ECLI:NL:RBROT:2025:3900

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
10/116442-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno via social media met tbs en gevangenisstraf

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno via social media. De verdachte, geboren in 1992, was preventief gedetineerd en had eerder veroordelingen voor soortgelijke zedendelicten. Tijdens de zitting op 12 maart 2025 werd vastgesteld dat de verdachte meermalen afbeeldingen had vervaardigd en in bezit had gehad van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen betrokken waren. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 1 jaar en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat het bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd en dat er sprake was van verminderde toerekenbaarheid door een psychische stoornis. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van voorarrest, en besloot tot terbeschikkingstelling met voorwaarden, waaronder een klinische opname en gedragsbeïnvloedende maatregelen. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte langdurig onder toezicht te houden vanwege het hoge recidiverisico en de ernst van de feiten. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 2.000,- aan de wettelijke vertegenwoordiger van een van de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/116442-24
Datum uitspraak: 26 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. S. Aarts, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van voorarrest, alsmede terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met bevel dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
omstreeks de periode van
1 januari 2024tot en met 29 maart 2024
in Nederland,
meermalen, telkens
een hoeveelheid afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die
kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken
heeft vervaardigd en in bezit gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
waarbij nadrukkelijk de penis (in
erectie) in beeld gebracht wordt
waarbij de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

[naam 1], psychiater (3 december 2024) en [naam 2], GZ-psycholoog (8 december 2024) hebben Pro Justitia rapportages opgesteld. Hieruit blijkt het volgende.
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van pedofilie van het niet-exclusieve type. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het plegen van het feit. Vanuit zijn stoornis heeft de verdachte contact met minderjarige jongens opgezocht en hen aangespoord tot het sturen van seksueel getinte foto’s en video’s. De deskundigen adviseren het feit in verminderde mate toe te rekenen.
Nu de conclusies van de psychiater en van de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De rechtbank is aldus van oordeel dat de verdachte geen volledige vrijheid had om zijn gedrag te bepalen en daarnaar te handelen, zodat het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is voor het feit echter wel strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid volledig uitsluiten. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekenbaarheid.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van enkele maanden contact gezocht met minderjarige jongens en, nadat hij een vertrouwensband met hen had opgebouwd, die jongens ertoe bewogen foto’s en video’s naar hem toe te zenden waarop zij naakt te zien zijn. Hierdoor heeft de verdachte kinderpornografisch materiaal vervaardigd en in bezit gehad. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige jongens. De moeder van één van de minderjarige jongens heeft dit ter zitting treffend verwoord door aan te geven dat de verdachte de seksuele onschuld aan haar zoontje heeft ontnomen. De verdachte heeft daarbij de bevrediging van zijn eigen behoefte vooropgesteld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte is in 2021 twee keer veroordeeld voor zedendelicten, waaronder het in bezit hebben van kinderporno. Ten tijde van het plegen van het onderhavige feit liep de verdachte voor beide veroordelingen nog in een proeftijd. Hiermee zal de rechtbank bij de strafoplegging in strafverhogende zin rekening houden.
7.3.2.
Rapportages
De hiervoor genoemde rapportage over de verdachte van psychiater [naam 1] van 3 december 2024 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in.
Ondanks eerdere veroordelingen en behandelingen volgt uit het ten laste gelegde dat de verdachte altijd is blijven doorgaan met het zoeken van contact met minderjarige jongens. Uit de gestructureerde risicoprognose instrumenten voor seksuele delicten, de Static-99 R en Stable 2007, blijkt dat verdachte een bovengemiddeld risico heeft op recidive van een seksueel delict. De verdachte heeft baat bij een gestructureerde en intensieve behandeling bij een gespecialiseerde instelling voor pedofilie. Geadviseerd wordt om tbs met voorwaarden op te leggen. Een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden wordt te vrijblijvend geacht om het bovengemiddelde herhalingsgevaar te verminderen.
