ECLI:NL:RBROT:2025:3991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
ROT 24/1571
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking parkeervergunning wegens niet registreren vrijstelling in systeem

Deze uitspraak betreft de intrekking van de parkeervergunning van eiser, die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam had verleend. Eiser, wonende in het wooncomplex "Cooltower" te Rotterdam, was het niet eens met de intrekking van zijn parkeervergunning, die was gebaseerd op een fout van het college. Eiser stelde dat het college niet bevoegd was om de vergunning in te trekken, omdat het college zelf verantwoordelijk was voor het niet registreren van de relevante informatie in het systeem. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het college inderdaad bevoegd was om de vergunning in te trekken, ondanks dat de intrekking was gebaseerd op een onjuiste grondslag. De rechtbank heeft het gebrek in de grondslag gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser niet benadeeld was door deze fout. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de vergunning terecht was, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een parkeervergunning voor bewoners, gezien de bijzondere vrijstelling van de parkeereis die voor zijn wooncomplex gold. Eiser kreeg geen gelijk in zijn beroep, maar de rechtbank bepaalde wel dat het college het griffierecht en de proceskosten aan eiser moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. T.M.J. Smits op 31 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1571

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit Rotterdam, eiser

(gemachtigde: mr. N.J.M. Beelaerts van Blokland),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: mr. S. Ercan).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het intrekken van de parkeervergunning van eiser. Eiser is het niet eens met dit besluit. Hij stelt hiertoe dat het college niet bevoegd was om de vergunning in te trekken. Volgens eiser is het aan het college te wijten dat zij het systeem niet van de beschikbare informatie hebben voorzien. Het nalaten daarvan kan hem niet worden tegengeworpen. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het besluit tot intrekken van de parkeervergunning van eiser terecht is genomen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college bevoegd was om de parkeervergunning van eiser in te trekken. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Het college heeft de intrekking gebaseerd op het verkeerde artikel, maar had de intrekking wel op een ander artikel kunnen baseren. De rechtbank passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Op 1 mei 2023 heeft eiser een parkeervergunning bewoner gekregen voor de sectoren 4 en 5. Bij besluit van 23 augustus 2023 is die vergunning ingetrokken door het college. Op 27 december 2023 is het bezwaar daartegen ongegrond verklaard en heeft het college het intrekken van de vergunning gehandhaafd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser woont aan de [adres] te Rotterdam. Zijn woning maakt deel uit van het wooncomplex “Cooltower”. Voor dit wooncomplex is een omgevingsvergunning afgegeven met een bijzondere vrijstelling van de parkeereis. Eiser heeft een parkeervergunning bewoners toegekend gekregen.
4. Volgens het college heeft eiser geen recht op een parkeervergunning voor bewoners, omdat voor het wooncomplex de bijzondere vrijstelling van de parkeereis geldt. Hierdoor heeft geen van de bewoners van het wooncomplex recht op een parkeervergunning voor bewoners. Het college heeft bij de toekenning van de vergunning een fout gemaakt, door eiser toch een parkeervergunning te verstrekken. Deze fout wil hij nu herstellen door de parkeervergunningen in te trekken. Het college baseert de intrekking op artikel 2, elfde en twaalfde lid, van het Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2023 (het Uitvoeringsbesluit). Het bezwaar van eiser tegen deze intrekking is ongegrond verklaard, maar het college heeft wel de grondslag voor de intrekking gewijzigd naar artikel 2, twaalfde en dertiende lid en artikel 14, tweede lid, onder d, van het Uitvoeringsbesluit.
Toetsingskader
5. De toepasselijke wettelijke regels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Was het college bevoegd om de vergunning in te trekken?
6. Eiser voert aan dat het college niet bevoegd was om de parkeervergunning in te trekken. Hij stelt dat er geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 14, tweede lid, aanhef en onder d, van het Uitvoeringsbesluit. Het college was ten tijde van de toekenning van de vergunning al bekend met alle relevante feiten en omstandigheden en het college heeft de vergunning toch toegekend.
6.1.
In beroep heeft het college de omgevingsvergunning voor het wooncomplex Cooltower overgelegd. Met de vergunning van 13 juli 2018 heeft het college ingestemd met de bouw van het wooncomplex. Uit de vergunning blijkt dat het college de bijzondere vrijstelling van de parkeereis heeft toegepast bij het toekennen van de omgevingsvergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 2, dertiende lid, van het Uitvoeringsbesluit. Dit betekent dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een parkeervergunning voor bewoners. Hieruit volgt dat het college bevoegd was de abusievelijk verstrekte parkeervergunning van eiser in te trekken. Deze verstrekking is automatisch geschied bij gebreke van een vermelding van de bijzondere vrijstelling van de parkeereis. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een fout waar het college van kan terugkomen. [1]
6.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat het college al toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule uit artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit door de begunstigingstermijn aan eiser toe te kennen. Het college heeft in redelijkheid geen verdere toepassing hoeven geven aan de hardheidsclausule. Eiser stelt dat hij alvorens de koopovereenkomst voor zijn woning aan te gaan niet goed is voorgelicht over de parkeermogelijkheden. Dit betreft een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen koper en verkoper waar het college buiten staat en dit maakt niet dat het college gehouden is eiser om die reden een parkeervergunning te verlenen. [2]
6.3.
De rechtbank stelt vast dat het college de intrekking van de parkeervergunning ten onrechte heeft gebaseerd op artikel 2, twaalfde en dertiende lid, van het Uitvoeringsbesluit in samenhang met artikel 14, tweede lid, onder d, van het Uitvoeringsbesluit, omdat de constatering dat de bijzondere vrijstelling niet in het parkeervergunningensysteem was ingevoerd niet kan worden aangemerkt als een gewijzigde omstandigheid. Het college had de intrekking echter wel kunnen baseren op artikel 2, dertiende lid, in samenhang met artikel 14, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit. Omdat aannemelijk is dat eiser niet is benadeeld door vermelding van de onjuiste grondslag, zal de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht passeren.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college bevoegd was om de parkeervergunning bewoners van eiser in te trekken. Eiser krijgt gelet op wat hiervoor in 6.3. is overwogen wel het griffierecht terug en een vergoeding van zijn proceskosten die neerkomen op € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2023
Artikel 2 Bewonersparkeervergunning
[…]
11. De in het eerste en tiende lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van de Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022. Uitzondering hierop is als toepassing is gegeven aan artikel 4, artikel 6, eerste lid, onderdeel b of artikel 8 van de Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022.
12. De in het eerste en tiende lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van een bijzonder gemeentelijk belang. Deze afwijking geldt niet wanneer in de omgevingsvergunning naar het straatparkeren wordt verwezen als parkeermogelijkheid.
13. De in het eerste en tiende lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruik van een bijzondere vrijstelling van de parkeereis.
[…]
Artikel 14 Intrekken van de vergunning
1. Het college kan een vergunning intrekken indien:
[…]
b. de vergunninghouder niet of niet meer voldoet aan de voorschriften die aan de vergunning zijn gesteld;
[…]
2. Het college kan tevens een vergunning intrekken indien:
[…]
d. zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die mee heeft gewogen bij het verlenen van de vergunning;
[…]

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1657).
2.Zie bijvoorbeeld: uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 2 juni 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:4238).