ECLI:NL:RBROT:2025:5446

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
11663056 VZ VERZ 25-2920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om extra beloning voor bewindvoerder in meerderjarigenbewind

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een machtiging voor extra beloning van een bewindvoerder. Het verzoek was ingediend door Van Rijn Bewind B.V., die optreedt als bewindvoerder over het vermogen van een meerderjarige betrokkene, geboren in 1978. De bewindvoerder vroeg om een extra beloning van zeven uur per jaar, omdat de huidige vergoeding van 17 uur per jaar niet voldoende zou zijn voor een goede uitvoering van de wettelijke taken. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerdersvergoeding op basis van de Regeling Beloning een forfaitaire vergoeding is en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn aangetoond die een hogere beloning rechtvaardigen. De kantonrechter merkte op dat de bewindvoerder onvoldoende onderbouwing had gegeven voor de stelling dat het zelfredzaamheidstraject moeizaam verloopt door verslavingsproblematiek. De kantonrechter wees het verzoek af, met de opmerking dat het aan de wetgever is om de problematiek rondom de beloning van bewindvoerders aan te pakken. Tegen deze beschikking kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof Den Haag, binnen drie maanden na de datum van de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11663056 VZ VERZ 25-2920
registernummer: BM 39907
uitspraak: 2 mei 2025
machtiging van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, inzake meerderjarigenbewind
over de goederen van:

[betrokkene],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1978,
wonende te [adres],
hierna te noemen betrokkene.

Verloop van de procedure

Op 16 april 2025 is ter griffie van de rechtbank het verzoek ingekomen van Van Rijn Bewind B.V., [postadres], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van betrokkene.

Beoordeling van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verlenen van een machtiging om een zeven uur extra beloning per jaar toe te kennen conform artikel 3 lid 6 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
De bewindvoerder vraagt om zeven uur extra beloning per jaar. Daarvoor noemt de bewindvoerder een aantal argumenten, die er in feite op neerkomen dat de beloning van de beschermingsbewindvoerder in het algemeen te laag is. De bewindvoerder verwijst in dit verband onder meer naar:
het rapport van het bureau SEO, Bekostiging en beloning van beschermingsbewind bij schulden; een verkenning van alternatieven’, dat is opgesteld in opdracht van het Ministerie van SZW;
de reactie van 17 april 2023 van de brancheorganisaties op het rapport;
de initiatiefnota van lid Kat over ‘Meer tijd, aandacht en bescherming bij bewind (TK 2023-2024, 36 464);
e Regeling Beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: Regeling Beloning) en de toelichting daarop.
Verder voert de bewindvoerder aan, dat uit deze stukken blijkt dat de bewindvoerders slechts betaald krijgen voor 17 uur per jaar, terwijl zij voor een goede uitvoering van hun wettelijke taken circa 27 uur per jaar per klant nodig hebben.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is sprake van een bewind sinds 25 augustus 2021, ingesteld vanwege verkwisting of problematische schulden. Er loopt een minnelijke schuldenregeling, bestaande uit een saneringskrediet, met als verwachte einddatum 12 januari 2026. De kantonrechter stelt voorop dat de bewindvoerdersvergoeding op basis van de Regeling Beloning een forfaitaire vergoeding is. In artikel 3 lid 6 van de Regeling Beloning staat dat de kantonrechter wegens
uitzonderlijke omstandighedende beloning van de bewindvoerder kan vaststellen. Daarvan is in de onderhavige zaak niet gebleken. Hoewel de kantonrechter begrip heeft voor de knelpunten in de praktijk rondom de hoogte van de beloning, is het niet aan de kantonrechter om de door de bewindvoerder gesignaleerde algemene problematiek op te lossen, dat is aan de Minister/de wetgever.
Er worden er deze zaak geen argumenten aangedragen waarom ten aanzien van deze betrokkene sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, die zou kunnen rechtvaardigen dat er een hogere beloning wordt toegekend. De enkele verder niet onderbouwde stelling dat het zelfredzaamheidstraject zeer moeizaam verloopt aangezien sprake is van verslavingsproblematiek, betrokkene veel aandacht vraagt en niet meewerkend is, is hiervoor onvoldoende. Terzijde merkt de kantonrechter op dat in geval van verslavingsproblematiek, het voor de hand ligt dat op het moment dat de schulden zijn opgelost, door de bewindvoerder wordt verzocht om het bewind om te zetten naar een lichamelijk/geestelijke grond. Zo lang de verslavingsproblematiek speelt is de bewindvoerder ook niet gehouden om met betrokkene door te gaan met een zelfredzaamheidstraject, als in de praktijk is gebleken dat dit niet zinvol is (zoals hier aan de orde is).
De kantonrechter zal het verzoek gelet op het voorgaande afwijzen.

Beslissing

De kantonrechter
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.
21874
Tegen deze beschikking kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Dit kan alleen worden ingesteld door een advocaat. Verzoeker en degenen aan wie een kopie van de beschikking is verstrekt moeten hoger beroep instellen binnen drie maanden na de datum van de beschikking. Voor andere belanghebbenden moet dit binnen drie maanden nadat zij van de beschikking op de hoogte zijn geraakt.