De hiervoor genoemde rapportage over de verdachte van GZ-psycholoog [naam 2] van 8 december 2024 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in.
Uit de Static-99R en Stable-2007 blijkt dat er sprake is van een hoog recidiverisico. De kans op herhaling van een soortgelijk delict bij een onbehandelde terugkeer in de samenleving wordt (dan ook) als hoog ingeschat. Dit is te wijten aan de pedofiele stoornis van de verdachte, zijn emotionele identificatie met kinderen en het gebrek aan adequate copingmechanismen. Daarnaast speelt het gebrek aan zelfinzicht en het niet herkennen van zijn eigen risicosituaties een rol. De verdachte erkent zijn stoornis wel maar neemt hierin weinig verantwoordelijkheid en bagatelliseert deze. De problematiek is hardnekkig, wat blijkt uit de eerdere veroordelingen en het feit dat de verdachte ondanks een behandeling toch is gerecidiveerd. Langdurige en intensieve zorg is daarom noodzakelijk. Er dient gewerkt te worden aan zelfinzicht en het vergroten van inzicht in zijn persoonlijke risicosituaties. Gezien de ernst van het delict en het hoge recidiverisico is het van belang dat de behandeling van de verdachte plaatsvindt in een stevig kader. Gelet op het voorgaande adviseert de psycholoog de maatregel van tbs met voorwaarden. Daarnaast kan er worden gedacht aan oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z zodat de verdachte zo lang als mogelijk gemonitord kan worden. Daarnaast wordt geadviseerd om de verdachte aan te melden bij COSA.
Beide deskundigen menen dat de verdachte meer baat zou hebben bij poliklinische dagbehandeling en groepsbehandeling dan behandeling in een gesloten setting.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 27 februari 2025 en houdt – voor zover hier van belang – het volgende in.
Indien de verdachte voor het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld, is er sprake van een delictpatroon aangaande zedendelicten. Voorafgaand aan het ten laste gelegde had de verdachte zijn leven op praktische gebieden op orde. Hij had een passende dagbesteding, huisvesting, geen financiële problemen en geen middelenproblematiek. De reclassering herkent risicofactoren rondom het psychosociaal functioneren van de verdachte, zijn (online) sociale netwerk en zijn enigszins ambivalente houding ten aanzien van verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag. Verder zijn er aanwijzingen dat de verdachte gedragsproblemen met minderjarigen vertoont en dat er sprake is van sociale afwijzing. De verdachte is onvoldoende bekwaam om zijn gedrag zonder passende behandelinterventies naar de toekomst te veranderen. In het verleden zijn meerdere hulpverleningspogingen gedaan, maar deze contacten hebben niet geleid tot een recidivebeperkende gedragsverandering. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De verdachte staat open voor een nieuwe poging tot behandeling en toezicht. Gelet op de aard en omstandigheden van het ten laste gelegde, het bovengemiddeld hoge (zedenspecifieke) recidiverisico, het gediagnosticeerde ziektebeeld en de beperkte responsiviteit is een klinische start van de behandeling aangewezen. De aard van de problematiek en specifiek zijn vermijdende copingsstijl, vraagt om een intensievere, meer gestructureerde behandeling. Tijdens deze behandeling kan de motivatie tot gedragsverandering groeien. De verdachte is niet in staat gebleken om zowel te resocialiseren als behandeling te volgen. Er dient een solide basis gelegd te worden van de behandeling voordat de verdachte buiten de kliniek het geleerde kan toepassen. Door zijn vermijdende copingsstijl is de verdachte eerder geneigd om schijnaanpassingen te vertonen, waar in een kliniek beter op gemonitord kan worden. Het voorgaande kan volgens de reclassering vormgegeven worden in het kader van een tbs met voorwaarden. De reclassering acht het van belang dat de verdachte start met een klinisch traject direct aansluitend op zijn detentie. De tbs met voorwaarden dient dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard. Daarnaast adviseert de reclassering oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (38z Sr). Deze maatregel biedt de mogelijkheid om een langdurige vorm van controle en waar mogelijk ook behandeling en interventies uit te voeren. Het extra lange reclasseringstoezicht is van belang omdat er sprake is van een verhoogd recidiverisico.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank is gelet op het bewezenverklaarde feit, de strafdoelen en de persoon van de verdachte van oordeel dat er een straf en maatregelen dienen te volgen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Gevangenisstraf
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank is van oordeel dat daarmee niet kan worden volstaan. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank straffen bezien die in soortgelijke zaken worden opgelegd, en de verminderde mate van toerekening en het strafblad van de verdachte in haar afweging betrokken. De rechtbank zal alles overziend een gevangenisstraf opleggen van tien maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank legt daarmee een lagere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie gevorderd omdat zij bij de strafoplegging belang hecht aan een spoedige start van het langdurige behandeltraject dat verdachte aansluitend op zijn gevangenisstraf dient te ondergaan. Hiervan zal, zoals hierna aan de orde zal komen, een deel via klinische opname plaatsvinden. De rechtbank acht de onderbouwing die de reclassering hiervoor heeft gegeven, in het licht van verdachtes voorgeschiedenis en de zorg om zijn gedrag te monitoren – bijvoorbeeld in verband met eventuele schijnaanpassingen –, tegenover de argumenten van beide gedragsdeskundigen, zwaarder wegend. De rechtbank acht behandeling van de verdachte van groot belang. De verdachte heeft ruim acht maanden in voorarrest gezeten. Door het opleggen van de hiervoor genoemde straf, is er tevens voldoende tijd om een plek te realiseren voor de verdachte waarnaar hij direct aansluitend vanuit detentie kan worden opgenomen voor zijn klinische behandeling.
Tbs met voorwaarden
De deskundigen hebben geadviseerd om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Uit de eerder aangehaalde Pro Justitia rapportages volgt dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde sprake was van een psychische stoornis. Daarnaast is een misdrijf aan de orde waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
De raadvrouw heeft bepleit dat dat niet aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Volgens haar wordt niet voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit omdat het recidiverisico niet hoog (genoeg) is. Er zou volgens haar kunnen worden volstaan met een voorwaardelijke straf en daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat uit de beschikbare rapportages genoegzaam volgt dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de oplegging van een tbs-maatregel eist. De verdachte is gerecidiveerd terwijl hij behandeling kreeg in het kader van een bijzondere voorwaarde die was opgelegd bij een voorwaardelijk strafdeel. Volgens de deskundigen en de reclassering is er sprake van een hoog recidiverisico. De rechtbank is van oordeel dat tbs de passende maatregel is om de verdachte te behandelen voor de geconstateerde stoornis en het recidiverisico naar een aanvaardbaar niveau terug te dringen. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de tbs-maatregel proportioneel is, nu is gebleken dat een milder kader niet afdoende is geweest. Gelet op het voorgaande zal aan de verdachte tbs met voorwaarden worden opgelegd. Aan de tbs-maatregel zullen ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen de voorwaarden betreffende het gedrag worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 27 februari 2025. De rechtbank is het met de reclassering eens dat een klinische opname noodzakelijk is zodat deze klinische opname tevens als bijzondere voorwaarde zal worden opgenomen.
Het strafbare feit ter zake waarvan de tbs met voorwaarden zal worden opgelegd, is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dit betekent dat in geval van omzetting van de maatregel de totale duur van de tbs met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op het hoge recidiverisico moet er ernstig rekening worden gehouden met het feit dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Bovendien is het in het belang van de verdachte om snel te beginnen aan zijn behandeling. De rechtbank zal daarom de dadelijke
uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden op de voet van artikel 38, lid 6 Sr bevelen.
