ECLI:NL:RBROT:2025:545

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 7576
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten voor beddengoed en kleding in het kader van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de toekenning van € 153,- per jaar aan bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten voor beddengoed en kleding. Eiseres, die lijdt aan een huidaandoening, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, waarop het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam een besluit had genomen. Dit besluit, dat op 18 augustus 2023 werd genomen, kende eiseres een bedrag van € 153,- toe voor de periode van 1 augustus 2023 tot en met 31 juli 2024. Eiseres was het niet eens met dit besluit en had bezwaar aangetekend, wat leidde tot een ongegrondverklaring van haar bezwaar door het college op 25 juni 2024.

De rechtbank heeft het beroep op 10 december 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van het college aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat de hoogte van de bijzondere bijstand niet in verhouding stond tot haar werkelijke kosten, die zij op minstens € 1.200,- per jaar schatte. Ze betoogde dat het college niet voldoende rekening had gehouden met haar individuele omstandigheden en dat de beleidsregels verouderd waren in het licht van de huidige inflatie en stijgende energieprijzen.

De rechtbank oordeelde dat het college op basis van medisch advies van de GGD terecht had besloten om eiseres in te delen in categorie 3 voor de bijzondere bijstand. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat haar klachten waren verergerd en dat de toekenning van € 153,- per jaar gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van haar proceskosten ontving. De uitspraak werd gedaan door mr. M.V. van Baaren en is openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7576

