ECLI:NL:RBROT:2025:4547

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
11389786 HA 24-82
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing deelgeschil over werkgeversaansprakelijkheid na arbeidsongeval

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2025 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen verzoekster, werkzaam bij Fivoor, en haar werkgever en diens verzekeraar, Centramed. Verzoekster heeft een arbeidsongeval gehad op 31 augustus 2020, waarbij zij letsel aan haar knie opliep. Zij verzocht de rechter om vast te stellen dat Fivoor en Centramed aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade en om de kosten van het deelgeschil te begroten op € 20.848,21. Fivoor en Centramed betwisten echter enige aansprakelijkheid en verzoeken om matiging van de kosten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Fivoor aan haar zorgplicht heeft voldaan en dat er niets mis is met de trap en de ruimte waarin deze zich bevindt. De rechter concludeert dat het verzoek van verzoekster moet worden afgewezen, omdat de werkgever niet aansprakelijk is voor het ongeval. De kantonrechter heeft de kosten van het deelgeschil begroot op € 7.000,-, wat ongeveer een derde is van het geëiste bedrag. De rechter heeft ook gesuggereerd dat partijen alsnog in gesprek moeten gaan over een mogelijke regeling.

De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een werkgever aansprakelijk kan worden gesteld voor schade door arbeidsongevallen en de rol van de zorgplicht. De rechter heeft vastgesteld dat de werkomgeving veilig was en dat de instructies aan de werknemer adequaat waren. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. W.P.M. Jurgens.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11389786 HA 24-82
datum uitspraak: 10 maart 2025
Beschikking in een deelgeschil van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster],
woonplaats: Papendrecht,
verzoekster,
gemachtigde: mr. A.H. Blok,
tegen

1.Fivoor B.V.,

vestigingsplaats: Poortugaal,
2.
Onderlinge Waarborgmaatschappij Centramed B.A.,
vestigingsplaats: Zoetermeer,
verweersters,
gemachtigde: mr. M.S.E. van Beurden.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 5 november 2025), met bijlagen;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de nadere bijlagen van [verzoekster];
  • de spreekaantekeningen van [verzoekster].
1.2.
Op 10 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoekster] met mr. H.M. Quaak;
  • [naam 1] met mr. Van Beurden.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoekster] werkt sinds juli 2020 bij Forensisch Psychiatrisch Centrum De Kijvelanden (een tbs-kliniek, onderdeel van Fivoor) als begeleider van cliënten. [verzoekster] wil dat wordt vastgesteld dat Fivoor als haar werkgever en Centramed als verzekeraar van Fivoor aansprakelijk zijn voor schade die [verzoekster] heeft geleden en nog zal lijden door een arbeidsongeval op 31 augustus 2020. Zij wilde toen assistentie gaan verlenen aan een collega die een alarmmelding had gedaan en heeft daarbij letsel aan haar rechterknie opgelopen. [verzoekster] wil ook dat de kosten voor dit deelgeschil worden begroot op € 20.848,21,-.
Fivoor en Centramed zijn het hier niet mee eens. Zij betwisten enige aansprakelijkheid. Zij stellen dat Fivoor aan haar zorgplicht heeft voldaan en verzoeken bovendien om de kosten te matigen.
Fivoor en Centramed krijgen gelijk. Het verzoek van [verzoekster] wordt afgewezen en de kosten worden begroot op € 7.000,-. Hierna wordt uitgelegd hoe tot dit oordeel is gekomen.
Het verzoek van [verzoekster] wordt behandeld als deelgeschil
2.2.
Het verzoek van [verzoekster] kan worden behandeld als deelgeschil (artikel 1019w Rv). [verzoekster] stelt dat zij schade door letsel heeft. Partijen hebben voor deze procedure contact met elkaar gehad, maar van onderhandelen is het niet gekomen, omdat Fivoor en Centramed aansprakelijkheid afwijzen en dat nu juist een principieel punt is voor [verzoekster]. Dat betekent dat een oordeel van de rechter over de vraag of Fivoor en Centramed aansprakelijk zijn voor schade die [verzoekster] heeft geleden door het door haar gestelde arbeidsongeval op de werkvloer onderhandelingen tussen partijen op gang zou kunnen brengen en dus (theoretisch) zou kunnen leiden tot de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Wat is er gebeurd?
2.3.
