ECLI:NL:RBROT:2025:4822

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
10/690212-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van de PIJ-maatregel in TBS-maatregel met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2025 uitspraak gedaan over de omzetting van de PIJ-maatregel van de veroordeelde in een TBS-maatregel. De veroordeelde, geboren in 1998, heeft een PIJ-maatregel opgelegd gekregen vanwege ernstige delicten, waaronder poging tot afpersing en zware mishandeling. Gedurende de PIJ-maatregel heeft de veroordeelde onvoldoende geprofiteerd van de aangeboden behandelingen, wat heeft geleid tot een onverminderd hoog recidiverisico op gewelddadig gedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staat voldoende inspanningen heeft geleverd om de veroordeelde te behandelen, maar dat deze inspanningen niet hebben geleid tot een positieve gedragsverandering. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de PIJ-maatregel niet toereikend is voor de complexe problematiek van de veroordeelde en dat een TBS-maatregel noodzakelijk is om het recidiverisico te beheersen. De duur van de TBS-maatregel is vastgesteld op één jaar, zodat de rechtbank het verdere verloop van de behandeling kan volgen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team jeugd
Parketnummer: 10/690212-18
Datum uitspraak: 17 april 2025
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de omzetting van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna PIJ-maatregel) in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: TBS-maatregel) van
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres van de
penitentiaire inrichting (PI) [naam PI] , [adres] , [postcode] in [plaats] ,
raadsman mr. R.J.E. Berfelo, advocaat te Diemen.

1.Procesverloop

Op 15 januari 2019 heeft de rechtbank de PIJ-maatregel van de veroordeelde gelast.
De PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van de eendaadse samenloop van poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, en poging tot zware mishandeling. De termijn van de PIJ-maatregel is gestart op 30 januari 2019.
Op 27 maart 2025 heeft deze rechtbank de PIJ-maatregel laatstelijk verlengd met 20 dagen.
Op 9 januari 2025 heeft de rechtbank van het Openbaar Ministerie een vordering tot omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel ontvangen. Bij die vordering is gevoegd:
- het Pro Justitia rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 24 september 2024, waarin zowel de psychiater als de psycholoog adviseren de PIJ-maatregel om te zetten in een TBS-maatregel; en wordt verwezen naar
- het nog na te sturen advies van Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het advies van het hoofd van de Rijks Justitiële Inrichting (hierna: RJJI) Den Hey-Acker, gedateerd 29 januari 2025, inclusief de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde over de periode van 10-07-2022 tot 10-01-2023;
  • het advies van Reclassering Nederland van 5 maart 2025;
  • de rapportage van de PI Vught van 19 maart 2025; en
  • de brieven van de veroordeelde en zijn moeder, ontvangen op 3 april 2025.
Op de zitting van 3 april 2025 is de vordering in het openbaar behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- de officieren van justitie, mr. C.J.A. de Bruijn en mr. J.B. Wooldrik,
- de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman,
- de deskundige [persoon A] , werkzaam als psychiater bij het PBC,
- de deskundige [persoon B] , werkzaam als selectiefunctionaris bij Divisie Individuele Zaken, - de deskundige [persoon C] , als behandelcoördinator ITA en GZ-psycholoog verbonden aan RJJI Den Hey-Acker,
- de deskundige [persoon D] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.

2.De rapportages en de toelichtingen

2.1.
Advies Pieter Baan Centrum
Het advies van het PBC van 24 september 2024 houdt onder meer het volgende in.
Bij de veroordeelde is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Ernstige hechtingsproblematiek lijkt aan de basis te liggen van deze gebrekkige ontwikkeling met een secundaire scheefgroei van de persoonlijkheid en de ontwikkeling van een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en mogelijk ook narcistische trekken (cluster B-trekken). Dat wordt gecompliceerd door een stoornis in cannabisgebruik en stoornis in alcoholgebruik. Hoewel het dossier psychopathische kenmerken doet vermoeden is, niet duidelijk geworden in hoeverre er daarnaast sprake is van psychopathie.
