ECLI:NL:RBROT:2025:4991
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking aanvraag maatschappelijke opvang
Op 25 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster uit Rotterdam en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening, waarbij de verzoekster een proceskostenvergoeding vroeg na de intrekking van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang. De aanvraag was afgewezen door het college op 28 maart 2025, waarop de verzoekster bezwaar had gemaakt. Echter, na een e-mail van het college op 4 april 2025, waarin werd aangegeven dat zij tijdelijk opvang zou kunnen krijgen indien zij dakloos zou raken, trok de verzoekster haar verzoek in. De voorzieningenrechter heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar het college stelde dat het verzoek moest worden afgewezen omdat het besluit correct was en de e-mail slechts een bevestiging was van de eerdere afwijzing.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens beoordeeld of het college aan het verzoek van de verzoekster was tegemoetgekomen. Volgens de voorzieningenrechter was dit niet het geval, omdat de e-mail van 4 april 2025 niet als een tegemoetkoming kon worden gezien, maar als een bevestiging van het besluit dat er geen acute dakloosheid was. De verzoekster had tot 1 mei 2025 verblijf bij een zorginstelling en er was geen noodzaak voor maatschappelijke opvang. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, met de conclusie dat er geen sprake was van tegemoetkoming in de zin van de wet.