ECLI:NL:RBROT:2025:4202

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
11323357 CV EXPL 24-24383
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en veroordeling tot betaling door gedaagden in een huurgeschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Woonplus Schiedam (eiseres) en gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres vorderde een huurachterstand van € 3.033,83, die was ontstaan tijdens de huurperiode van 16 juni 2023 tot en met 22 november 2023. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 17 januari 2025 Woonplus de gelegenheid gegeven om haar vordering aan te passen, rekening houdend met mogelijke betalingen van de gedaagden. Woonplus heeft haar eis verminderd door geen buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente meer te vorderen en heeft de reeds verrichte betalingen in mindering gebracht op de hoofdsom.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand toewijsbaar is, omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van het bedrag. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 3.033,83 aan Woonplus. Daarnaast zijn de proceskosten, begroot op € 1.278,34, voor rekening van de gedaagden gesteld, omdat zij voor het grootste deel ongelijk hebben gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonplus het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagden in hoger beroep gaan.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders bij het voldoen aan hun betalingsverplichtingen en de mogelijkheden voor verhuurders om huurachterstanden te vorderen. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen in overweging genomen en heeft ervoor gekozen om het vonnis te wijzen zonder de gedaagden in de gelegenheid te stellen te reageren op de laatste akte van Woonplus, omdat dit hen niet zou schaden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11323357 CV EXPL 24-24383
datum uitspraak: 14 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: [persoon A] ,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: Rotterdam,
2. [gedaagde 2],
woonplaats: Rotterdam
gedaagden,
die zelf procederen.
Eiseres wordt hierna ‘Woonplus’ genoemd en gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden verder aangeduid als ‘ [gedaagde 1] c.s.’

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 17 januari 2025 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van Woonplus van 13 februari 2025, met bijlage.

2.De verdere beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde 1] c.s. huurde van 16 juni 2023 tot en met 22 november 2023 een woning van Woonplus. In deze procedure vordert Woonplus een ontstane huurachterstand, met rente en kosten.
2.2.
Partijen hebben afspraken met elkaar gemaakt. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter Woonplus in de gelegenheid gesteld om, gelet op mogelijke betalingen van [gedaagde 1] c.s. en de overwegingen in het tussenvonnis, haar vordering aan te passen. Daarnaast heeft de kantonrechter Woonplus gevraagd om uit te leggen wat Woonplus bedoelt met de opmerking dat zij gebonden blijft aan de betalingsregeling die tussen partijen is overeengekomen.
2.3.
Woonplus heeft haar eis verminderd door de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente niet meer te vorderen. Daarnaast heeft zij de betalingen die [gedaagde 1] c.s. tot en met het nemen van de akte heeft verricht in mindering gebracht op de hoofdsom. Woonplus vordert dat [gedaagde 1] c.s. wordt veroordeeld om € 3.033,83 te betalen met een veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten. Verder heeft Woonplus uitgelegd dat zij bereid is om [gedaagde 1] c.s. in staat te stellen om een eventueel door de kantonrechter toe te wijzen bedrag door middel van de afgesproken betalingsregeling te laten voldoen.
2.4.
De kantonrechter wijst de huurachterstand toe. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde 1] c.s. is niet in de gelegenheid gesteld om te reageren
2.5.
Om proceseconomische redenen heeft de kantonrechter ervoor gekozen om na de akte van Woonplus vonnis te wijzen, omdat [gedaagde 1] c.s. hiermee niet in de belangen wordt geschaad. In het vonnis heeft Woonplus in het voordeel van [gedaagde 1] c.s. de eis verminderd. Daarnaast heeft Woonplus uitgelegd dat [gedaagde 1] c.s. een eventueel door de kantonrechter toe te wijzen huurachterstand volgens de lopende betalingsregeling mag blijven betalen. De kantonrechter overweegt dan ook dat het wijzen van een vonnis de belangen van partijen niet schaadt.
[gedaagde 1] c.s. moet een huurachterstand van € 3.033,83 betalen
2.6.
[gedaagde 1] c.s. wordt, hoofdelijk, veroordeeld om € 3.033,83 aan Woonplus te betalen. Partijen hebben namelijk overeenstemming bereikt over de hoogte van de huurachterstand. Woonplus heeft aangegeven dat [gedaagde 1] c.s. de afgesproken betalingen heeft verricht. Deze betalingen zijn in mindering gebracht op de overeengekomen huurachterstand. Het gevorderde bedrag van € 3.033,83 is dan ook toewijsbaar.
[gedaagde 1] c.s. moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 1] c.s., omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). Zij zijn daarvoor hoofdelijk aansprakelijk (artikel 6:7 BW). [1] De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde 1] c.s. aan Woonplus moet betalen op € 138,84 aan dagvaardingskosten, € 496,00 aan griffierecht, € 508,50 aan salaris voor de gemachtigde (1,5 punt x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.278,34. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
2.8.
De hoogte van het griffierecht past bij het deel van de eis dat is toegewezen. Het bedrag dat Woonplus meer aan griffierecht heeft betaald hoeft [gedaagde 1] c.s. niet te betalen, omdat dat is gebaseerd op het deel van de eis dat is verminderd door Woonplus. Die kosten waren dus onnodig.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonplus dat eist en [gedaagde 1] c.s. daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s., hoofdelijk, om aan Woonplus te betalen € 3.033,83;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s., hoofdelijk, in de proceskosten, die aan de kant van Woonplus worden begroot op € 1.278,34;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
64363

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942