Maatregel 38z Sr
Daarnaast acht de rechtbank, anders dan de verdediging, een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr noodzakelijk. Uit de hiervoor genoemde rapporten blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling en dat het noodzakelijk kan zijn om de verdachte – ook na behandeling – langdurig onder toezicht te houden. De rechtbank houdt er daarbij rekening mee dat de verdachte een recidivist is. Om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan dan wel begeleiding te kunnen ontvangen. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld en worden veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Gelet op het voorgaande zal de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr worden opgelegd.
Voorlopige hechtenis
De op te leggen straf brengt mee dat de verdachte, na aftrek van voorarrest, nog minder dan 60 dagen gedetineerd zal zijn. Voor het geval dit vonnis binnen die termijn nog niet onherroepelijk is, zal de rechtbank bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de verdachte voor zijn klinische behandeling binnen een zorginstelling zal worden opgenomen. Aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zullen dezelfde voorwaarden worden verbonden als die aan de tbs zijn verbonden.
Die schorsing houdt verband met de tevens op te leggen dadelijk uitvoerbare tbs met voorwaarden. Zou de verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven, terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd. De rechtbank wijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729, r.o. 6.5.

8.In beslag genomen voorwerpen

Door de verdachte is - tijdens zijn laatste woord - verzocht om teruggave van zijn in beslag genomen goederen. De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd geen beslissing te nemen over het beslag. Aangezien er geen beslaglijst is overlegd, het onduidelijk is welke goederen in beslag zijn genomen en het tevens onduidelijk is of er zich strafbaar materiaal op die goederen bevindt, zal de rechtbank geen beslissing nemen over het beslag.

9.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon [slachtoffer 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich tevens in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon [slachtoffer 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
Primair heeft de raadsvrouw bepleit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering nu de vorderingen te laat zijn ingediend. De vordering van [slachtoffer 1] heeft zij een dag voor aanvang van de terechtzitting ontvangen en de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw slechts een uur voor aanvang van de terechtzitting terwijl zij onderweg was daarnaartoe, ontvangen. Hierdoor heeft zij zich niet kunnen voorbereiden op de vorderingen en heeft zij de vorderingen ook niet kunnen bespreken met haar cliënt.
Subsidiair dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering, omdat de vorderingen niet door de juiste persoon zijn ingediend. Op het voegingsformulier is bij de slachtoffers de naam van de moeders ingevuld in plaats van de slachtoffers en bij wettelijke vertegenwoordiger is niets ingevuld. Meer subsidiair heeft zij bepleit dat er lagere bedragen dienen te worden toegewezen.
9.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt vast dat de vordering reeds op 7 maart 2025 naar de rechtbank is gemaild. De raadsvrouw heeft deze pas op 11 maart 2025 ontvangen. Hoewel dat op zichzelf ongelukkig is, is de rechtbank van oordeel dat de raadsvrouw daarmee voldoende voorbereidingstijd heeft gehad. De vordering is immers in omvang beperkt en niet bijzonder complex. Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de vordering is ingediend door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 1]. De rechtbank ziet, gelet daarop, geen reden om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te verklaren.