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. El Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van € 153,- per jaar aan bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten voor beddengoed en kleding.
1.1.
Met het besluit van 18 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft het college aan eiseres € 153,- aan bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten voor de periode van 1 augustus 2023 tot en met 31 juli 2024 toegekend.
1.2.
Met het besluit van 25 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft een huidaandoening. Op 13 juni 2023 heeft zij een aanvraag om bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten ingediend. Hierop heeft het college het primaire besluit genomen en daaraan een advies van de GGD van 30 mei 2022 ten grondslag gelegd. Uit dit advies volgt dat er sprake is van meerkosten voor een bedrag van
€ 153,- per jaar (50% van categorie 3 van het Protocol voor was- en slijtagekosten van het team Sociale Medische Advisering (SMA). Er wordt een herbeoordeling na 3 jaar geadviseerd.
3. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat op grond van de medisch adviezen van 30 mei 2022 en 28 maart 2024 in combinatie met de toelichting van de arts van 29 september 2023 aan eiseres terecht op grond van de categoriale indeling € 153,- is toegekend. Volgens het college heeft eiseres niet met verifieerbare gegevens onderbouwd dat haar klachten zijn verergerd.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat artikel 5.1 van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 (de Beleidsregels) strijdig is met artikel 35 van de Participatiewet, nu het college niet nagaat of sprake is van individuele omstandigheden. Volgens eiseres is sprake van individuele omstandigheden op grond waarvan zij hogere meerkosten heeft dan de in het beleid vermelde richtbedragen en staat het toegekende bedrag niet in verhouding tot de gemaakte kosten. De extra kosten voor was- en slijtagekosten zijn minstens
€ 1.200,- per jaar. Eiseres stelt dat zij ingeschaald dient te worden in categorie 5, omdat deze categorie beter aansluit op haar situatie dan categorie 3. Volgens eiseres is het college, gelet op de enorme inflatie en de gestegen energieprijzen, bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand ten onrechte uitgegaan van de verouderde bedragen die in de Beleidsregels zijn opgenomen. Het college heeft de verplichting om haar beleidsregels te aan te passen.
5. Op grond van artikel 5.1, eerste lid, van de Beleidsregels kan het college bijzondere bijstand verlenen voor extra waskosten en extra kosten van slijtage van kleding of schoeisel, indien er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Op grond van het derde lid van dit artikel stelt het college de hoogte van de bijzondere bijstand vast aan de hand van de door GGD gehanteerde categorieën en bijbehorende kosten:
a. categorie 1 € 133,-;
b. categorie 2 € 230,-;
c. categorie 3 € 306,-;
d. categorie 4 € 408,-;
e. categorie 5 € 510,-;
f. categorie 6 € 561,-.
6. Een bijstandverlenende instantie mag volgens vaste rechtspraak voor het bepalen van de omvang van de noodzakelijke kosten en de hoogte van de bijzondere bijstand forfaitaire bedragen of richtlijnen hanteren waarmee de betrokkene de goedkoopste adequate voorziening kan treffen. Daarnaast kan de betrokkene aannemelijk maken dat deze vergoeding in zijn of haar geval niet toereikend is voor de te maken noodzakelijke (extra) kosten. Dit stelsel laat dus ruimte voor de afweging van individuele omstandigheden en is daarom niet in strijd met artikel 35 van de Participatiewet (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 5 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:817).
7. In het advies van 30 mei 2022 van het team SMA van de GGD is toegelicht dat er een medische indicatie is voor was en/of slijtagekosten in verband met onderhoudsbehandeling door middel van vette zalf over een groot deel van het lichaam. Een herbeoordeling na 3 jaar wordt geadviseerd.
7.1.
Op 29 september 2023 heeft de medisch adviseur toegelicht dat van de volgende categorie-indeling van was- en slijtagekosten gebruik wordt gemaakt:
Categorie 3 is van toepassing:
Bij voortdurende zalfbehandeling over een groot deel van het lichaam met teerzalf of cignolinezalf, dan wel over het gehele lichaam, maar niet dagelijks. Voor vette zalven zoals cetomacrogolcrème met ureum wordt 50% van het bedrag gehanteerd.
Categorie 5 is van toepassing:
Bij voortdurende zalfbehandeling over het gehele lichaam met teerzalf of cignolinezalf (ditranol) als de huidafwijking duidelijk waarneembaar is. Voor vette zalven zoals cetomacrogolcrème met ureum wordt 50% van het bedrag gehanteerd.
7.2.
Verder heeft de medisch adviseur het volgende toegelicht:
“ Cliënte is bekend met diverse contactallergieën en eczeem. Ze maakt gebruik van vette zalven (cocobutter, koezalf en vaseline) om uitdroging tegen te gaan. Deze zalven zijn vrij verkrijgbaar en kunnen voor deze toepassing dun worden aangebracht op de huiddelen met actief eczeem. In de informatie van 17 december 2021 van de dermatoloog worden geen teerhoudende, ditranol of vette zalven voorgeschreven door de specialist, waardoor er strikt genomen geen medische noodzaak bestaat. Omdat wel aannemelijk is dat af toe bevuiling optreedt door bloedende huidkloven en vaseline kan helpen de huidafwijkingen onder controle te houden, heb ik in bezwaar haar het voordeel van de twijfel gegeven en alsnog was- en slijtagekostenvergoeding geadviseerd in de lichtere categorie 3. De gebruikte zalven geven geen ernstige vlekken zoals teerzalf of cignolinezalf. Daarom is conform de tabel 50% van het bedrag geadviseerd”.
7.3.
In het meest recente advies van de arts van het team SMA van 28 maart 2024 is de indeling van de meerkostencategorie -categorie 3 voor 50%- gehandhaafd. Volgens het advies is er sprake van een ongewijzigde medische situatie ten opzichte van voorgaande beoordelingen.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Raad, zie onder meer de uitspraak van 26 juli 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2823), mag het college bij de besluitvorming in beginsel uitgaan van de juistheid van een medisch advies, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de inhoud van dat advies of aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming ervan.
8.1.
Eiseres heeft betoogd dat de hoogte van de bijzondere bijstand niet correct is vastgesteld. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij meer kosten maakt dan het college aan bijzondere bijstand heeft toegekend. Zij is hierin niet geslaagd. De rechtbank is van oordeel dat het college kon en mocht afgaan op de toelichting van de medisch adviseur in de brief van 29 september 2023. In deze brief geeft de arts aan waarom eiseres onder 50% van categorie 3 valt. De arts heeft in bezwaar gekeken of er wijzigingen in de medische situatie hebben plaatsgevonden en of de vergoeding al dan niet correct is vastgesteld. Niet is gebleken dat de klachten van eiseres zijn gewijzigd dan wel verergerd waardoor er een hogere vergoeding moet worden verstrekt. Eiseres heeft haar stelling dat de jaarlijkse meerkosten van was- en slijtagekosten minstens € 1.200,- bedragen, niet onderbouwd. Zij heeft verder geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de medisch adviezen of aan de inhoud daarvan aangevoerd, bijvoorbeeld aan de hand van een contra-expertise of informatie van een behandelend arts van eiseres. De enkele verwijzing naar de inflatie en de gestegen energieprijzen acht de rechtbank hiertoe onvoldoende.
9. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat in het schema bij categorie 3 'niet dagelijks' staat en zij wel dagelijks haar crème gebruikt waardoor zij in categorie 5 behoort te vallen, oordeelt de rechtbank als volgt.
9.1.
In het schema staat bij categorie 3 vermeld: “voortdurende zalfbehandeling over een
groot gedeelte van het lichaam dan wel (of) over het gehele lichaam maar niet
dagelijks”.
9.2.
Uit de toelichting van 29 september 2023 van de medisch adviseur blijkt dat eiseres deze zalven/crèmes gebruikt op huiddelen met actief eczeem. Met andere woorden over
een (groot) gedeelte van het lichaam. Eiseres valt dan ook onder de 'voortdurende zalfbehandeling over een groot gedeelte van het lichaam', zodat categorie 3 van toepassing is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.