Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 maart 2025 met producties;
- de conclusie van antwoord alsmede eis in reconventie met producties;
- de berichten van 26 maart 2025 en 27 maart 2025 (tweemaal) met producties van de vrouw;
- de pleitnotities van de vrouw.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, als adviseur, vertegenwoordigd door [naam] .
2.De feiten
Artikel 2 – Hoofdverblijfplaats / inschrijving / verhuizing / paspoort / vakantie buitenland
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
Ontvankelijkheid
rechtom een minderjarig kind op te voeden, maar ook de
plichtom dat te doen (artikel 1:247 lid 1 BW). Gezag, en de uitoefening daarvan, is niet (geheel) ter vrije bepaling van partijen. Zo kan een ouder niet zelf vrijwillig afstand doen van gezag. Ook is het niet mogelijk om een vorm van “uitgekleed gezag” in te stellen, waarbij een van de ouders in de praktijk eenhoofdig het gezag uitoefent en de ander op afstand staat.
onvoorwaardelijkzijn. De voorzieningenrechter vermoedt dat daarmee ook zal zijn bedoeld
onherroepelijk, wat weliswaar juridisch strikt genomen iets anders is, maar waar in het dagelijks taalgebruik een minder scherp onderscheid tussen wordt gemaakt. Die waarschuwing ontbreekt in de ondertekende versie. Dat kan niet worden verklaard door het feit dat Curaçao niet langer aan de orde was, omdat de oorspronkelijke waarschuwing óók Nederland bevatte. Het niet handhaven van deze tekst is een sterke aanwijzing dat niet langer een onvoorwaardelijke of onherroepelijke toestemming werd verleend en dat in elk geval de man die tekst ook zo mocht begrijpen.
uiterlijkbij de ondertekening van de koopovereenkomst – informeren van de ander. Dat heeft de vrouw niet gedaan, in tegendeel zelfs. Na het ondertekenen van de koopovereenkomst vangt de man kennelijk signalen op. Als hij daarop bij de vrouw informeert naar een verhuizing, wordt hij met een kluitje het riet in gestuurd. Het antwoord “Daar is nu nog geen sprake van!” verbloemt dat er een koopovereenkomst is, mede op naam van de vrouw, en dus de wens van de vrouw om daar te gaan wonen. Die wens is niet fout, maar het is onbegrijpelijk dat zij – tegen de achtergrond van haar stelling dat zij toch al de onvoorwaardelijke verhuistoestemming van de man had – daar niet open over is geweest. Tot die openheid had zij zich bovendien verplicht op basis van onderdeel 3.8 van het ouderschapsplan. Het wekt bij de voorzieningenrechter de indruk dat de vrouw helemaal niet zeker was van haar zaak, maar de man voor voldongen feiten wilde stellen en zo de verhuizing wilde veiligstellen. Ook dat is een reden waarom de door de vrouw voorgestane uitleg van onderdeel 2.2 van het ouderschapsplan niet kan worden gevolgd.
eenverhuizing op
eenmoment naar
eenplaats, maar was er tussen partijen onderhandeld over een concrete verplaatsing van de minderjarige van de ene ouder (de achterblijvende ouder die zich verzette) naar de andere ouder (de ontvangende ouder). Dit was naar aanleiding van voorvallen in de gezinssituatie van de achterblijvende ouder. Er was een concreet tijdspad afgesproken, er waren concrete afspraken gemaakt over het contact tussen de achterblijvende ouder en de minderjarige en concrete afspraken over bijkomende zaken als schoolinschrijving na de verplaatsing naar de ontvangende ouder.
al zijngaan voor op de belangen van kinderen die er
zouden kunnen komen. Anders dan de vrouw meent, is het niet onmogelijk om een gezin met haar nieuwe partner in haar huidige omgeving vorm te geven. Ja, daar zal die nieuwe partner dan voor moeten verhuizen en ja, dat is ingrijpend omdat hij met zijn (eigen) bedrijf op dit moment gebonden is aan de regio [plaatsnaam 4]. Maar ook daarvoor geldt: dat is geen statisch gegeven. Een bedrijf kan worden verplaatst, werk kan worden veranderd en het betreft geen werk dat naar zijn aard gebonden is aan de huidige woonplaats van de nieuwe partner. Het zijn moeilijke keuzes om te maken en in een ideale wereld zou er een oplossing zijn waarbij niemand iets moet inleveren, maar de wereld is niet ideaal en daar zullen de vrouw en haar nieuwe partner mee moeten leven. Zij begonnen hun relatie niet als onbeschreven bladen: de vrouw had al twee minderjarige kinderen en daar moeten niet alleen de man en de vrouw, maar ook de nieuwe partner van de vrouw rekening mee houden.
6.De beoordeling in reconventie
7.Ten slotte
welgoed gaat tussen partijen. Het is duidelijk dat zij allebei proberen het beste ervan te maken en ook allebei de ander dingen gunnen. De voorzieningenrechter spreekt de hoop uit dat dit vonnis niet het begin is van een lange en intensieve strijd, die naar alle waarschijnlijkheid alleen maar verliezers zal opleveren, maar partijen aanzet tot hernieuwd overleg. Probeer creatief te denken, leef elk in elkaars gedachtewereld in, maar bovenal: zet
samende belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorop.