ECLI:NL:RBROT:2025:4255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
FT RK 24-1501
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) aan de heer [verzoeker] met eerdere ingangsdatum

Op 7 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van de heer [verzoeker], die zich in een problematische schuldensituatie bevindt. De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Tijdens de zitting op 21 februari 2025 zijn de heer [verzoeker], zijn partner en zijn schuldhulpverlener verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] aan de voorwaarden voor toelating tot de WSNP voldoet, ondanks dat er schulden zijn ontstaan die niet te goeder trouw zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heer [verzoeker] zijn onderneming heeft opgeheven en blijk heeft gegeven van een serieuze houding om zijn schulden op te lossen. Hierdoor is de rechtbank van mening dat er voldoende aanleiding is om de WSNP toe te wijzen, met een eerdere ingangsdatum van 7 december 2024. De rechtbank heeft ook de verplichtingen van de heer [verzoeker] tijdens de WSNP uiteengezet, waaronder de informatieverplichting en de afdrachtverplichting. De rechtbank heeft mr. J.T.P. Pot benoemd tot rechter-commissaris en E.A. de Snoo als bewindvoerder. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: C/10/25/69 R
vonnis van:
7 maart 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres] ,
[postcode 1] [woonplaats] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 21 februari 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- de heer [verzoeker] ,
- mevrouw [persoon A] , partner van de heer [verzoeker] ,
- mevrouw [persoon B] , schuldhulpverlener van de Sociale Dienst Drechtsteden.
1.3.
De schuldhulpverlener heeft op 21 februari 2025 – na de zitting – aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
De heer [verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat de heer [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
De heer [verzoeker] voldoet aan de eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
Goede trouw
2.3.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de heer [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
2.4.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de heer [verzoeker] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin het de heer [verzoeker] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van de heer [verzoeker] voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke. Gebleken is dat de heer [verzoeker] een aantal schulden heeft die zijn ontstaan binnen de driejaarstermijn. De heer [verzoeker] heeft een onderneming gehad. De onderneming betrof een restaurant. Hieruit zijn schulden ontstaan. De schulden zijn allemaal in 2023 ontstaan. Deze schulden zijn niet te goeder trouw ontstaan en staan in beginsel aan toelating tot de WSNP in de weg.
Hardheidsclausule
2.5.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw (artikel 288, eerste lid onder b) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de heer [verzoeker] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen waardoor een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. De heer [verzoeker] heeft zijn onderneming per 29 juni 2023 opgeheven. Het ontstaan van nieuwe schulden door de onderneming is hierdoor niet meer te verwachten. De heer [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij een oplossing wenst voor zijn schulden. Voor de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de heer [verzoeker] blijk heeft gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding. Bij de rechtbank is dan ook het vertrouwen ontstaan dat de heer [verzoeker] de verplichtingen uit de WSNP naar behoren zal nakomen.
Verplichtingen
2.6.
De verplichtingen waaraan de heer [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.7.
Als de heer [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op de heer [verzoeker] kunnen verhalen.
Postblokkade
2.8.
De eerste dertien maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan de heer [verzoeker] .
Bevoegdheid rechtbank
2.9.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van de heer [verzoeker] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.10.
Het WSNP-traject duurt in principe achttien maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.11.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden (36 uur per week) of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.12.
De rechtbank stelt vast dat gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject niet is gespaard voor de gezamenlijke schuldeisers, omdat er beslag lag van één schuldeiser op de inkomsten van de heer [verzoeker] . Daardoor is een deel van de inkomsten in die periode alleen betaald aan deze schuldeiser. Gedurende de maanden dat er beslag lag, is aan de verplichting om te sparen voor de gezamenlijke schuldeisers dus niet voldaan. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheid niet aan de heer [verzoeker] is toe te rekenen. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.11.3. Daarom telt die periode wel mee bij het bepalen van een eerdere ingangsdatum.
2.13.
Niet is gebleken dat de heer [verzoeker] gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject (continu) fulltime heeft gewerkt. Hij heeft een arbeidscontract van 32 uur per week gewerkt en naar eigen zeggen heeft hij soms meer gewerkt, maar dit is niet onderbouwd met stukken. Vanaf - in hele maanden - december 2024 heeft de heer [verzoeker] zich ziek gemeld en geldt hij als arbeidsongeschikt.
2.14.
De rechtbank komt tot de conclusie dat een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald. De heer [verzoeker] heeft immers sinds december 2024 voldaan aan de verplichtingen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject, namelijk hij is sindsdien arbeidsongeschikt (en behoefde dus niet aanvullend te solliciteren) en heeft voldaan aan de verplichting om maximaal af te lossen volgens het vtlb.
2.15.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de ingangsdatum vast op 7 december 2024.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] -1958 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] , [postcode 1] [woonplaats] ;
voorheen handelend onder de naam [handelsnaam]
gevestigd [vestigingsadres] , [postcode 2] [vestigingsplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.T.P. Pot
en tot bewindvoerder E.A. de Snoo,
gevestigd te Postbus 136,
2990 AC Barendrecht;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 7 december 2024 en de einddatum op 7 juni 2026;
- draagt de bewindvoerder op de post van de heer [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/16e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. B.A. Cnossen, rechter, in samenwerking met S.R.L.T. Peek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2025. [1]