Recidivegevaar
De risicofactoren van het indexdelict zijn nog steeds aanwezig. De problematiek van de veroordeelde is gedurende de inmiddels bijna zes jaar durende PIJ-behandeling niet bewerkbaar gebleken. De behandeling is vooralsnog geëindigd met een plaatsing in de unit BeheersProblematische Gedetineerden (hierna: BPG) van de PI Vught, omdat er in de Justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) sprake was van toenemende handelingsverlegenheid. In de JJI’s was herhaaldelijk, op diverse afdelingen, sprake van dreiging, intimidatie, verbale en fysieke agressie. De veroordeelde heeft zich onttrokken aan de PIJ-maatregel en tweemaal een geweldsdelict gepleegd waarbij letsel is ontstaan bij een begeleider. Sinds zijn onttrekking in maart 2023 is er geen sprake meer van verlof. Toen hij twee maanden na zijn onttrekking in mei 2023 werd opgepakt, bleek hij in de RJJI Den Hey-Acker op de Individuele Traject Afdeling (ITA) zoveel agressie te tonen en angst in te boezemen dat hij overgeplaatst moest worden naar de BPG. In de BPG, een van de strengst beheersmatig functionerende afdelingen in Nederland, is het vanaf oktober 2023 tot januari 2024 goed gegaan. Vanaf januari 2024 is er slechts beperkt informatie over het functioneren van de veroordeelde aldaar. De veroordeelde heeft er een intensieve agressieregulatietherapie gevolgd, hetgeen niet heeft verhinderd dat hij enkele weken voor de plaatsing in het PBC een medegedetineerde heeft mishandeld, waarbij de toedracht in aanleg, volgens de dossierinformatie, instrumenteel aandoet.
Er bestaat een aanhoudend hoog risico op recidive van onvoorspelbaar geweld (met ook lichamelijk letsel) zowel op de korte als op de lange termijn, ook binnen een streng beveiligde setting en tijdens verlof. Dit geweld kan daarom niet worden gezien als een reactie op een te sterke inperking. Er is (nagenoeg) geen vooruitgang geboekt in het verminderen van het recidiverisico, omdat de veroordeelde vanaf het begin van de PIJ-behandeling in januari 2019 geen bereidheid heeft getoond om mee te werken. Vrijwel alle mogelijke, op de verdachte toegesneden, behandelvormen zijn aangeboden, maar zonder resultaat. Door gebrek aan medewerking aan diagnostisch onderzoek, ontbreekt het aan voldoende inzicht om tot een passende en effectieve behandeling te komen.
Conclusie: omzetting naar TBS
Het is inmiddels duidelijk geworden dat de veroordeelde zonder een zeer strikt kader met intensieve begeleiding en ondersteuning, niet (redelijk) stabiel kan blijven functioneren. Een strikt kader is ook nodig om het recidiverisico hanteerbaar te houden. Gezien de complexe pathologie (die door de weigering van de veroordeelde om mee te werken aan het onderzoek slechts aan de oppervlakte zichtbaar werd op de afdeling in het PBC), het onverminderd hoge recidiverisico op een nieuw geweldsdelict en de noodzaak tot behandeling van deze pathologie, die tot op heden ondanks alle inspanningen van de verschillende JJI’s onveranderd is gebleven, rest er niets anders dan te adviseren om de PIJ-behandeling om te zetten in een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege. Binnen dit kader is het mogelijk om nadere procesdiagnostiek te verrichten met als doel aanknopingspunten voor een werkzame behandeling te vinden. Er is een kans dat de veroordeelde binnen een tbs-kader (uiteindelijk) gaat meewerken, omdat er anders geen uitzicht op verlof en uiteindelijk resocialisatie komt. Daarnaast is plaatsing binnen een hoog beveiligingskader nodig om het hoge recidiverisico op de korte en lange termijn in te perken.
2.2.
Advies Den Hey-Acker
Het advies van Den Hey-Acker van 29 januari 2025 houdt onder meer het volgende in.
Samenvatting beloop behandeling PI Vught (BPG-afdeling)
Na de laatste verlenging van de PIJ-maatregel verblijft de veroordeelde een periode op
afdeling 9a van BPG, waar hij in een groepje van maximaal zes gedetineerden zit. Hij is hier
goed in contact met personeel en andere gedetineerden. De veroordeelde heeft in juni 2024
zijn agressieregulatie training afgerond en heeft aangegeven open te staan voor aanvullende
training. De BPG is echter geen behandelafdeling, waardoor het behandelaanbod zeer beperkt is.
Naar aanleiding van een vechtpartij met een medegedetineerde is de veroordeelde overgeplaatst naar een afdeling met een individueel regime. Daar volgt de veroordeelde een individueel programma. Binnen een individuele structuur heeft hij weinig aansturing nodig en heeft weinig hulpvragen. Individueel functioneert de veroordeelde goed op deze afdeling.
