Op 13 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.W.A. van den Hoven, en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 juni 2023, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de eiser was vastgesteld op € 421.000,- per 1 januari 2022. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 415.000,-. Eiser betoogde dat de waarde van de woning ten hoogste € 321.000,- zou moeten zijn, onderbouwd met een taxatierapport van een vergelijkend pand. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de heffingsambtenaar voldoende heeft aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de gebruikte vergelijkingsobjecten adequaat waren en dat de eigen berekening van eiser niet overtuigend was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde gehandhaafd blijft en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.