Bij het ‘lopen op alarm’ is [verzoekster] van een wenteltrap gerend. Als een collega de alarmknop indrukt, dan gaat bij meerdere collega’s de pieper af en die collega’s verplaatsen zich vervolgens zo snel mogelijk richting de plek waar de collega zich bevindt die de alarmknop heeft ingedrukt (die collega is (mogelijk) in gevaar). Onderaan de wenteltrap moest [verzoekster] uitwijken voor een cliënt. Daarbij of daardoor heeft zij haar knie verdraaid. Mogelijk is zij als gevolg daarvan ook gevallen, maar de toedracht is niet dat [verzoekster] van de trap is gevallen. Hoewel er eerder verschillende varianten zijn geschetst van de toedracht van het ongeval (die in de kern wel allemaal op hetzelfde neerkwamen), is dit waarover beide partijen het eens zijn. Van deze toedracht wordt daarom voor de verdere beoordeling uitgegaan.
2.4.
Na het arbeidsongeval heeft [verzoekster] administratief werk gedaan. In mei en oktober 2021 is zij geopereerd aan haar knie. Na de tweede knieoperatie was zij eind 2021 weer volledig aan het werk in haar eigen functie. In juni 2022 is [verzoekster] geopereerd aan een nekhernia. Vanaf november 2022 is zij weer volledig aan het werk in haar eigen functie. Zij maakt zelfs deel uit van het zogenaamde de-escalatieteam waarin je forse fysieke prestaties moet leveren.
juridisch kader werkgeversaansprakelijkheid
2.5.
[verzoekster] voert aan dat zij door het arbeidsongeval minder zelfredzaam is en daardoor kosten heeft moeten maken en nog zal maken in en om het huis. Zij noemt ook immateriële schade. Fivoor en Centramed vragen zich weliswaar af waar de schade van [verzoekster] precies in is gelegen, maar betwisten niet met zoveel woorden dat [verzoekster] door het arbeidsongeval (enige) schade heeft geleden en/of zal lijden. De hoogte van de schade staat zoals door Fivoor is aangegeven inderdaad niet vast, maar dat is in deze procedure nog niet aan de orde. Fivoor is als werkgever aansprakelijk voor de schade van [verzoekster], behalve als Fivoor aantoont dat de werkomgeving van [verzoekster] veilig was of dat de schade de eigen schuld was van [verzoekster].
Fivoor doet geen beroep op eigen schuld van [verzoekster]
2.6.
Fivoor stelt zich niet op het standpunt dat er sprake is van eigen schuld van [verzoekster]. Hoewel uit het relaas van Fivoor is op te maken dat zij de manier waarop [verzoekster] invulling heeft gegeven aan het ‘lopen op alarm’ wellicht iets te rigoureus vindt, blijkt daaruit niet dat Fivoor een beroep doet op eigen schuld van [verzoekster] (artikel 7:658 lid 2 BW).
Fivoor heeft voldaan aan haar zorgplicht
2.7.
Fivoor met dus aantonen dat zij voor de toedracht zoals hiervoor onder 2.3 is beschreven heeft voldaan aan haar zorgplicht (artikel 7:658 lid 1 BW). Daarbij wordt allereerst opgemerkt dat [verzoekster] veel dingen noemt die Fivoor volgens haar niet goed heeft gedaan. Ten aanzien van vrijwel alle verwijten geldt alleen dat ook als Fivoor alles anders en in de ogen van [verzoekster] wel goed had gedaan, dat naar het oordeel van de kantonrechter het onderhavige ongeval helaas nog steeds niet had kunnen voorkomen. Met Fivoor is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. In die zin gaat de vergelijking toch op met de casus over koffie op de trap, zoals door Fivoor en Centramed genoemd. De zorgplicht schept immers geen absolute waarborg voor bescherming van werknemers tegen het gevaar van arbeidsongevallen. Welke veiligheidsmaatregelen de werkgever moet treffen en op welke manier hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Gelet op dat kader oordeelt de kantonrechter dat Fivoor in dit geval heeft voldaan aan haar zorgplicht.
Er is niets mis met de trap en de ruimte waarin die staat
2.8.
Traplopen kwalificeert in beginsel als een alledaagse activiteit. Daarvoor geldt als uitgangspunt dat er geen maatregelen (anders dan algemene maatregelen) hoeven te worden getroffen (ECLI:NL:GHAMS:2020:2389). Daarom hoefde Fivoor voor het traplopen in beginsel geen nadere instructies aan [verzoekster] te geven of specifiek voorzieningen te treffen. De trap of de ruimte waarin die staat hebben geen eigenschappen die dat anders maken.
