ECLI:NL:RBROT:2025:4555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
C/10/696340 HO RK 25/445
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van een akkoord in het kader van de WHOA-zaak door de Rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot homologatie van een akkoord, ingediend door een onderneming die actief is in de duurzame energiebranche. De onderneming, die te maken heeft gehad met aanzienlijke financiële problemen door de coronacrisis en dalende omzet, heeft een akkoord aangeboden aan haar schuldeisers in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderneming in een toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij zonder het akkoord niet in staat zal zijn haar schulden te betalen. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van de Faillissementswet en heeft geconcludeerd dat er geen afwijzingsgronden aanwezig zijn. De stemgerechtigde schuldeisers hebben ingestemd met het akkoord, en de rechtbank heeft het verzoek tot homologatie toegewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Insolventie – meervoudige kamer
Verzoek tot homologatie van een akkoord
rekestnummer: C/10/696340 HO RK 25/445
uitspraakdatum: 10 april 2025 (bij vervroeging)
Vonnis op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 383 lid 1 Faillissementswet (Fw)
in de besloten akkoordprocedure buiten faillissement, van:
[verzoekster],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaten: mr. D.A.A.P. de Jong en mr. R.A.G. de Vaan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- de startverklaringen ex artikel 370 lid 3 Fw, gedeponeerd op 5 december 2024;
- het stemverslag met bijlagen ex artikel 382 Fw, gedeponeerd op 19 maart 2025;
- het verzoekschrift met bijlagen van 19 maart 2025 strekkende tot homologatie van het aangeboden akkoord ex artikel 383 lid 1 Fw;
- de beschikking van 24 maart 2025, inhoudende de dagbepaling behandeling homologatie.
1.2.
De rechtbank heeft de behandeling van het ingediende verzoek bepaald op 1 april 2025.
1.3.
Het verzoek is op 1 april 2025 middels een online videoverbinding in raadkamer behandeld en nader toegelicht. Via een online videoverbinding zijn verschenen en gehoord:
zijdens verzoekster:
- [naam] , bestuurder;
- mr. D.A.A.P. de Jong, advocaat;
- mr. R.A.G. de Vaan, advocaat;
- C.E. de Reus, adviseur bij BDO Advisory B.V.;
zijdens Expl. Mij. Middelsluis B.V.:
- [naam] , bestuurder;
- [naam] , bestuurder.
1.4.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Verzoekster exploiteert een onderneming in groothandel, advisering, montage en reparatie op het gebied van duurzame energie-installaties voor particuliere en zakelijke klanten.
2.2.
Verzoekster heeft haar situatie – kort samengevat – als volgt toegelicht. Gedurende de coronacrisis ontstonden aanzienlijke onzekerheden in de zonnepanelenbranche, omdat onduidelijk was of opdrachten konden worden uitgevoerd. Fabrieken in China bleven gesloten en containerprijzen stegen significant. In 2021 werd daardoor een aanzienlijk verlies geleden. Dat kon nog worden opgevangen maar door de in recentere jaren ontstane onzekerheid over de (voortzetting van) subsidieregelingen, btw-regelingen en de zogeheten salderingsregeling, is de vraag naar zonnepanelen drastisch afgenomen en daalde de omzet van verzoekster in 2024 met zo’n 80%. Ook de marges werden kleiner. Verzoekster heeft daarom kostenbesparende maatregelen genomen en haar bedrijf sterk ingekrompen. Omdat de vraag aanhoudend gering bleef en haar liquide middelen vastzaten in moeilijk te verkopen voorraad en niet onmiddellijk inbare debiteuren, ging verzoekster begin 2024 een kortlopende lening bij een derde aan om aan betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Verzoekster verkocht daarna, omdat de markt nog steeds niet aantrok, in de zomer van 2024 haar bedrijfspand (tegen taxatiewaarde aan een derde) om uit de overwaarde onder meer de (opeisbare) korte lening (terug) te betalen en de reorganisatie mogelijk te maken. Ook onderhandelde verzoekster met een derde over de overname van haar bedrijf, maar deze trok zich begin november 2024 terug.
2.3.
