. Vanwege haar loyaliteitsconflict laat zij opstandig en zelfbepalend gedrag zien. [voornaam minderjarige] luistert niet naar haar moeder.
De moeder lijkt onvoldoende bij [voornaam minderjarige] aan te sluiten. Op 11 maart 2020 heeft [voornaam minderjarige] haar moeder verteld dat zij seksueel misbruikt zou zijn door haar vader. Inmiddels is aangifte door de moeder gedaan en is de zaak aan de politie te [plaats] overgedragen.
Vanwege haar gedrag moet [voornaam minderjarige] onderzocht worden. Zij is gebaat bij een diagnostische opname en zonodig een behandeling bij De Hondsberg. Ook moeten de hechting en de verstandhouding tussen [voornaam minderjarige] en haar ouders door een psycholoog onderzocht worden, moet duidelijk worden of er sprake is van trauma bij [voornaam minderjarige] en wat zij nodig heeft om zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. De moeder heeft geen toestemming gegeven voor een intake bij De Hondsberg. Het is onduidelijk hoe lang een opname van [voornaam minderjarige] bij De Hondsberg zal duren.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting het volgende aangevoerd.
De GI is primair niet-ontvankelijk in de verzoeken. Het verlengingsverzoek met betrekking tot de ondertoezichtstelling is gelet op het bepaalde in artikel 2.4.9 sub a van het Procesreglement Familie- en Jeugdrecht 2020 niet tijdig ingediend. Bovendien zijn de verzoeken ingediend en ondertekend door jeugdzorgwerker [naam jeugdzorgwerker] terwijl onduidelijk is of hij gemachtigd is om dergelijke verzoeken te ondertekenen.
Subsidiair is aangevoerd dat er geen gronden meer zijn voor een ondertoezichtstelling. Een grond hiervoor was de communicatieproblemen tussen de ouders. De GI heeft echter aangegeven dat hieraan niet meer wordt gewerkt. Daar komt bij dat de moeder alle benodigde hulpverlening vrijwillig accepteert. Wel wordt [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling bedreigd door de vader en de GI. Met de vermoedens van seksueel misbruik van [voornaam minderjarige] door de vader heeft de GI niets gedaan. Ook het dwingende contact van de GI met [voornaam minderjarige] veroorzaakt een bedreiging in haar ontwikkeling en gedragsproblemen bij haar. Daar komt bij dat onbegeleide omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader een gevaar voor haar vormt.
Indien de ondertoezichtstelling wordt verlengd, wordt verzocht om een andere GI danwel een andere jeugdzorgwerker aan te stellen die kan omgaan met autisme.
De verzochte diagnostische opname valt niet onder een medische behandeling bedoeld in artikel 1:265h BW. Daarbij komt dat deze vorm van observatie niet noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [voornaam minderjarige] af te wenden en een opname van zeventien maanden is niet in haar belang. Bovendien zijn er talloze alternatieven in Zuid-Holland waar [voornaam minderjarige] voor onderzoek dan wel begeleiding terecht kan. Zo kan zij terecht bij Youz, Sarr en Focus, die gespecialiseerd zijn in autisme. Daarom is subsidiair verzocht om dit verzoek af te wijzen dan wel ex artikel 810a lid 2 Rv een deskundige te benoemen en een NIFP-onderzoek te gelasten naar de noodzaak van forensisch diagnostisch onderzoek en een onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de vader.
Namens de vader heeft zijn advocaat ter zitting naar voren gebracht dat hij geen bezwaar heeft tegen de verzoeken van de GI en geen verweer daartegen voert. Wel is aandacht gevraagd voor de verschillende procedures die de moeder heeft gevoerd en haar stelselmatige weigering om mee te werken aan omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader.

De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid
Namens de moeder is aangevoerd dat de GI het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling niet tijdig bij de rechtbank heeft ingediend en dat de jeugdzorgwerker niet gemachtigd zou zijn om de onderhavige verzoeken namens de GI in te dienen.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Vaststaat dat de GI het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling op 10 juni 2020, derhalve tijdens de vierde week vóór het verstrijken van de duur van de ondertoezichtstelling, heeft ingediend. Artikel 2.4.9 sub a van het Procesreglement Civiel Jeugdrecht 2020 bepaalt dat een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling uiterlijk tijdens de achtste week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende ondertoezichtstelling dient te worden ingediend. In genoemd artikel wordt echter niet bepaald dat indien een verlengingsverzoek wordt ingediend na afloop van de geldigheidsduur van de lopende ondertoezichtstelling, dit zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de GI. Ook anderszins is er geen aanleiding tot deze conclusie.
Gelet op vaste jurisprudentie is er geen aanleiding voor het overleggen (en het eisen daarvan) van schriftelijke machtigingen door jeugdbeschermers werkzaam bij een GI indien een dergelijke jeugdbeschermer als zodanig bij de rechtbank bekend staat. De kinderrechter is er ambtshalve mee bekend dat de heer [naam jeugdzorgwerker] werkzaam is bij de GI en zijn werkzaamheden verricht onder verantwoordelijkheid van de GI. De heer [naam jeugdzorgwerker] hoeft om die reden geen schriftelijke machtiging te overleggen.