Artikel 6:106, aanhef en onder b, BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten onder meer in geval van aantasting in de persoon op andere wijze. Of van aantasting in de persoon 'op andere wijze' sprake is, is onder meer afhankelijk van de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. Degene die zich hierop beroept, zal met voldoende concrete gegevens moeten onderbouwen welke nadelige gevolgen hij ondervindt van de normschending. Bij de vordering is een brief van een orthopedagoog gevoegd waarin de klachten van [slachtoffer 1] zijn beschreven. De rechtbank is van oordeel dat hiermee, gegeven de aard en de ernst van de normschending, voldoende is onderbouwd dat sprake is van zodanig psychisch leed dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk en zal een bedrag van € 2.000,- toewijzen.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt vast dat zij de vordering reeds op 10 maart 2025 heeft ontvangen, doch de raadsvrouw heeft deze eerst ontvangen toen zij onderweg was naar de zitting. Hiermee heeft de verdediging, in het licht van het beginsel van ‘equality of arms’, onvoldoende mogelijkheden gehad om het verweer tegen de vordering voor te bereiden. Aanhouding van de zaak zodat de raadsvrouw dat alsnog kan doen, levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan dus slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 1], heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 januari 2024, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat het onrechtmatig handelen in ieder geval op dat moment een aanvang heeft genomen en de immateriële schade (dus) vanaf dat moment is ingetreden.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z en 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
a. de terbeschikkinggestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
b. de terbeschikkinggestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
c. de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
d. de terbeschikkinggestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
e. de terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken;
f. de terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
g. de terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
h. de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
3. als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, kan de terbeschikkinggestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. de terbeschikkinggestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. de terbeschikkinggestelde laat zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start nadat er een behandelplaats beschikbaar is voor de terbeschikkinggestelde en aansluitend aan detentie
6. . De opname duurt zolang de reclassering nodig vindt, in overleg met de behandelpartij. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt, alsmede de controle erop. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
7. de terbeschikkinggestelde laat zich behandelen door Transfore te Deventer of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zo lang als de reclassering nodig vindt, in overleg met de behandelaar. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorgverlener dat nodig vindt, alsmede de controle erop;
8. de terbeschikkinggestelde gebruikt geen drugs (soft- en harddrugs). Mocht het gebruik van alcohol aanleiding geven tot verstoring van de samenwerking, dan kan een algeheel middelenverbod ingevoerd worden. De terbeschikkinggestelde werkt mee aan controles die door de behandelaar en/of de reclassering ingezet kunnen worden. De behandelaar en/of de reclassering bepalen met welke controlemiddelen en hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
9. de terbeschikkinggestelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2011 en [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2011, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
10. de terbeschikkinggestelde spant zich in voor het vinden en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden;
11. de terbeschikkinggestelde zoekt op geen enkele wijze (online als fysiek) contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk;
12. de terbeschikkinggestelde zal zich op welke wijze dan ook onthouden van:
a. het op digitale wijze met een seksuele intentie communiceren met minderjarigen;
b. gedragingen die zijn gericht op deelname aan internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
c. gedragingen die zijn gericht op deelname aan internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
d. het aanwezig hebben of gebruiken van wisprogramma’s op zijn digitale apparatuur;
de terbeschikkinggestelde dient aan de controles hierop (zoals hieronder beschreven) mee te werken tijdens een huisbezoek;
het toezicht op de onder 11 vermelde voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers in gebruik bij de terbeschikkinggestelde Deze controles vinden op de volgende wijze plaats:
  • de controle van de onder 11 b) en c) gestelde voorwaarden mag slechts op zodanige wijze worden uitgevoerd dat niet door een persoon kennis wordt genomen van de inhoud van digitale bestanden (geautomatiseerde controle is derhalve wel toegestaan);
  • een specialist (niet zijnde een opsporingsambtenaar) mag de reclassering technische ondersteuning bieden ten behoeve van de controles;
  • de controles mogen drie keer per jaar worden uitgevoerd;
geeft aan
Reclassering Nederlandopdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de
dadelijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
beveelt de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag
waarop de terbeschikkinggestelde zich heeft laten opnemen in een zorginstelling, te
bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Aan de schorsing
worden de voorwaarden verbonden, zoals deze onder 1 tot en met 11 zijn vermeld bij de
voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting
aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart
de benadeelde partij [benadeelde partij 2] als wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt
de benadeelde partij [benadeelde partij 2] als wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 2]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 1], te betalen
€ 2.000,-(hoofdsom,
zegge:
tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
30 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 29 maart 2024
te Sliedrecht, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
telkens
een hoeveelheid afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die
kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of
schijnbaar is betrokken
heeft vervaardigd, verspreid en/of in bezit gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
althans door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
waarbij deze poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn
leeftijd past en/of afbeeldingen/filmfragmenten waarbij nadrukkelijk de penis (in
erectie) in beeld gebracht wordt en/of waarbij trekkende bewegingen met de hand
en/of de vingers over de penis worden gemaakt
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;