Een overplaatsing naar de nieuwe ITA van JJI Teylingereind zoals eerder werd beoogd is niet mogelijk gebleken, omdat de veroordeelde ook binnen het duidelijke en emotioneel neutrale leefklimaat van de BPG niet in staat is geweest zichzelf in de hand te houden.
Recidivegevaar
Er is een onverminderd hoog risico op gewelddadig gedrag. De veroordeelde heeft binnen
de inrichting een agressieregulatie training gevolgd, hetgeen niet heeft verhinderd dat er
toch nog geweldsincidenten hebben plaatsgevonden. De copingvaardigheden van de
veroordeelde schieten tekort. De problematiek is nog onvoldoende bewerkt. Binnen het
kader van de PIJ-maatregel is het onmogelijk gebleken om een ingang te vinden voor
behandeling die nodig is om het zeer hoge risico op recidive te keren. Binnen een zeer
beheersmatige omgeving lukt het de veroordeelde mee te draaien als deze individueel
gericht is en de behandeldruk zeer laag is. De veroordeelde heeft buiten hulpverlening om
een beperkt steunend netwerk, namelijk zijn vriendin en zijn moeder.
Conclusie
Kijkend naar verschillende rapporten, adviezen en (klinische) bevindingen vanuit het
behandelteam wordt gezien dat het kader van de PIJ niet toereikend is voor de veroordeelde.
De gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens is in de PIJ-behandeling zeer
hardnekkig gebleken, waarbij de behandeling vooralsnog niet heeft geleid tot een
verandering in zijn basale wantrouwen en kerncognities. De huidige PIJ-behandeling van de
veroordeelde stagneert en gezien wordt dat de zeer ernstige en vroege
persoonlijkheidsproblematiek van de veroordeelde zich eerder verder verhardt, door een
toenemend wantrouwen en een terugval in perspectief. De veroordeelde weet dat de PIJ-
maatregel eindig is en redeneert terug vanaf dat moment. Als er geen vast eindpunt is, wordt
de veroordeelde met het behandelteam gedwongen zich te oriënteren op het nu en wat er
voor nodig is om vooruit te komen in de behandeling. Het kader van de PIJ-maatregel is niet
toereikend om de tijd te gebruiken als middel om behandelbereidheid te bewerkstelligen, de
PIJ is immers eindig. Er is een langdurig gedwongen en veilig kader nodig aangezien
persoonlijkheidsstoornissen een lange behandelduur hebben. Zeker als deze zo vroeg in het leven zijn ontstaan en zo diep verankerd zijn in de persoonlijkheid als bij de veroordeelde.
Voor het bereiken van een zekere mate van behandelbereidheid wordt meerdere jaren nodig
geacht.
Dit alles op een rijtje zettend kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een groot
dilemma: enerzijds kan geconcludeerd worden dat er nog veel (kritische) risicofactoren
worden gezien die nog onvoldoende worden getemperd door beschermende factoren,
waardoor het recidiverisico op dit moment nog als onveranderd hoog wordt ingeschat en de
mate van bescherming nog als weinig, op het moment dat de PIJ-maatregel per direct wordt
beëindigd en alle kaders en hulpverlening wegvallen. Anderzijds is binnen de JJI alles
geprobeerd zonder positief resultaat en is de resterende tijd te kort.
Concluderend kan gesteld worden dat de behandeling die nodig is om het hoge recidiverisico van de veroordeelde te keren, ondanks inzet van verschillende JJI’s en daarbij ook twee ITA’s, niet heeft geleid tot het bereiken van behandelbereidheid. Waar het binnen de PIJ-maatregel niet is gelukt, zeer waarschijnlijk vanwege de eindigheid van de maatregel, is een gedwongen, beveiligd kader voorwaarde om het onverminderd hoge recidiverisico te behandelen.
2.3.
Advies Reclassering Nederland
Het advies van 5 maart 2025 houdt onder meer het volgende in.
De veroordeelde heeft gedurende de PIJ-maatregel onvoldoende meegewerkt aan de behandeling. Pogingen tot aansturing leidden veelal tot weerstand en agressie. Er heeft gedurende de maatregel geen positieve gedragsverandering plaatsgevonden. Er is juist sprake van een ernstige verharding. Dit heeft een negatieve invloed op zowel het recidiverisico als de prognose voor gedragsverandering. De eerder hoog ingeschatte risico's zijn tot op heden onveranderd hoog gebleven. Zonder gerichte behandeling van de aanwezige risicofactoren wordt recidive, al dan niet met geweld, onvermijdelijk geacht.
Tijdens de afgelopen periode zijn er geen mogelijkheden gezien om andere of verdere
stappen te zetten richting hervatting van de behandeling in het kader van de PIJ-maatregel
en/of re-integratie. Op dit moment ziet de reclassering, evenals in de vorige adviezen van 19 maart 2024 en 18 september 2024, geen mogelijkheden om een invulling te geven aan een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Inzet op gedragsverandering of
risicobeperking door middel van bijzondere voorwaarden in het kader van de PIJ-maatregel
acht de reclassering op dit moment onverantwoord. Daarom ziet de reclassering de noodzaak tot inzet op langdurige intensieve behandeling en beveiliging van de maatschappij. Een omzetting naar een TBS-maatregel met dwangverpleging zou deze mogelijkheid bieden.
2.4.
Ter zitting gegeven toelichting
De deskundige [persoon A]heeft het advies van het PBC ter zitting toegelicht en aanvullend het volgende naar voren gebracht. Tijdens de observatietermijn, die verlengd is, heeft de veroordeelde niet meegewerkt. Hij lag veelal op bed en telefoneerde veel met zijn vriendin, die hem vermoedelijk coachte. Bij de veroordeelde is een terugkerend patroon zichtbaar, waarbij hij in een eerste periode doorgaans een positieve en meewerkende houding laat zien. Na enige tijd verdwijnt deze houding bij alle behandelpogingen en ontstaat structurele weerstand bij de veroordeelde, waarbij de behandelaars en begeleiders in toenemende mate handelingsverlegenheid ervaren. Deze weerstand uit zich door middel van de toenemende en persisterende passieve houding van de veroordeelde, de verschuiving van zijn dag- en nachtritme, ontbrekende motivatie voor scholing en behandeling, chronisch cannabisgebruik en zelfbepalend gedrag. Ondanks de inspanningen binnen PIJ-maatregel, met zelfs een op de veroordeelde ingericht programma en het in strijd met de voorwaarden toekennen van verlof om de veroordeelde gemotiveerd te houden, is het tot op heden niet gelukt om blijvende gedragsverandering te realiseren. De veroordeelde heeft de behandeling binnen de PIJ-maatregel niet toegelaten.
De deskundige [persoon B]heeft desgevraagd verklaard dat, hoewel onwenselijk, het niet mogelijk is gebleken om de veroordeelde gedurende de PIJ-maatregel van de BPG-afdeling in PI Vught over te plaatsen naar een andere passende voorziening vanwege de geweldsincidenten die zelfs in de setting van de BPG-afdeling hebben plaatsgevonden en de aanwezige risicofactoren. Indien de vordering tot omzetting wordt toegewezen, is niet te voorspellen binnen welke termijn de veroordeelde overgeplaatst zou kunnen worden naar een TBS-kliniek.

3.Standpunt van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel. Daartoe is, samengevat, het volgende aangevoerd.
De PIJ-maatregel van de veroordeelde kent een roerig verloop met herhaald agressief en gewelddadig gedrag als gevolg waarvan de veroordeelde binnen verschillende JJI’s en op verschillende afdelingen heeft verbleven. Ook na de uiteindelijke overplaatsing naar de BPG, waar vrijwel geen interactie plaatsvindt met groepsgenoten of personeel en er weinig tot geen behandeldruk is, is sprake van geweldsincidenten waarbij de veroordeelde betrokken is. Zijn behandeling is nauwelijks van de grond gekomen, omdat de veroordeelde vanaf het begin van de PIJ-behandeling niet heeft willen meewerken.
Duidelijk is geworden dat de veroordeelde zonder een zeer strikt kader met intensieve begeleiding en ondersteuning, niet (redelijk) stabiel kan blijven functioneren. Een strikt kader is ook nodig om het recidiverisico hanteerbaar te houden. De kans op herhaling van een soortgelijk gewelddadig feit als waarvoor de veroordeelde de PIJ-maatregel kreeg opgelegd, wordt hoog geacht, niet alleen op de lange maar ook op de korte termijn.
Er zijn in meerdere JJI’s verschillende behandeltrajecten geprobeerd, waarbij gekeken is wat het best zou werken bij de veroordeelde. Daarbij hebben de instellingen getracht zoveel mogelijk aan te sluiten bij de veroordeelde, bijvoorbeeld door de behandelingen pas later in de middag te organiseren, wanneer de veroordeelde uit bed was. De veroordeelde is echter niet tot behandeling gekomen. Ook is, om de veroordeelde te motiveren, tijdens zijn verblijf in de JJI Lelystad verlof ingezet terwijl hij nog niet aan de voorwaarden daarvoor voldeed. Tijdens een van deze verlofbewegingen heeft hij zijn begeleider ernstig mishandeld en zich vervolgens onttrokken aan de PIJ-maatregel.
Gelet op alles wat er is ingezet, heeft de Staat binnen de PIJ-maatregel voldoende inspanningen geleverd om de veroordeelde gedurende de PIJ-maatregel te behandelen. Dat is helaas zonder succes gebleven, en terugkeer naar de samenleving is onder deze omstandigheden niet verantwoord.
Gezien de complexe stoornissen van de veroordeelde, het onverminderde hoge recidiverisico voor nieuwe geweldsdelicten en de noodzaak tot langdurige behandeling, is er geen andere mogelijkheid dan de omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege. Aan alle vereisten voor een dergelijke omzetting is voldaan. Er zijn geen minder ingrijpende alternatieven voorhanden om het hoge recidiverisico op nieuwe geweldsdelicten af te wenden. Ook een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, al dan niet onder voorwaarden, biedt niet het vereiste beveiligingskader.
3.2.
Standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde en zijn raadsman hebben afwijzing van de vordering bepleit en verzocht aan de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel voorwaarden te verbinden. Daartoe is, samengevat, het volgende aangevoerd.
De veroordeelde heeft voor de indexdelicten al zwaar moeten boeten. De veroordeelde heeft inmiddels een PIJ-maatregel van (bijna) zes jaar achter de rug en heeft de afgelopen 18 maanden op een volwassen BPG-afdeling verbleven. Het (strikte) beveiligingsregime van de BPG lijkt op eenzame opsluiting, wat schadelijk is voor de fysieke en geestelijke gezondheid van de veroordeelde. Eenzame opsluiting dient een uitzondering te zijn en zeer terughouden te worden toegepast. Daarmee is het langdurige verblijf van de veroordeelde op de BPG in strijd met artikel 3 EVRM, dat foltering en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffing verbiedt.
Daarbij komt dat de Staat gedurende de PIJ-maatregel onvoldoende inspanningen heeft geleverd om de veroordeelde te behandelen. Op de BPG heeft de veroordeelde namelijk nauwelijks behandeling gehad, terwijl een PIJ-maatregel juist daarvoor bedoeld is. De plaatsing op de BPG is op geen enkele manier van toegevoegde waarde geweest in het kader van ‘een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde’. Uit alle rapporten blijkt dat het zware regime van de BPG heeft geleid tot verharding van de veroordeelde. Er lijkt echter sprake van een vicieuze cirkel: de verharding leidt tot een strenger regime, wat vervolgens opnieuw bijdraagt aan verdere verharding. Bij de omzetting van de PIJ-maatregel naar een TBS-maatregel zal hieraan geen einde komen.
Verder zijn er onvoldoende concrete, duidelijke en genoegzame aanwijzingen dat van de veroordeelde daadwerkelijk een zodanig groot gevaar uitgaat dat dit omzetting rechtvaardigt. In de afgelopen jaren is de veroordeelde namelijk twee keer veroordeeld voor eenvoudige mishandeling, waarbij de veroordeelde een klap heeft uitgedeeld. Van extreem geweld is geen sprake geweest. Bovendien heeft de veroordeelde wel een ontwikkeling doorgemaakt en is hij gegroeid gedurende de PIJ-maatregel. Zo heeft de veroordeelde de enige behandeling die hem tijdens zijn verblijf in PI Vught is aangeboden, namelijk een agressie-regulatietraining, met succes afgerond. Ook is hij gemotiveerd om zich (verder) te laten behandelen. Nu alle TBS-klinieken vol zijn, is niet te verwachten dat de veroordeelde binnen afzienbare tijd een passende behandeling krijgt. De veroordeelde moet buiten de muren van de PI de kans krijgen om te laten zien dat hij niet zal recidiveren en stabiel blijft.

4.Beoordeling

Wettelijk kader
De wettelijke grondslag voor de omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel is opgenomen in artikel 6:6:33 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Dit artikel bepaalt dat omzetting mogelijk is indien de PIJ-maatregel tot de maximale duur is verlengd en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting eist.
Formele voorwaarden voor omzetting van de PIJ-maatregel
Voordat de rechtbank aan de inhoudelijke beoordeling toekomt, moet worden bezien of is voldaan aan de formele vereisten zoals de wet die stelt.
Bij beschikking van 27 maart 2025 is de PIJ-maatregel verlengd voor de duur van 20 dagen, te weten tot 21 april 2025. Daarmee is de maximale termijn van de PIJ-maatregel zoals bedoeld in artikel 6:6:33 lid 1 Sv bereikt. De rechtbank voorts vast dat de onderhavige beslissing, conform het in artikel 6:6:33 lid 4 Sv bepaalde, wordt genomen voordat de maatregel onvoorwaardelijk eindigt.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de op grond van artikel 6:6:33 lid 5 Sv vereiste stukken, te weten het advies van de inrichting van 29 januari 2025 en een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de veroordeelde.
Verder is voldaan aan de eisen van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr). Bij de veroordeelde bestond ten tijde van het feit waarvoor de PIJ-maatregel is opgelegd een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het indexdelict betreft een feit waarvoor de TBS-maatregel kan worden opgelegd. Ook beschikt de rechtbank over een multidisciplinaire rapportage van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de veroordeelde hebben onderzocht.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor de omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel is voldaan.
Noodzaak tot omzetting
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de veiligheid van personen en goederen de omzetting naar TBS vereist. In dit verband dient de rechtbank na te gaan of de veroordeelde op het moment van de beslissing tot omzetting lijdt aan een stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Daarnaast moet worden vastgesteld of ondanks alle inspanningen die gericht waren op een adequate behandeling van de veroordeelde, het risico op gewelddadig gedrag nog zo groot is dat het belang van de samenleving zwaarder dient te wegen dan het individuele belang van de veroordeelde. In deze beoordeling dient tevens te worden betrokken of de omzetting, gelet op de ernst van de feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld en het risico op recidive, proportioneel is en of er andere, minder vergaande maatregelen mogelijk zijn om het recidiverisico te beperken. Bij de vaststelling van het recidiverisico dient in dit verband niet alleen gekeken te worden naar de hoogte van het risico, maar ook naar de aard van het gevaar, de omstandigheden waaronder en de termijn waarop zich dit gevaar naar verwachting zal verwezenlijken. Verder kan in het geheel van de afweging enige betekenis toekomen aan de inspanningen die de Staat heeft geleverd om de veroordeelde te behandelen.
Stoornis
Uit voornoemd rapport van PBC blijkt dat de veroordeelde ook op dit moment nog lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zoals hierboven onder 2.1 is uitgewerkt. De rechtbank neemt deze conclusies van het rapport over.
Recidivegevaar
Uit de adviezen en wat ter terechtzitting is besproken, blijkt dat het recidiverisico onverminderd hoog is. De veroordeelde is gedurende de PIJ-maatregel onvoldoende bereid of in staat geweest om van de aangeboden behandelingen te profiteren. Pogingen om hem hiertoe te bewegen hebben steeds geleid tot weerstand en agressief gedrag. Gedurende de maatregel is het hierdoor niet gelukt om een blijvende positieve gedragsverandering te bewerkstelligen. De veroordeelde heeft gedurende zijn PIJ-maatregel op verschillende JJI’s verbleven. Hij is steeds overgeplaatst nadat de situatie binnen de afdeling waar hij verbleef niet langer houdbaar was vanwege een of meerdere incidenten die hadden plaatsgevonden. Bij gebreke van andere JJI’s waar de veroordeelde nog terecht kon, is de veroordeelde op de BPG geplaatst. Deze plaatsing was aanvankelijk voor een beperkte duur, maar duurt inmiddels al 18 maanden. De JJI’s hebben aangegeven dat de veroordeelde daar niet (langer) welkom is vanwege zijn gedrag, waardoor de veroordeelde niet overgeplaatst kon worden. Ook is een overplaatsing binnen de BPG naar een afdeling met een minder streng regime niet gelukt, nu snel na deze overplaatsing een nieuw geweldsincident heeft plaatsgevonden.
Dit verloop, wat in overwegende mate aan de veroordeelde is toe te rekenen, heeft er toe geleid dat de problematiek van de veroordeelde grotendeels onbehandeld is gebleven. Daarmee is het recidive risico ook onverminderd hoog. In de rapportages komt een gelaagd beeld van de veroordeelde naar voren, waarbij de indruk is dat hij enerzijds vanuit zijn hechtingsproblematiek impulsief gewelddadig kan reageren als hij getriggerd wordt. Anderzijds heeft hij ook geleerd om zijn agressie instrumenteel in te zetten om zijn zin te krijgen. De veroordeelde wordt daarmee door de deskundigen omschreven als berekenend en in staat tot agressief gedrag bij geringe aanleiding. Er zijn geen aanwijzingen dat het recidiverisico bij terugkeer in de maatschappij zal afnemen. Integendeel, het is aannemelijk dat de veroordeelde bij frustratie of tegenwerking opnieuw grensoverschrijdend en gewelddadig gedrag zal vertonen. Ook in de sterk gestructureerde omgeving van de BPG, waarbij er sprake was van een sterke externe motivatie om geen agressief gedrag te vertonen, is het de veroordeelde niet gelukt om zich daarvan te weerhouden.
Proportionaliteit
Niet is gebleken dat het risico op recidive met een andere, minder vergaande maatregel kan worden ingeperkt. Uit de adviezen van de instelling en het PBC volgt dat (verdere) behandeling van de veroordeelde noodzakelijk is om het recidiverisico in te perken. Daarbij heeft de reclassering aangegeven geen mogelijkheden te zien om een invulling te geven aan een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Inzet op gedragsverandering of
risicobeperking door middel van bijzondere voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel acht de reclassering op dit moment onverantwoord. Nu niet is gebleken dat er een alternatief is en volstaan kan worden met een andere, minder vergaande maatregel, is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het recidive risico, omzetting naar een TBS-maatregel proportioneel.
Inspanningen Staat
Anders dan de verdediging betoogt, zijn naar het oordeel van de rechtbank gedurende de PIJ-maatregel voldoende inspanningen verricht om de veroordeelde te behandelen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in het onderhavige geval, zoals blijkt uit bovenstaande rapporten en ter zitting uiteengezet door de officier van justitie, alle passende mogelijkheden voor diagnose en behandeling benut. Deze inspanningen hebben echter niet geleid tot een situatie waarin de PIJ-maatregel op een verantwoorde wijze (voorwaardelijk) kan worden beëindigd. Dit brengt mee dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, de omzetting van de PIJ-maatregel noodzakelijk maakt.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege daarom toewijzen.
Duur TBS-maatregel
Gelet op de beslissing van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 31 oktober 2024 (ECLI:NL:GHARL:2024:6701) betreft de omzetting geen ‘oplegging’ van de TBS-maatregel zoals bedoeld in artikel 38d Sr, maar is er sprake van een maatregel die volgt op een maatregel in het kader waarvan reeds behandeling heeft plaatsgevonden. Daarmee is de in artikel 38d lid 1 Sr genoemde aanvangstermijn van twee jaar niet van toepassing, en moet de rechtbank de duur van de terbeschikkingstelling bepalen.
Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het gebrek aan voortgang in het behandeltraject van de veroordeelde, en de geruime tijd dat hij al in een streng detentieregime verblijft. Gelet op deze omstandigheid, en de omstandigheid dat de maatregel in het kader waarvan behandeling plaatsvindt al zes jaar loopt, acht de rechtbank het van groot belang dat de veroordeelde zo snel mogelijk een nieuwe start kan maken in een TBS-kliniek. Op dit moment is echter onduidelijk op welke termijn er een passende plek beschikbaar zal komen. Ter zitting heeft de deskundige van DIZ daar geen concrete uitspraken over kunnen en willen doen. De rechtbank vindt het dan ook van belang om de voortgang daarvan te kunnen volgen. Daarom wordt de duur van de TBS-maatregel bepaald op een termijn van één jaar, zodat de rechtbank het verdere verloop van het traject kan volgen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst toede vordering van de officier van justitie om de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen om te zetten in de maatregel tot terbeschikkingstelling;
gelastde terbeschikkingstelling van
[veroordeelde],
voor de duur van
(één) 1 jaar;
beveeltdat de veroordeelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.S. van den Berge en Ü. Gümüş, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2025
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. (
art.6:6:37 Sv)