Gelet op al het voorgaande verklaart de kinderrechter de GI ontvankelijk in beide verzoeken.
Ten aanzien van het verzoek van de moeder strekkende tot vervangende toestemming voor een medische behandeling
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265h BW vervangende toestemming verlenen voor een medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien de behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert.
Wanneer een minderjarige medisch moet worden onderzocht of medische behandeling behoeft of wanneer hij moet worden opgenomen in een ziekenhuis, is in beginsel de WGBO van toepassing. De WGBO (artikelen 7:446 tot en met 7:468 BW) bevat bepalingen omtrent de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Ingevolge artikel 7:446 lid 2 BW wordt onder handelingen op het gebied van de geneeskunst (een medische behandeling) verstaan:
a. alle verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen;
b. andere dan de onder a bedoelde handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon, die worden verricht door een arts of tandarts in die hoedanigheid.
De kinderrechter is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de door de GI voorgestane behandeling kan worden aangemerkt als een medische behandeling in het kader van de WGBO. De door de GI voorgestane behandeling is immers gericht op een diagnostisch onderzoek bij [voornaam minderjarige] dan wel een opname van haar in een andere accommodatie dan een ziekenhuis of psychiatrische instelling. Desgevraagd is ter zitting door de GI niet gesteld en evenmin is gebleken, dat bij het voorgenomen onderzoek of de voorgenomen behandeling een psychiater of een andere arts is betrokken. Een dergelijk onderzoek en een dergelijke behandeling vallen daarom niet onder de reikwijdte van het begrip medische behandeling. Daarom zal de kinderrechter het verzoek van de GI om vervangende toestemming voor een medische behandeling als bedoeld in artikel 1:265h BW afwijzen.
Ten aanzien van het verzoek van de GI strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling
Op grond van het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een GI indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd en de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid van het BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid, is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zij heeft kind-eigen problematiek. [voornaam minderjarige] is een kwetsbaar, onzeker en angstig meisje en heeft een beneden gemiddelde intelligentie en autisme. Als gevolg van haar problematiek heeft [voornaam minderjarige] moeite met leren en een taalachterstand. Daar komt bij dat er bij haar sprake is van een loyaliteitsconflict als gevolg van de jarenlange strijd tussen haar ouders. Zij zijn de belangen van [voornaam minderjarige] uit het oog verloren. [voornaam minderjarige] is een onderdeel geworden van de onderlinge strijd tussen haar ouders. Ondanks de ingezette hulpverlening hebben de ouders geen wederzijds vertrouwen in elkaar, diskwalificeren zij elkaar, handelen zij nog niet in het belang van [voornaam minderjarige] en zijn zij onvoldoende in staat om aan te sluiten bij haar belevingswereld.
De ouders zijn onvoldoende in staat om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] af te wenden en alle noodzakelijke hulpverlening voor haar voldoende te accepteren. De ouders zijn evenmin niet in staat om ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige] onbelast contact met haar beide ouders kan hebben. Een complicerende factor hierin is dat er naar aanleiding van uitspraken van [voornaam minderjarige] nog steeds vermoedens bestaan over vermeend seksueel misbruik van [voornaam minderjarige] door haar vader. Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter dan ook van oordeel dat ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft.
Daarom is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van twaalf maanden.
Ten aanzien van het verzoek van de moeder strekkende tot vervanging van de GI dan wel de jeugdbeschermer
Artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt - voor zover hier van belang - dat de kinderrechter op verzoek van de gezaghebbende ouder, wanneer het belang van het kind dat vereist, de GI kan vervangen door een andere GI. Het is niet aan de kinderrechter om de persoon van de gezinsvoogd door een ander te vervangen. Die bevoegdheid ligt bij de GI.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is naar het oordeel van de kinderrechter echter niet vast komen te staan dat de verhouding tussen de GI en de moeder zodanig verstoord is dat dit zou moeten leiden tot een vervanging van de GI. De moeder en de GI zijn het weliswaar op een aantal punten niet met elkaar eens, maar die enkele omstandigheid is onvoldoende om de conclusie te kunnen trekken dat het belang van [voornaam minderjarige] eist, dat er een andere GI wordt benoemd. Daarbij is van belang dat de huidige GI en haar medewerkers, vanuit de achtergrond van de GI en haar doelstellingen, een bijzondere kennis en ervaring met betrekking tot de omgang met, en de advisering aan kinderen zoals [voornaam minderjarige] heeft: kinderen met een beperking of ernstige gedragsproblematiek. Die kennis en ervaring zouden voor een groot deel wegvallen bij de benoeming van een andere GI. Dat is niet in het belang van [voornaam minderjarige] . Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 8 juli 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking, behalve waar het betreft de beslissing op het verzoek een andere GI te benoemen, kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.