Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
A.L. Pöllen
A.M.I. van der Does,
1.De procedure
2.De beoordeling van het verzoek
(…) Wraking van de zitting
Rechtbank Rotterdam
Op 19 maart 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in civiele zaken. Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in twee hoofdzaken die betrekking hebben op de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen van de verzoeker. De verzoeker heeft op 12 maart 2025 een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend, waarin hij verschillende gronden voor zijn verzoek heeft uiteengezet. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat geen van de door de verzoeker genoemde gronden zich concreet richt tegen het handelen of nalaten van de rechters. Bovendien heeft de verzoeker nagelaten om uit te leggen waarom de genoemde gronden bij hem de objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechters hebben kunnen wekken. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het aan de verzoeker was om deze gronden duidelijk te maken in zijn verzoek. Gezien deze tekortkomingen heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaard, met toepassing van artikel 8 lid 2 sub a van het Wrakingsprotocol van de rechtbank. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.