ECLI:NL:RBROT:2025:5020

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
NL:TZ:0000304054:B001
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere beloning voor bewindvoerder na acceptatie nulaanbod gedurende 24 maanden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 25 april 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de beloning van een bewindvoerder. De bewindvoerder had verzocht om de jaarbeloning vast te stellen conform het hoge 'schulden' tarief, dat van toepassing is bij problematische schulden. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van de kantonrechter van 10 december 2024, waarin het schuldentarief was verlaagd naar het basistarief. De bewindvoerder had op 24 maart 2025 een verzoek ingediend om het hoge tarief weer in rekening te mogen brengen, omdat de betrokkene na acceptatie van een nulaanbod schuldenvrij was geworden. De kantonrechter heeft besloten om het verzoek gedeeltelijk toe te wijzen, waarbij hij oordeelde dat de hogere beloning voor de bewindvoerder moet worden voortgezet voor een periode van maximaal 24 maanden, zelfs na het accepteren van het nulaanbod. Dit besluit is in lijn met de systematiek van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, en houdt rekening met de werkzaamheden die de bewindvoerder heeft verricht in de periode voorafgaand aan het nulaanbod. De kantonrechter heeft bepaald dat de bewindvoerder recht heeft op het hoge tarief voor een periode van 10 maanden, gerekend vanaf 1 december 2024, en dat de jaarbeloning vanaf 1 oktober 2025 opnieuw moet worden vastgesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Toezicht
Locatie Rotterdam
toezichtnummer
:
[nummer 1]
CBM-nummer
:
[nummer 2]
beschikkingsnummer
:
[nummer 3]
datum
:
25 april 2025

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:

[verzoeker] ., [adres 1] , [postcode 1] [plaats] ,Kamer van Koophandel-nummer [KvK-nummer] ,

hierna te noemen: verzoeker,
met betrekking tot:

[betrokkene] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,wonende te [adres 2] , [postcode 2] [woonplaats] ,hierna te noemen: betrokkene.

Procesverloop

Bij beschikking van de kantonrechter te Rotterdam van 2 oktober 2023 is bewind ingesteld vanwege een lichamelijke of geestelijke grond. Hiernaast was ook sprake van problematische schulden. De jaarbeloning is vastgesteld conform het hoge ‘schulden’ tarief.
Bij beschikking van de kantonrechter te Rotterdam van 10 december 2024 is het schuldentarief met ingang van 1 december 2024 bijgesteld naar het basistarief.
Op 24 maart 2025 heeft de bewindvoerder een verzoek ingediend om per 1 december 2024 weer het hoge tarief in rekening te mogen brengen.
De kantonrechter heeft op grond van de ontvangen informatie afgezien van een mondelinge behandeling.

Beoordeling

De bewindvoerder vraagt om de jaarbeloning met ingang van 1 december 2024 vast te stellen conform artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Dit is het hoge tarief, dat geldt voor schuldenbewinden. De bewindvoerder doet daarbij een beroep op de uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2025:1085). Hoewel in die zaak sprake is van een andere grondslag voor het bewind, is de bewindvoerder van mening dat de werkzaamheden voorafgaand aan de schuldenregeling dezelfde zijn en dat zij om die reden alsnog aanspraak maakt op het hoge tarief over de periode van 1 december 2024 tot en met 30 november 2025.
De kantonrechter zal, gelet op de ontvangen informatie, het verzoek gedeeltelijk toewijzen. De reden daarvoor is al volgt.
De uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant waarnaar de bewindvoerder verwijst gaat over een bewind dat is ingesteld wegens problematische schulden. De bewindvoerder heeft veel werk gedaan in verband met de problematische schuldensituatie. Vervolgens is betrokkene, relatief kort na de start van het bewind, door het accepteren van een nulaanbod direct schuldenvrij geworden. Als gevolg daarvan mist de bewindvoerder inkomsten omdat het schuldentarief hierdoor maar kort van toepassing is geweest. In die uitspraak is geoordeeld dat de bewindvoerder in het voortraject (waarin betrokkene naar het nulaanbod is toegeleid en de bewindvoerder in een relatief korte periode veel werk heeft verricht in verband met de problematische schulden) onvoldoende wordt gecompenseerd voor zijn werk, doordat de bewindvoerder gedurende slechts 6 maanden het hoge tarief in rekening kon brengen.
In deze zaak gaat het (anders dan in de door de bewindvoerder aangehaalde uitspraak) om een bewind op grond van een lichamelijk of geestelijke toestand. De bewindvoerder heeft vanaf de start van het bewind op 3 oktober 2023 het hoge tarief ontvangen, omdat eveneens sprake was van problematische schulden. Nadat in december 2024 de schuldhulpverlening bij de Kredietbank per direct is geëindigd, al zijn schulden zijn afgeboekt en betrokkene schuldenvrij was, is het tarief per 1 december 2024 op verzoek van de bewindvoerder aangepast naar het lage tarief.
De kantonrechter is van oordeel dat het uitgangspunt dat de hogere beloning bij problematische schulden eindigt op het moment dat betrokkene schuldenvrij is, omdat het nulaanbod wordt geaccepteerd, onvoldoende recht doet aan de systematiek van de Regeling beloning. Het beroep van de bewindvoerder op de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant gaat in zoverre op.
De kantonrechter meent dat een beloning aan de bewindvoerder moet worden toegekend die het mogelijk maakt te voorzien in een adequate vergoeding ook voor de werkzaamheden die in de periode voor het nulaanbod door de bewindvoerder zijn verricht. De kantonrechter vindt dat een periode van maximaal 24 maanden waarin het hogere tarief in rekening kan worden gebracht in de gegeven situatie recht doet aan de werkzaamheden die door de bewindvoerder, ook als sprake is van een bewind wegens lichamelijk of geestelijke toestand, in combinatie met problematische schulden, in het geval van een geaccepteerd nulaanbod gerekend vanaf de aanvang van het bewind zijn verricht.
Een dergelijke tijdelijke hogere beloning past naar het oordeel van de kantonrechter ook bij het voornemen van de wetgever om een doorstroombeloning toe te voegen aan de huidige forfaitaire vergoedingen van de beschermingsbewindvoerder, met als achtergrond dat deze beloning de verkorting van het schuldenbewind (gedeeltelijk) compenseert als iemand sneller doorstroomt naar schuldhulpverlening (Kamerbrief 26 april 3036, 24 515 nr 795).
Omdat het hoge tarief in deze zaak slechts 14 maanden van kracht is geweest, zal de kantonrechter in dit geval vanaf 1 december 2024 nog 10 maanden beloning toekennen tegen het hoge tarief.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek toe en kent aan de bewindvoerder de beloning toe op grond van artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren voor de duur van 10 maanden gerekend vanaf 1 december 2024;
stelt de jaarbeloning vast conform artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vanaf 1 oktober 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025.
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.