ECLI:NL:RBROT:2025:4671

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
11400515 CV EXPL 24-28238
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betalingsregeling in huurovereenkomst tussen Stichting Maasdelta Groep en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Maasdelta Groep, eiseres, en een gedaagde die zelf procedeert. De gedaagde huurt een woning van Maasdelta en heeft een huurachterstand opgebouwd. Maasdelta vordert betaling van de huurachterstand en de lopende huur, alsook de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand op het moment van de zitting € 2.830,98 bedroeg, maar dat de gedaagde na de zitting een bedrag van € 1.000,00 heeft betaald, waardoor de resterende huurachterstand op € 1.830,98 komt te liggen. De kantonrechter heeft een betalingsregeling goedgekeurd, waarbij de gedaagde elke maand € 100,00 extra bovenop de huur moet betalen om de achterstand af te lossen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde incassokosten en rente door Maasdelta niet toegewezen kunnen worden, omdat de voorwaarden in de algemene voorwaarden van Maasdelta als oneerlijk zijn beoordeeld. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, en heeft de ontbinding van de huurovereenkomst voorwaardelijk verklaard, afhankelijk van het nakomen van de betalingsregeling. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11400515 CV EXPL 24-28238
datum uitspraak: 28 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Maasdelta Groep,
gevestigd te Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonachtig te Spijkenisse,
gedaagde,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘Maasdelta’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de e-mail van 24 december 2024 van Maasdelta, met één bijlage;
  • de e-mail van 24 december 2024 van Maasdelta, met een specificatie van de huurachterstand;
  • de e-mail van 15 januari 2025 van Maasdelta;
  • de akte van 27 januari 2025 van Maasdelta.
1.2.
Op 14 januari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens Maasdelta aanwezig [naam], medewerker bij Maasdelta, bijgestaan door de gemachtigden mr. R. Duijn en mr. J. Wesdijk. [gedaagde] is in persoon verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt de woning aan het [adres] van Maasdelta. [gedaagde] heeft de huur niet op tijd betaald waardoor een huurachterstand is ontstaan. Maasdelta wil dat [gedaagde] de huurachterstand en de lopende huur betaalt. Maasdelta wil ook dat de huurovereenkomst eindigt en dat [gedaagde] uit de woning vertrekt.
2.2.
[gedaagde] moet de huurachterstand en de lopende huur inderdaad betalen. Voor de huurachterstand hebben partijen een betalingsregeling afgesproken. Als [gedaagde] zich niet aan die regeling houdt of vanaf vandaag tot het einde van de aflosperiode de huur weer niet op tijd betaalt, eindigt de huurovereenkomst en moet [gedaagde] de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet de huurachterstand van € 1.830,98 betalen
2.3.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de zitting € 2.830,98 bedroeg. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand januari 2025. Maasdelta heeft op 15 januari 2025 de kantonrechter schriftelijk laten weten dat [gedaagde] na de zitting nog een bedrag van € 1.000,00 aan de gemachtigde van Maasdelta heeft betaald. Deze betaling strekt in mindering op de huurachterstand. [gedaagde] wordt veroordeeld om de resterende huurachterstand van € 1.830,98 berekend tot en met januari 2025 aan Maasdelta te betalen. Voor zover [gedaagde] na 15 januari 2025, naast de lopende huur, nog verdere betalingen heeft gedaan met betrekking tot de onderhavige kwestie, strekken die betalingen uiteraard in mindering op de hierna volgende veroordeling.
[gedaagde] hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.4.
De kantonrechter wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de rente af. In artikel 16 van de algemene voorwaarden van Maasdelta staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag Maasdelta daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [1] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde] een boete van maximaal € 25,00 per kalenderdag moet betalen als zij niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde] als zij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Maasdelta wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling oneerlijk.
Er zijn verder geen oneerlijke bepalingen
2.5.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
Partijen hebben een betalingsregeling afgesproken
2.6.
Partijen hebben op de zitting een betalingsregeling afgesproken onder de voorwaarde dat [gedaagde] vóór 17 januari 2025 een bedrag van € 1.000,00 aan de gemachtigde van Maasdelta zou betalen. Zoals onder randnummer 2.3. al is besproken, heeft [gedaagde] na afloop van de zitting € 1.000,00 aan de gemachtigde van [gedaagde] betaald. De kantonrechter neemt daarom de betalingsregeling die partijen hebben afgesproken op in het vonnis.
2.7.
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de huurachterstand aflost door elke maand voor de 10e dag van de maand € 100,00 extra (bovenop de huur) te betalen aan de gemachtigde van Maasdelta (GGN). De lopende huur moet [gedaagde] (zoals gebruikelijk) telkens voor de 1e dag van de maand aan Maasdelta betalen. Zolang [gedaagde] zich aan de regeling houdt en vanaf vandaag de huur op tijd betaalt, hoeft [gedaagde] de huurachterstand niet in één keer aan Maasdelta te betalen.
Ontbinding en ontruiming als [gedaagde] zich niet aan de betalingsregeling houdt of tijdens de aflosperiode de huur niet op tijd betaalt
2.8.
De kantonrechter mag een huurovereenkomst alleen ontbinden als de huurachterstand ernstig genoeg is. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [2] Gelet op alle omstandigheden in deze zaak wordt de gevraagde ontbinding toegewezen, maar alleen als [gedaagde] zich niet houdt aan de betalingsregeling of tijdens de aflosperiode de huur op tijd betaalt. De ontbinding is in zoverre voorwaardelijk.
2.9.
Als de huurovereenkomst eindigt, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de datum waarop de huurovereenkomst is ontbonden. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] dan een gebruiksvergoeding van € 610,88 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Maasdelta heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Maasdelta moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 496,00 aan griffierecht, € 476,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 238,00) en € 119,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.227,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Maasdelta dat vordert en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Maasdelta te betalen € 1.830,98 aan huurachterstand tot en met januari 2025;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Maasdelta worden begroot op € 1.227,72;
3.3.
bepaalt dat Maasdelta de hiervoor genoemde bedragen niet kan opeisen zolang [gedaagde] elke maand voor de 10e dag van de maand € 100,00 aan de gemachtigde van Maasdelta aflost en daarnaast vanaf vandaag de huur iedere maand op tijd (voor de eerste van de maand) rechtstreeks aan Maasdelta betaalt;
3.4.
wijst al het andere af;
en, als [gedaagde] een maandelijkse aflossingstermijn of de huur tijdens de aflosperiode niet of te laat betaalt:
3.5.
bepaalt dat [gedaagde] het bedrag dat op dat moment open staat direct in één keer aan Maasdelta moet betalen;
3.6.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen met ingang van de dag nadat [gedaagde] de maandelijkse termijn of de huur tijdens de aflosperiode niet op tijd heeft betaald en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na die datum de woning aan het [adres] te ontruimen en de sleutels bij Maasdelta in te leveren;
3.7.
veroordeelt [gedaagde] om aan Maasdelta te betalen € 610,88 per maand, met de verhoging die is toegestaan, met ingang van de maand februari 2025 tot en met de dag dat de woning is ontruimd;
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
62828

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia).
2.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.