[verzoekster] vindt een wenteltrap sowieso gevaarlijk. Dat is echter niet gebaseerd op enig onderzoek dat in het geding is gebracht. Zonder nadere toelichting wordt niet aangenomen dat alle wenteltrappen per definitie gevaarlijk zijn. Aan deze specifieke wenteltrap is niets te zien dat erop wijst dat de trap niet veilig is. De treden zijn niet smal en de trap is niet stijl. De treden zijn voorzien van anti-slip doppen. [verzoekster] voert weliswaar aan dat Fivoor ten onrechte niet heeft gekozen voor andere anti-slipbekleding, maar wat de situatie daar veiliger van had gemaakt is niet duidelijk. [verzoekster] is immers niet uitgegleden op de trap. Een andere anti-slip bekleding had het onderhavige ongeval derhalve niet kunnen voorkomen. Er is aan de gehele buitenzijde een leuning aanwezig waarvan [verzoekster] gebruik had kunnen maken en kennelijk nu ook altijd gebruik maakt. Aan de binnenzijde van de trap is weliswaar geen aparte leuning, maar biedt de buis die in het midden van de wenteltrap staat houvast. Boven- en onderaan de trap is genoeg ruimte om de trap te betreden of af te komen. Dat is met het blote oog waarneembaar. Of dat precies 3,25 meter is of iets meer of iets minder maakt daarbij niet uit.
2.9.
De trap voldoet aan het huidige Besluit bouwwerken leefomgeving. Dat heeft Fivoor onderbouwd gesteld en [verzoekster] heeft dat onvoldoende gemotiveerd betwist. Fivoor heeft een tekening van de trap in het geding gebracht waarop alle afmetingen en overige details staan van de trap, maar daar heeft [verzoekster] niet op gereageerd door te wijzen op onvolkomenheden van de trap in de zin van het besluit. Niet valt in te zien wat Fivoor meer had moeten doen. Dat de hele locatie mogelijk veiliger zou zijn als die anders was ingericht, betekent niet dat de huidige inrichting niet voldoet aan de veiligheidseisen.
Ook in alarmsituaties voldoen de trap en de ruimte
2.10.
Ook in het geval van een alarmsituatie is er geen sprake van een meer dan alledaags risico. Fivoor stelt dat het voor alle werknemers duidelijk is dat ook, of zeker, in het geval van alarm lopen de eigen veiligheid voorop staat. [verzoekster] erkent dit. Er komt ook niet slechts één collega af op het alarm, maar van iedere afdeling komen er collega’s. Als het voor een van de collega’s om welke reden dan ook een keer niet veilig is om snel op de alarmsituatie af te lopen, dan moet die werknemer daar rekening mee houden. Enige voorzichtigheid is ook in alarmsituaties geboden. [verzoekster] verklaart zelf dat zij veel adrenaline krijgt als er een alarm is, maar wel minder dan in het begin. Het ongeval is vrijwel direct aan het begin van het dienstverband gebeurd, zodat het niet onaannemelijk is dat de adrenaline van [verzoekster] van invloed is geweest op de situatie. [verzoekster] werkt nog steeds bij Fivoor en loopt nog steeds alarm. Dat is opmerkelijk als zij daadwerkelijk meent dat de trap zo gevaarlijk is dat er makkelijk ongelukken kunnen gebeuren. Overigens is er van andere ongevallen dan die van [verzoekster] niets bekend bij Fivoor en blijkt daarvan ook niet uit de stukken. Uit de verklaringen van enkele collega’s blijkt slechts wat zij zelf hebben gezien: het ongeval van [verzoekster]. Daaruit blijkt niet dat de trap gevaarlijk is. Bovendien is de vraagstelling op z’n minst suggestief te noemen en is de mening van collega’s geen omstandigheid waar veel gewicht aan toekomt bij de beoordeling van de veiligheid van de trap.
2.11.
Het kan niet van Fivoor worden verlangd dat zij ten allen tijde moet voorkomen dat er iemand onderaan de trap staat. De werkinstructies zijn weliswaar voor alle werknemers duidelijk en daarin staat inderdaad dat alle cliënten naar hun kamer moeten bij een alarmsituatie, maar dat betekent niet dat zij direct weg zijn van de werkvloer. Daar moeten de collega’s die alarm lopen rekening mee houden.
[verzoekster] is geïnstrueerd en getraind
2.12.
Fivoor heeft enkele relevante schriftelijke beleidsdocumenten over veilig werken in het geding gebracht. [verzoekster] wijst er weliswaar op dat het bij de invulling van het voldoen aan de zorgplicht niet aan komt op de ‘papieren werkelijkheid’, maar [verzoekster] betwist niet dat zij deze documenten kent en de inhoud ervan haar bekend is. Er is dus geen sprake van enkel ‘papieren beleid’. Dat Fivoor mogelijk niet alle beleidsdocumenten in het geding heeft gebracht maakt niet uit. Uit de aanwezige documenten blijkt dat er ruim voldoende aandacht voor veilig werken is. Daarnaast stelt Fivoor dat er veel met dat beleid wordt geoefend en dat is door [verzoekster] niet betwist.
