In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot homologatie van een akkoord, ingediend door een onderneming die actief is in de duurzame energiebranche. De onderneming, die te maken heeft gehad met aanzienlijke financiële problemen door de coronacrisis en dalende omzet, heeft een akkoord aangeboden aan haar schuldeisers in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderneming in een toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij zonder het akkoord niet in staat zal zijn haar schulden te betalen. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van de Faillissementswet en heeft geconcludeerd dat er geen afwijzingsgronden aanwezig zijn. De stemgerechtigde schuldeisers hebben ingestemd met het akkoord, en de rechtbank heeft het verzoek tot homologatie toegewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.