ECLI:NL:RBROT:2025:4319
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding en gegrond beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college, waarin zijn Tozo 3-uitkering over de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 werd ingetrokken en teruggevorderd. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De eiser, die sinds juni 2022 in het buitenland woont, stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van het primaire besluit en daardoor niet tijdig bezwaar kon maken.
De rechtbank heeft beoordeeld of het college aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit op 20 augustus 2021 daadwerkelijk is verzonden. Vastgesteld werd dat het college het besluit niet aangetekend had verzonden en geen registratie van de verzending kon overleggen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het besluit op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt, wat betekent dat de termijn voor het indienen van bezwaar niet was aangevangen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van de eiser tijdig was ingediend en dat het college ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van de eiser. Tevens is bepaald dat het college het door de eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.