ECLI:NL:RBROT:2025:4928

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/2627
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Wmo-arrangement zorg in natura en de vraag naar procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, zonder bekende woon- of verblijfplaats, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft de beëindiging van een arrangement op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), dat aan eiser was toegekend voor ondersteuning in natura. Het college had op 15 december 2022 een arrangement toegekend, maar beëindigde dit met een primair besluit op 24 juli 2023, omdat eiser niet wilde meewerken aan schulddienstverlening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen procesbelang is, omdat de ondersteuning in natura over een al verstreken periode ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit niet meer van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Eiser heeft geen onderbouwing gegeven voor de gestelde schade die hij zou hebben geleden door de beëindiging van de opvang. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2627

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], zonder bekende woon- of verblijfplaats, eiser

(gemachtigde: mr. N. Roos),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, het college
(gemachtigde: mr. A. Hielkema).

Procesverloop

1. Met het besluit van 15 december 2022 heeft het college aan eiser een arrangement op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) toegekend, bestaande uit ondersteuning in natura voor de periode van 19 december 2022 tot en met 17 december 2023 door het Centrum voor Dienstverlening (CVD). Deze ondersteuning bestaat uit ‘Sociaal en persoonlijk functioneren’ en Financiën’.
1.1.
Met het primaire besluit van 24 juli 2023 heeft het college eisers recht op ondersteuning met ingang van 6 juli 2023 beëindigd.
1.2.
Met het bestreden besluit van 31 januari 2024 is het college met aanvulling van de wettelijke grondslag en motivering bij het primaire besluit gebleven.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt vast dat eiser in het kader van het toegekende arrangement een kamer bij Room First van het CVD toegewezen heeft gekregen. Met het primaire besluit is deze ondersteuning beëindigd, omdat eiser niet wilde meewerken aan schulddienstverlening. Eiser betoogt in beroep onder meer dat het college de ondersteuning niet om deze reden heeft kunnen beëindigen.
2.1.
Nu het gaat om de beëindiging van ondersteuning in natura over een al verstreken periode, ziet de rechtbank zich eerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
2.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de CRvB) is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het indienen van beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Dat betekent dat er aanleiding is om een beroep inhoudelijk te beoordelen als de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Het hebben van alleen een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een al verstreken periode, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig zijn vanwege de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2024:747).
2.3.
Het geschil gaat over ondersteuning in natura over een periode die inmiddels (ruimschoots) is verstreken en waarbij de ondersteuning niet met terugwerkende kracht kan worden gegeven. Het is de rechtbank niet gebleken dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit nog van belang kan zijn voor een toekomstige periode, zodat hieraan geen procesbelang kan worden ontleend. Eisers gemachtigde heeft op de zitting desgevraagd aangegeven dat het aannemelijk is dat eiser als gevolg van de beëindiging van de opvang schade heeft geleden en hij daarom procesbelang heeft. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Volgens eisers gemachtigde ligt het voor de hand dat hij kosten heeft moeten maken omdat hij op zoek moest naar andere woonruimte, maar zij heeft hier geen onderbouwing voor gegeven. Het is eisers gemachtigde ook niet bekend waar hij na de beëindiging van de opvang naar toe is gegaan en waar hij dan kosten voor zou hebben gemaakt. Nu het is gebleven bij een aanname en een verdere onderbouwing van de schade ontbreekt, kan aan de gestelde schade geen procesbelang worden ontleend. Dat eisers gemachtigde al lange tijd geen contact meer met hem heeft gehad en zij de schade ook niet nader heeft kunnen onderbouwen, doet daar niet aan af.
2.4.
Het voorgaande betekent dat eisers beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Aan een beoordeling van de beroepsgronden komt de rechtbank daarom niet toe.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Roset, rechter, in aanwezigheid van
E.J. van den Doel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.