Verzoekster legt zich inmiddels naast zonnepanelen ook toe op energiemanagementsystemen en accu’s aan huis. Het bedrijf van verzoekster is nu in de kern gezond en de vooruitzichten zijn gunstig want naar verwachting zal de markt voor zonnepanelen stabiliseren, concurrerende bedrijven zijn weggevallen en in de woningbouw voor de huursector wordt bouwen met een energielabel-A verplicht. De huidige onderneming van verzoekster is levensvatbaar. Verzoekster is echter niet in staat de in het verleden opgebouwde schuldenlast en met name de zogeheten coronaschulden uit de verwachte kasstromen te voldoen. Daarom is herstructurering van de schulden nodig. Door de herstructurering wordt een verbetering van de schuldpositie van in totaal € 603.388,- verwacht. Ook worden de jaarlijkse rentelasten en overige kosten uit hoofde van leningen met ruim € 38.000,- (in 2025) tot ruim € 53.000,- (in 2027) teruggebracht. Over 2025 en 2026 worden positieve kasstromen verwacht bij een omzet van € 2.000.000,- in 2025 en een omzetgroei van 8 tot 10% per jaar. Deze verwachtingen lijken te worden gehaald, omdat 20% van de omzet in februari reeds was gegund, er meer offertes worden opgevraagd dan geprognosticeerd en de gunningsratio van de offertes stijgt. In het kader van de herstructurering wordt er door een nieuwe aandeelhouder € 150.000,- aan extra werkkapitaal ter beschikking gesteld (dit komt bovenop de € 150.000,- aan werkkapitaalfinanciering die door de bank ter beschikking is gesteld, en die wordt gecontinueerd). De nieuwe aandeelhoudster heeft een installatiebedrijf met zes vestigingen en houdt zich ook bezig met software voor energiemanagement. Zij was op zoek naar een samenwerkingspartner die actief is in de branche voor zonnepanelen en accu’s, zodat gezamenlijk totaaloplossingen aan klanten kunnen worden aangeboden. De nieuwe aandeelhoudster heeft deze partner gevonden in verzoekster.
2.4.
Verzoekster heeft haar liquidatiewaarde in een faillissementsscenario laten vaststellen, mede op basis van een door NTAB opgesteld taxatierapport. De vastgestelde liquidatiewaarde is € 177.522,-. Bij liquidatie van verzoekster zal, na voldoening van pandhouder SNS Bank, van de huidige schulden alleen de preferente schuld aan de Belastingdienst deels kunnen worden voldaan.
2.5.
Verzoekster heeft verder BDO Advisory B.V. haar reorganisatiewaarde laten vaststellen. BDO heeft daarbij de Discounted Cashflow Methode toegepast. De som van de contant gemaakte vrije kasstromen na de beoogde herstructurering is volgens de waardebepaling € 242.232,-.

3.Het akkoord en de stemming

3.1.
Op 18 december 2024 heeft Verzoekster door middel van de elektronische applicatie “WHOA WorkFlow Systems” haar schuldeisers geïnformeerd over het voornemen om een onderhands akkoord aan te bieden en hen verzocht om hun vordering te accorderen. De Belastingdienst is separaat geïnformeerd. Op 17 februari 2025 is het ontwerpakkoord in concept aan de betrokken schuldeisers voorgelegd. Verzoekster heeft het akkoord vervolgens op 27 februari 2025 aangeboden. Het aangeboden akkoord houdt het volgende in.
3.2.
Verzoekster heeft de (vorderingen van de) stemgerechtigden ingedeeld in de volgende drie klassen:
Klasse 1: preferente schuldeisers (de Belastingdienst);
Klasse 2: concurrente MKB-schuldeisers;
Klasse 3: overige concurrente schuldeisers.
3.3.
Verzoekster heeft financier SNS Bank, wier vordering (van € 84.372,- per datum aanbod) gedekt is door zekerheden, een aantal dwangcrediteuren (met een totale vordering van € 5.012,-) en een aantal leveranciers die eigendom hebben voorbehouden (met een totale vordering van € 4.452,-), buiten het akkoord gelaten. Na aftrek van de som van hun vorderingen van de reorganisatiewaarde resteert het bedrag van € 148.396,-. Een iets hoger bedrag, namelijk € 148.878,-, wordt uitbetaald aan de bij het akkoord betrokken schuldeisers.
3.4.
Verzoekster heeft verder een aantal betwiste crediteuren buiten het akkoord gelaten. Verzoekster gaat ervan uit dat de partijen in verband met deze claims geen titel zullen kunnen halen. Zij heeft zich in dat verband laten adviseren door de procesadvocaten die voor haar optreden in een aantal juridische procedures tegen deze partijen. In een aantal gevallen is er reeds een (eerste) vonnis gewezen, waarin de gepretendeerde vorderingen op verzoekster (grotendeels) zijn afgewezen.
3.5.
Het aan de stemgerechtigde schuldeisers uit te keren bedrag van € 148.878,- wordt als volgt verdeeld:
  • De Belastingdienst ontvangt, als enige schuldeiser in Klasse 1, een uitbetaling van 24% oftewel € 89.020,- op haar vordering van € 370.917,-.
  • De MKB-schuldeisers in Klasse 2 ontvangen een uitbetaling van 20% oftewel € 41.322,- op hun gezamenlijke vorderingen van € 206.609,-.
  • De overige concurrente schuldeisers in Klasse 3 ontvangen een uitbetaling van 11% oftewel € 18.536,- op hun gezamenlijke vorderingen van € 168.508,-.
3.6.
