ECLI:NL:RBROT:2025:5062

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
11370579 CV EXPL 24-26509
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van premieachterstand uit zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft De Friesland Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zelf procedeert, met betrekking tot een zorgverzekeringsovereenkomst. De Friesland stelt dat de gedaagde de premies voor de maanden april tot en met juli 2024 niet op tijd heeft betaald, wat heeft geleid tot een premieachterstand van € 764,60. Na erkenning van een deelbetaling door de gedaagde, heeft De Friesland haar vordering verminderd tot € 166,15. De kantonrechter heeft de eis van De Friesland toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals incassokosten van € 138,77 en proceskosten van € 802,89. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde ook wettelijke rente verschuldigd is over het bedrag van € 164,54, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is genomen door mr. W.J.J. Wetzels en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11370579 CV EXPL 24-26509
datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
De Friesland Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.J.F. de Geus (Flanderijn),
tegen
[gedaagde],
woonachtig te Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘De Friesland’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 september 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek;
  • de akte van 21 januari 2025 van De Friesland.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft met De Friesland een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst moet [gedaagde] elke maand premie aan De Friesland betalen. Volgens De Friesland heeft [gedaagde] de premies voor de maanden april tot en met juli 2024 niet (op tijd) betaald waardoor een premieachterstand is ontstaan. De Friesland vordert daarom – na vermindering van eis – dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 166,15 aan premieachterstand aan haar te betalen. Omdat [gedaagde] de premies niet op tijd heeft betaald, vordert De Friesland dat zij ook de rente, een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten aan haar moet betalen.
2.2.
De kantonrechter wijst de eis van De Friesland toe. Hieronder wordt toegelicht hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen
[gedaagde] moet € 166,15 aan premieachterstand betalen
2.3.
Volgens De Friesland heeft [gedaagde] een premieachterstand van € 764,60 laten ontstaan. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Wel heeft [gedaagde] bij antwoord aangevoerd dat hij op 10 september 2024 een bedrag van € 598,45 en een bedrag van € 385,00 aan De Friesland heeft betaald. De Friesland heeft die betalingen bij repliek erkend. Volgens De Friesland strekt de betaling van € 598,45 inderdaad in mindering op de premieachterstand. Zij heeft daarom haar oorspronkelijke vordering van € 764,60 met dat bedrag verminderd en vordert thans nog een bedrag van € 166,15 aan premieachterstand (€ 764,60 – € 598,45). De betaling van € 385,00 heeft volgens De Friesland betrekking op het eigen risico over 2024 en valt daarom buiten deze procedure. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat er op dit moment nog sprake is van een premieachterstand van € 166,15.
2.4.
Hoewel [gedaagde] bij dupliek heeft aangegeven dat hij voornemens was het restant van de vordering van De Friesland te betalen, heeft De Friesland bij akte van 21 januari 2025 laten weten dat zij geen betalingen meer van [gedaagde] heeft ontvangen. De kantonrechter oordeelt daarom dat [gedaagde] een bedrag van € 166,15 aan De Friesland moet betalen. Voor zover [gedaagde] na genoemde akte van De Friesland van 21 januari 2025 nog verdere betalingen heeft gedaan met betrekking tot de onderhavige kwestie strekken die betalingen uiteraard in mindering op de hierna volgende veroordeling.
[gedaagde] moet tevens € 138,77 aan incassokosten betalen
2.5.
De incassokosten van € 138,77 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.6.
De rente wordt toegewezen zoals bij de beslissing vermeld, omdat De Friesland genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Conform hetgeen De Friesland onder randnummer 9 bij repliek heeft gesteld, wordt de wettelijke rente toegewezen over het door haar genoemde bedrag van € 164,54.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan De Friesland moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 328,00 aan griffierecht, € 270,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 135,00) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 802,89. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat De Friesland dat vordert en [gedaagde] daar geen verweer tegen heeft gevoerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan De Friesland te betalen € 317,83 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 164,54 vanaf 24 september 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van De Friesland worden begroot op € 802,89;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
62828