ECLI:NL:RBROT:2025:5056

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
11339563 CV EXPL 24-25283
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige zorgpremie door Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.

In deze zaak vordert Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. betaling van achterstallige zorgpremie door gedaagde, die zelf procedeert. De gedaagde heeft een zorgverzekering afgesloten en is verplicht om maandelijks premie te betalen. Zilveren Kruis stelt dat de gedaagde de premie voor mei 2024 niet heeft betaald en vordert daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij alle premies over 2024 heeft betaald, met uitzondering van één teruggestorte betaling.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde in totaal elf premiebetalingen heeft gedaan in 2024, wat betekent dat hij één maand aan premie niet heeft betaald. De kantonrechter wijst de vordering van Zilveren Kruis toe en oordeelt dat de gedaagde € 139,95 aan achterstallige premie moet betalen, evenals incassokosten van € 48,40. De gedaagde is ook verplicht om rente te betalen over het verschuldigde bedrag, te rekenen vanaf 1 mei 2024.

De proceskosten worden eveneens aan de gedaagde opgelegd, omdat hij ongelijk heeft gekregen in deze procedure. De kantonrechter heeft de proceskosten begroot op € 367,38. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Zilveren Kruis het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11339563 CV EXPL 24-25283
datum uitspraak: 7 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V. te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Schiedam,
gedaagde,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘Zilveren Kruis’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 september 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 24 oktober 2024, met bijlagen;
  • de betalingsbewijzen die [gedaagde] in het geding heeft gebracht en die ter griffie zijn ontvangen op 4 november 2024;
  • de conclusie van repliek van Zilveren Kruis, met bijlagen;
  • de e-mail van 10 januari 2025 aan de zijde van [gedaagde].
1.2.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft bij Zilveren Kruis een zorgverzekering afgesloten. Op grond van deze overeenkomst moet hij elke maand premie aan Zilveren Kruis betalen. In 2024 moest hij € 139,95 aan premie per maand betalen. Volgens Zilveren Kruis heeft [gedaagde] de zorgpremie van de maand mei 2024 niet betaald. Zilveren Kruis wil dat [gedaagde] dat bedrag alsnog betaalt. Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald, wil Zilveren Kruis ook dat [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente betaalt.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van Zilveren Kruis. Hij voert aan dat hij de verschuldigde premies over 2024 allemaal heeft betaald. In zijn e-mailbericht van 10 januari 2025 heeft hij gesteld dat hij in 2024 in totaal 13 betalingen aan Zilveren Kruis heeft gedaan, waarvan één betaling is teruggestort, zodat hij effectief 12 betalingen heeft gedaan, hetgeen overeenkomt met de volledige premie over één jaar.
[gedaagde] moet € 139,95 aan achterstallige premie betalen
2.3.
[gedaagde] moet nog € 139,95 aan achterstallige premie betalen, omdat uit het door hem overgelegde transactieoverzicht en de door hem overgelegde afschrijvingen blijkt dat hij in het jaar 2024 in totaal elf premiebetalingen heeft gedaan, die vervolgens niet zijn teruggeboekt, die betrekking hebben op de verschuldigde premie van dat jaar. Hierna legt de kantonrechter uit waarom hij tot deze beslissing gekomen is.
2.4.
Uit de door [gedaagde] overgelegde stukken blijkt dat hij in 2024 in totaal dertien keer premie heeft betaald aan Zilveren Kruis, omdat hij elke maand een bedrag aan premie heeft betaald en hij in de maand juni 2024 tweemaal premie heeft betaald. Op 27 maart 2024 is de premie van de maand februari 2024 echter teruggestort naar de rekening van [gedaagde]. Deze betaling moet dus van het totaal aantal premiebetalingen worden afgetrokken. De op 30 december 2024 door [gedaagde] betaalde premie, heeft betrekking op de verschuldigde premie over de maand januari 2025. Deze betaling moet dus ook van het totaal aantal premiebetalingen worden afgetrokken, omdat deze betaling geen betrekking heeft op het premiejaar 2024. De op 28 januari 2024 door [gedaagde] betaalde premie vermeldt in de omschrijving niet op welke premiemaand de betaling ziet. Hoewel een betaling die in januari 2024 is gedaan normaal gesproken betrekking heeft op de premiebetaling van februari 2024, gaat de kantonrechter ervan uit dat de betaling die op 28 januari 2024 is gedaan, betrekking heeft op de verschuldigde premie van de maand januari 2024. De verschuldigde premie van de maand februari 2024 is namelijk op 27 maart 2024 betaald. De betaling van 28 januari 2024 wordt dus wel meegenomen in het totaal aantal premiebetalingen.
2.5.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] in het jaar 2024 in totaal elf premiebetalingen heeft gedaan, die vervolgens niet zijn teruggestort, en die betrekking hebben op de verschuldigde premie over het jaar 2024. Daarmee staat vast dat [gedaagde] één maand aan premie over het jaar 2024 niet heeft betaald. [gedaagde] moet die premie alsnog betalen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 48,40 betalen
2.6.
De incassokosten van € 48,40 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.7.
[gedaagde] moet rente betalen, omdat Zilveren Kruis genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. De rente zoals gevorderd in de dagvaarding wordt echter afgewezen. Hierna wordt toegelicht waarom.
2.8.
In de dagvaarding wordt de al vervallen rente van € 2,90 gevorderd, berekend tot en met 20 september 2024 en wordt de rente over € 139,95 vanaf 18 september 2024 tot de dag dat dit bedrag is betaald gevorderd. Daarmee wordt over de periode van 18 september 2024 tot en met 20 september 2024 tweemaal de wettelijke rente gevorderd. Dat deel is niet toewijsbaar. [gedaagde] is wel in verzuim door het niet betalen van zijn premie over de maand mei 2024 en is daarom vanaf 1 mei 2024 de wettelijke rente conform artikel 6:119 BW verschuldigd over € 139,85.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Zilveren Kruis moet betalen op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 80,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 40,00) en € 20,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 367,38. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Zilveren Kruis dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis te betalen € 188,35 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 139,95 vanaf 1 mei 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Zilveren Kruis worden begroot op € 367,38;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
64266