In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een huurovereenkomst tussen De Huischmeesters Zuid-Holland B.V. en [persoon A], die sinds 1 mei 2024 een woning huurt in het complex Waelestein. De Huischmeesters vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van twee maanden en andere vermeende tekortkomingen. De kantonrechter heeft de zaak op 16 december 2024 behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De Huischmeesters stelt dat [persoon A] tekortschiet in haar verplichtingen door niet tijdig huur te betalen en zich niet als een goed huurder te gedragen. De kantonrechter oordeelt echter dat de tekortkomingen van [persoon A] van onvoldoende gewicht zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. De achterstand in huurbetalingen is erkend, maar de kantonrechter houdt rekening met de omstandigheden, zoals de urgentie van [persoon A] voor huisvesting en het feit dat de huur inmiddels door de bewindvoerder wordt betaald. De vordering tot ontbinding en ontruiming wordt afgewezen, maar [persoon A] wordt wel veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur voor september 2024 en een eerder bedrag van € 1.160,85 voor een andere huurovereenkomst. De kantonrechter wijst ook de vorderingen van De Huischmeesters voor rente en incassokosten af, omdat deze gebaseerd zijn op oneerlijke bepalingen in de algemene voorwaarden. De proceskosten worden voor rekening van [persoon A] gesteld, ondanks dat De Huischmeesters grotendeels ongelijk krijgt.