ECLI:NL:RBROT:2025:4253

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
FT RK 24-1490
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) met eerdere ingangsdatum

Op 7 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van mevrouw [verzoekster], die zich in een problematische schuldensituatie bevond. Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, waarbij een eerdere ingangsdatum is vastgesteld op 7 februari 2025. Tijdens de zitting op 21 februari 2025 waren verschillende betrokkenen aanwezig, waaronder schuldhulpverleners en een beschermingsbewindvoerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat mevrouw [verzoekster] aan de voorwaarden voor toelating tot de WSNP voldoet, waaronder de eis dat zij te goeder trouw was bij het ontstaan van haar schulden. De rechtbank heeft ook de verplichtingen uiteengezet waaraan mevrouw [verzoekster] tijdens de WSNP moet voldoen, zoals de informatieverplichting en de afdrachtverplichting. Tevens is er een rechter-commissaris benoemd en is de bewindvoerder aangewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat mevrouw [verzoekster] in de vijf maanden voorafgaand aan de uitspraak niet heeft kunnen sparen voor haar schuldeisers vanwege beslaglegging op haar inkomsten, maar dat dit niet aan haar te verwijten is. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: C/10/25/71 R
vonnis van:
7 maart 2025
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] .
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [verzoekster] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 21 februari 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- mevrouw [verzoekster] ,
- mevrouw [persoon A] en de heer [persoon B] , schuldhulpverleners van de gemeente Hoeksche Waard,
- de heer G. Mies, beschermingsbewindvoerder,
- de heer [persoon C] , partner van mevrouw [verzoekster] .
1.3.
Schuldhulpverlening heeft op 24 februari 2024 aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
Mevrouw [verzoekster] kan worden toegelaten tot de WSNP als zij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en zij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat mevrouw [verzoekster] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
Mevrouw [verzoekster] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
Verplichtingen
2.3.
De verplichtingen waaraan mevrouw [verzoekster] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.4.
Als mevrouw [verzoekster] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op mevrouw [verzoekster] kunnen verhalen.
Postblokkade
2.5.
De eerste dertien maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan mevrouw [verzoekster] .
Bevoegdheid rechtbank
2.6.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van mevrouw [verzoekster] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.7.
Het WSNP-traject duurt in principe achttien maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.8.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden (36 uur per week) of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.9.
De rechtbank stelt vast dat gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject – dat wil in het geval van mevrouw [verzoekster] zeggen een periode van vijf maanden – niet is gespaard voor de (gezamenlijke) schuldeisers, omdat er beslag lag van één schuldeiser op de inkomsten van mevrouw [verzoekster] . Daardoor is gedurende die vijf maanden een deel van de inkomsten alleen betaald aan deze schuldeiser. Gedurende de maanden dat er beslag lag, is aan die verplichting om te sparen voor de gezamenlijke schuldeisers dus niet voldaan. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheid niet aan mevrouw [verzoekster] is toe te rekenen. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.11.3.
2.10.
Mevrouw [verzoekster] heeft in de vijf maanden voorafgaand aan de datum van dit vonnis onder het beslag een bedrag van € 299,07 afgedragen. Mevrouw [verzoekster] had in die periode conform de overgelegde VTLB berekeningen een bedrag van € 932,14 kunnen sparen voor haar gezamenlijke schuldeisers. De rechtbank komt dan tot de volgende rekensom:
- € 932,14 / 5 maanden = € 186,43 is het bedrag dat per maand had kunnen worden gespaard;
- er is in die vijf maanden € 299,07 afgedragen onder het beslag;
- dit betekent – na saldering – dat er (afgerond) één maand is voldaan aan de afdrachtverplichting (€ 299,07 / € 186,43 = 1,60 maand).
2.11.
Daarnaast geldt in genoemde periode dat mevrouw [verzoekster] een WAO-uitkering heeft ontvangen vanwege arbeidsongeschiktheid. Zij heeft hierdoor voldaan aan de inspanningsverplichting.
2.12.
De rechtbank komt tot de conclusie dat een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald. Mevrouw [verzoekster] heeft immers – na saldering – één maand voldaan aan de verplichtingen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject om maximaal af te lossen volgens het vtlb en zij heeft ook voldaan aan de inspanningsverplichting want zij hoefde niet te solliciteren.
2.13.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de ingangsdatum vast op 7 februari 2025.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] -1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.P.T. Pot
en tot bewindvoerder M. Zomerdijk,
gevestigd te Postbus 81145,
3009 GC Rotterdam;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 7 februari 2025 en de einddatum op 7 augustus 2026;
- draagt de bewindvoerder op de post van mevrouw [verzoekster] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/18e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. B.A. Cnossen, rechter, in samenwerking met S.R.L.T. Peek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2025. [1]