2.13.
Het steekincident dat [verzoekster] noemt heeft geen betrekking op de vraag of de werkruimte veilig is ingericht. Een dergelijk incident verhoogt dus niet de mate waarin Fivoor aan haar zorgplicht moet voldoen als het gaat om de onderhavige ongevalstoedracht.
2.14.
[verzoekster] wijst er herhaaldelijk op dat in alle veiligheidsdocumenten niet specifiek aandacht wordt besteed aan het ‘structurele en substantiële risico op val-glij- en botspartijen bij een alarmsituatie’. Zij miskent daarmee dat er in dit geval helemaal geen sprake is van een val-glij of botspartij. [verzoekster] is niet gevallen, niet uitgegleden en is evenmin tegen een collega of cliënt gebotst. Het gevaar waarvoor volgens [verzoekster] had moeten worden gewaarschuwd, heeft zich gelet op de ongevalstoedracht in dit geval niet verwezenlijkt.
De proceskosten van [verzoekster] worden begroot op € 7.000,-
2.15.
De hoofdregel in een deelgeschil is dat de kantonrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de kant van de persoon die schade door letsel lijdt begroot (artikel 1019aa Rv) en daarbij de redelijke kosten in aanmerking neemt als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW.
Dat is alleen anders als het verzoek volstrekt onnodig of onterecht tis ingesteld. Van die uitzonderingen is hier geen sprake. Ook al wordt het verzoek van [verzoekster] afgewezen, worden haar kosten dus toch begroot. Omdat de aansprakelijkheid van Fivoor en Centramed (nog) niet vaststaat, worden Fivoor en Centramed niet veroordeeld om deze kosten te betalen.
2.16.
[verzoekster] vraagt bijna € 21.000,- aan kosten voor dit deelgeschil. Hoewel het haar goed recht is om de aansprakelijkheidsvraag aan de orde te stellen in een deelgeschilprocedure, geldt wel dat alleen de redelijke kosten die daarvoor gemaakt worden worden begroot. Dat zijn de geëiste kosten niet. De kantonrechter begroot de kosten op (ongeveer) 1/3 daarvan: € 7.000,-. Daarbij zijn de volgende omstandigheden in aanmerking genomen.
2.17.
De zaak van [verzoekster] is in de buitengerechtelijke fase eerst helemaal behandeld door [naam 2] van letselschade.com. Toen bleek dat er (mogelijk) geprocedeerd ging worden, is de zaak overgenomen door het advocatenkantoor van mr. Blok. Bij het advocatenkantoor zijn wederom kosten geschreven voor de eerste buitengerechtelijke fase. Dat is niet redelijk. Verder is de zaak door twee advocaten ‘min of meer samen’ behandeld. Daarmee hangt onmiskenbaar samen dat er uren ‘verloren’ gaan aan overleg. Het is niet redelijk om dat door te berekenen aan Fivoor en Centramed. Ook noemt [verzoekster] dit terecht een ‘eenvoudig en afgebakend geschil’. Dat rechtvaardigt niet het aantal uur dat is opgegeven. Bij een dergelijk geschil past niet een omvangrijk verzoekschrift en vervolgens ook nog zeer omvangrijke pleitaantekeningen met veelal herhaling. Hiermee wordt niet voldaan aan de doelstelling van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade: vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade.
2.18.
[verzoekster] merkt overigens op dat Fivoor en Centramed hebben aangestuurd op een deelgeschil, maar dat klopt niet. Zij waren bereid om in de buitengerechtelijke fase een aanbod te doen aan [verzoekster], maar [verzoekster] heeft dat afgewezen omdat dat aanbod geen erkenning van de aansprakelijkheid zou inhouden. Ditzelfde is tijdens deze procedure gebeurd. Zeker gelet op de uitkomst van deze zaak is het echter de vraag of [verzoekster] misschien niet meer belang heeft bij een mooi schadevergoedingsvoorstel dan bij het vasthouden aan de wens om aansprakelijkheid vastgesteld te krijgen. Wellicht geldt gelet op de belangen van het slachtoffer na deze uitspraak alsnog enige bereidheid bij Fivoor en Centramed om alsnog te praten over een regeling?

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
begroot de kosten van [verzoekster] voor dit deelgeschil op € 7.000,-;
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P.M. Jurgens in het openbaar uitgesproken.
703