ECLI:NL:RBROT:2025:4277

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
FT RK 24-1826
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) van een verzoekster in problematische schuldensituatie

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van mevrouw [verzoekster], die zich in een problematische schuldensituatie bevindt. Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, ondanks het feit dat er openstaande vorderingen zijn bij de Belastingdienst en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) die niet te goeder trouw zijn ontstaan. De rechtbank oordeelt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat mevrouw [verzoekster] haar omstandigheden onder controle heeft gekregen en dat er een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een eerdere ingangsdatum voor de WSNP te bepalen, omdat niet is voldaan aan de vereisten voor een eerdere ingangsdatum. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de WSNP vastgesteld op 19 maart 2025, met een einddatum op 19 september 2026. Tevens zijn er verplichtingen opgelegd waaraan mevrouw [verzoekster] moet voldoen tijdens de WSNP, en is er een bewindvoerder benoemd die toezicht houdt op de naleving van deze verplichtingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
19 maart 2025
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] .
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [verzoekster] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 5 maart 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- mevrouw [verzoekster] ,
- de heer [persoon A] , schuldhulpverlener.
1.3.
Mevrouw [verzoekster] heeft ter zitting aanvullende stukken overgelegd.
1.4.
Namens mevrouw [verzoekster] zijn na de zitting, op 10 maart 2025, aanvullende stukken overgelegd.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
Mevrouw [verzoekster] kan worden toegelaten tot de WSNP als zij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en zij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat mevrouw [verzoekster] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
Mevrouw [verzoekster] wordt toegelaten tot de WSNP.
Goede-trouw-toets
2.3.
Mevrouw [verzoekster] heeft openstaande vorderingen bij de Belastingdienst en bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De openstaande vordering bij de Belastingdienst bedraagt volgens het dossier in totaal € 1.666,00. Daarnaast staan er diverse vorderingen open bij het CJIB, waaronder meerdere WAHV boetes die zijn ontstaan in 2022 en 2024. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten, en staan in beginsel aan toelating in de weg.
Hardheidsclausule
2.4.
Ondanks het ontbreken van de goede trouw, kan het verzoek wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat mevrouw [verzoekster] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden onder controle heeft gekregen en een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Mevrouw [verzoekster] heeft inmiddels geen onderneming meer. Zij heeft bovendien geen auto meer. Daarnaast is sprake van budgetbeheer. Hierdoor is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat mevrouw [verzoekster] de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
Verplichtingen
2.5.
De verplichtingen waaraan mevrouw [verzoekster] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.6.
Als mevrouw [verzoekster] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op mevrouw [verzoekster] kunnen verhalen.
2.7.
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan mevrouw [verzoekster] .
Bevoegdheid
2.8.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van mevrouw [verzoekster] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.9.
Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.10.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime (36 uur) gewerkt worden. Indien niet fulltime wordt gewerkt en er is sprake van arbeidsgeschiktheid, dan moet er aantoonbaar minimaal vier keer per maand gesolliciteerd worden naar een fulltime baan.
2.11.
De rechtbank kan de aanvangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast stellen op de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling. Dit volgt uit artikel 349a lid 1 Fw. Met een eerste aflossing in de zin van artikel 349a lid 1 Fw moet op één lijn gesteld de vaststelling dat de schuldenaar geen afloscapaciteit heeft. In het geval een schuldenaar geen afloscapaciteit heeft, en er om die reden een zogenaamd nulaanbod wordt gedaan, kan de datum van het nulaanbod worden gehanteerd als alternatief aanvangsmoment (zie Hoge Raad 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1913, r.o. 3.11.4).
2.12.
De rechtbank kan op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken niet vaststellen dat aan de vereiste verplichtingen is voldaan. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt in de eerste plaats namelijk dat mevrouw [verzoekster] in de afgelopen periode niet fulltime heeft gewerkt. Bovendien heeft zij niet aantoonbaar minimaal vier keer per maand (aanvullend) gesolliciteerd. Ook is er geen ontheffing verleend door de gemeente waardoor die sollicitatieplicht voor haar niet zou gelden. Verder kan de rechtbank de afloscapaciteit van mevrouw [verzoekster] niet controleren. Uit de overgelegde vtlb-berekening blijkt weliswaar dat zij geen afloscapaciteit heeft, maar (een deel van) de onderliggende stukken ontbreekt. Bovendien is er geen aanbod gedaan aan de schuldeisers, omdat de schuldenlast niet valt vast te stellen. Mevrouw [verzoekster] is namelijk tijdelijk dakloos geweest en haar ex-partner is verplichtingen aangegaan op haar naam. Daarnaast weigert de Belastingdienst om een opgave te doen, omdat er nog een belastingaangifte moet worden gedaan over het tweede kwartaal van 2022. Hoewel de keuze om geen aanbod te doen daarom niet onbegrijpelijk is, ontbreekt ook hierdoor het aanknopingspunt voor een eerdere ingangsdatum.
2.13.
De rechtbank komt dus tot de conclusie dat er geen eerdere ingangsdatum zal worden bepaald.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] -1978 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout
en tot bewindvoerder mr. N.N. van Klaveren,
gevestigd te Postbus 136,
2990 AC Barendrecht;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 19 maart 2025 en de einddatum op 19 september 2026;
- draagt de bewindvoerder op de post van mevrouw [verzoekster] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, in samenwerking met mr. T.M.M. de Laat, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025. [1]