De gelden voor nakoming van het akkoord komen als volgt beschikbaar. De twee aandeelhouders van verzoekster verkopen en leveren ieder 25% van de aandelen in verzoekster voor in totaal € 150.000,- aan een nieuwe aandeelhouder en zij stellen het daaruit te ontvangen bedrag middels achtergestelde leningen aan verzoekster beschikbaar voor de uitvoering van het akkoord. Daarbij verplicht de nieuwe aandeelhouder zich om voor € 150.000,- aanvullend werkkapitaal ter beschikking te stellen als de onderneming na de herstructurering meer liquide middelen nodig heeft. Deze afspraken zijn gemaakt onder de voorwaarde dat het akkoord tot stand komt.
3.7.
De stemgerechtigden konden tot en met 12 maart 2025 stemmen.
3.8.
Verzoekster heeft het stemverslag op 19 maart 2025 op de griffie van de rechtbank gedeponeerd.
3.9.
De uitslag van de stemming is als volgt:
Totaal
Gestemd
Voor
Uitslag
Klasse 1
Vordering
€ 370.917,00
€ 370.917,00
€ 370.917,00
100%
%
100%
100%
100%
Stemmen
1
1
1
Klasse 2
Vordering
€ 206.609
€ 202.267,00
€ 166.780
82,46%
%
100%
97,90%
80,72%
Stemmen
30
25
22
Klasse 3
Vordering
€ 168.508,00
€ 138.336,00
€ 137.801,00
99,61%
%
100%
82,09%
81,78%
Stemmen
23
16
15
3.10.
Alle drie de klassen hebben met het akkoord ingestemd.

4.Het verzoek

4.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank over te gaan tot homologatie van het akkoord.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank stelt vast dat het homologatieverzoek het eerste verzoek is in deze procedure. Dit betekent dat de rechtbank dient vast te stellen voor welk soort procedure, zoals bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw, is gekozen bij de voorbereiding van het akkoord. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of haar rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomen om van het verzoek kennis te nemen.
Verzoekster heeft blijkens de startverklaring gekozen voor een besloten akkoordprocedure. Verzoekster is statutair gevestigd in [vestigingsplaats] en houdt kantoor in [plaats] . Gezien het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw juncto artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om het verzoek in behandeling te nemen. Uit artikel 262 Rv volgt verder dat deze rechtbank bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.
5.2.
Nu ten minste één klasse met het akkoord heeft ingestemd en ook de klasse die in faillissement naar verwachting gedeeltelijk voldaan zou worden, kan verzoekster de rechtbank op grond van artikel 383 lid 1 Fw om homologatie van het akkoord verzoeken.
5.3.
Ingevolge artikel 384 lid 1 Fw wijst de rechtbank een verzoek tot homologatie toe, tenzij zich één of meer van de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 384 lid 2 tot en met 4 Fw voordoet. Omdat er geen stemgerechtigden zijn die op grond van lid 3 of lid 4 van artikel 384 Fw een verzoek tot afwijzing hebben gedaan, zal de rechtbank het akkoord alleen toetsen aan de algemene afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw.
5.4.
Er zijn geen algemene afwijzingsgronden aanwezig. Verzoekster verkeert in een toestand als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw want het is redelijkerwijs aannemelijk dat zij zonder het akkoord met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan. Er is sprake van een akkoord met bijlagen dat de in de wet voorgeschreven informatie bevat. Het akkoord en de toelichting op het akkoord bevatten de informatie die de stemgerechtigden nodig hebben om zich daarover een geïnformeerd oordeel te kunnen vormen. De stemgerechtigden zijn in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verkrijgen. De stemgerechtigden zijn op de juiste wijze in kennis zijn gesteld van het akkoord en de beschikking dagbepaling behandeling homologatieverzoek. De stemgerechtigden hebben voldoende bedenktijd gehad. De in het akkoord gehanteerde klassenindeling voldoet aan de vereisten van artikel 374 Fw. De stemgerechtigden zijn voor het juiste bedrag toegelaten tot de stemming. De nakoming van het akkoord is voldoende gewaarborgd. Het is redelijkerwijs aannemelijk dat de nieuwe financiering die verzoekster (voor de uitvoering van het akkoord) wil aangaan, de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet wezenlijk schaadt, mede nu deze in de vorm van een achtergestelde lening ter beschikking is gesteld. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat het akkoord door bedrog, door begunstiging van één of meer stemgerechtigde schuldeisers of aandeelhouders of met behulp van andere oneerlijke middelen tot stand is gekomen. Tot slot zijn er ook geen andere redenen die zich tegen de goedkeuring van het akkoord verzetten. De verkoop van het bedrijfspand is naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht en er is op basis van die toelichting geen aanleiding te veronderstellen dat dit een (evident) vernietigbare transactie zou opleveren in een faillissementssituatie.
5.5.
Nu er geen sprake is van algemene afwijzingsgronden zal de rechtbank het verzoek tot homologatie van het akkoord toewijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- homologeert het door verzoekster aangeboden akkoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, voorzitter, mr. C.H. Rombouts en
mr. H.J. Idzenga, rechters, en in aanwezigheid van mr. J.B. Biezen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.