ECLI:NL:RBROT:2025:3396

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
ROT 24/1448
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van bedrijfspanden op grond van de Opiumwet met onduidelijkheid over de grondslag

Deze uitspraak betreft de sluiting van loodsen door de burgemeester van Goeree-Overflakkee op basis van de Opiumwet. Eiseres, eigenaar van de loodsen, is het niet eens met de sluiting en stelt dat er geen grondslag voor de sluiting is en dat de duur van de sluiting onevenredig is. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. De burgemeester heeft de loodsen gesloten omdat er stoffen zijn aangetroffen die bestemd zijn voor de vervaardiging van harddrugs. De rechtbank concludeert dat de burgemeester de sluiting heeft mogen opleggen, maar dat de motivering in het bestreden besluit gebrekkig was. De rechtbank oordeelt dat de sluiting niet onevenredig is, gezien de hoeveelheid aangetroffen stoffen en de eerdere sluitingen op hetzelfde adres. De rechtbank bepaalt dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en veroordeelt hem in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1448

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Wijling),
en

de burgemeester van Goeree-Overflakkee

(gemachtigden: mr. R. van Achteren en [naam gemachtigde] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het sluiten van loodsen omdat daarin stoffen zijn aangetroffen die zijn bestemd om daarmee harddrugs te vervaardigen. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Eiseres is van mening dat een grondslag voor de sluiting ontbreekt en dat de duur daarvan onevenredig is. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. De burgemeester heeft de loodsen dus mogen sluiten.

Procesverloop

2.1.
Met een besluit van 14 juni 2023 heeft de burgemeester twee loodsen van eiseres voor de duur van twaalf maanden gesloten. Met een besluit van 17 augustus 2023 heeft de burgemeester ook een derde loods voor de duur van twaalf maanden gesloten. Met het bestreden besluit van 21 december 2023 op het bezwaar van eiseres is de burgemeester bij de sluiting gebleven.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [persoon A] (hierna: [persoon A] ) en haar gemachtigde, en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3.1.
Eiseres is eigenaar van loodsen aan de [adres] te [plaats 2] . Eiseres heeft het beheer van de loodsen uitbesteed aan [persoon B] , handelend onder de naam [bedrijf B] (hierna: [persoon B] ).
3.2.
Uit een bestuurlijke rapportage van de politie (Eenheid Rotterdam, Rijnmond Zuid-West) van 31 maart 2023 (ondertekend op 3 april 2023) blijkt het volgende. Een getuige heeft melding gemaakt van een drugsdumping aan de Mariadijk in Ooltgensplaat. Deze getuige had gezien dat er twee Intermediate Bulk Containers (IBC) midden op de weg waren neergezet. De getuige zag daarbij een kleine witte vrachtwagen. De politie heeft in verband met deze melding twee verdachten aangehouden en is een rechercheonderzoek gestart. In het kader van dit onderzoek is bij een inval in loodsen aan de [adres] te [plaats 2] drugsafval en middelen om synthetische drugs te produceren, gevonden.
In de bestuurlijke rapportage is verder het volgende vermeld:
“In de loodsen en op het terrein van de [adres] te [plaats 2] werden de volgende stoffen aangetroffen ter vervaardiging van synthetische drugs.
Loods 6
- Verdeeld over drie pallets werden 70 jerrycans aangetroffen van 20 liter per stuk (totaal 1400 liter). Deze jerrycans waren allen gevuld met geconcentreerd fosforzuur.
- Een ingesealde pallet met 40 zakken van 25 kilogram per stuk. In deze zakken zat caustic soda.
Loods 7
- 4 Jerrycans gevuld met drugsafval wat past bij de vervaardiging van Celefedron.
- 21 Jerrycans gevuld met grondstof en hulpstof ter vervaardiging van Celefedron en Mefedron (2-broom-4-chloorpropiofenon en methylamine).
Op het terrein rechtsachter in het terrein stonden vijf IBC’s verdekt opgesteld. Deze IBC’s hebben een capaciteit van 1000 liter per stuk. In totaal werd in deze IBC’s 3400 liter drugsafval aangetroffen. Deze 3400 liter bestond voor 3000 liter uit sterk basisch afval wat past bij de productie van Celefedron en voor 400 liter uit drugsafval wat gemengd was met afgewerkte motorolie.
Deze aangetroffen stoffen zijn onderzocht door het Landelijk Faciliteit Ontmantelen (LFO). Deze afdeling van de politie is gespecialiseerd in het ontmantelen van en het onderzoek doen naar productie- en opslaglocaties van (synthetische) drugs.
Nadere duiding bovenstaande stoffen
Fosforzuur. Deze stof wordt gebruikt bij vervaardiging synthetische drugs. Het is een hulpstof die nodig is ter vervaardiging van synthetische drugs.
Caustic soda. Deze stof wordt als algemene hulpstof gebruikt bij veel drugsprocessen. Deze stof valt onder de zogenoemde Damocles-wetgeving.
2-broom-4-chloorpropiofenon en methylamine is een precursor (grondstof) voor Mefedron (4-MMC). Methylamine is een belangrijke grondstof voor de productie van Mefedron (4-MMC) en Clefedron (4-CMC). Deze stof kan tevens gebruikt worden bij de productie van metamfetamine en MDMA.
Clefedron. Ook wel 4-CMC genoemd, is een verdovend middel. Dit middel is genoemd op lijst I behorend bij de Opiumwet.
Mefedron. Ook wel genoemd 4-MMC, is een verdovend middel. Dit middel is genoemd op lijst I behorend bij de Opiumwet.”
3.3.
Met het besluit van 14 juni 2023 heeft de burgemeester de loodsen 6 en 7 gesloten. Daarna bleek echter op locatie dat de loodsen 7 en 8 één geheel vormden en niet afzonderlijk van elkaar gesloten konden worden. De burgemeester heeft vervolgens met het besluit van 17 augustus 2023 ook loods 8 gesloten.
3.4.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, in overeenstemming met het advies van de Commissie bezwaarschriften Goerree-Overflakkee (de commissie) van 18 december 2023.
Heeft eiseres nog belang bij deze procedure?
4.1.
De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft omdat de sluiting van de loodsen inmiddels is opgeheven. Ook is het besluit gericht tot zowel eiseres als [persoon B] . Nu [persoon B] geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit, is de sluiting volgens de burgemeester onherroepelijk geworden.
4.2.
De rechtbank volgt de burgemeester niet in dit betoog. Eiseres heeft gemotiveerd gesteld schade te hebben geleden door de sluiting. Daarin is een procesbelang gelegen. Dat het besluit tot sluiting ook is gericht aan [persoon B] en dat hij niet tegen de sluiting is opgekomen, maakt niet dat eiseres de rechtmatigheid van de sluiting niet bij de rechtbank aan de orde kan stellen.
De grondslag voor de sluiting
5.1.
De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.2.
De besluitvorming van de burgemeester is gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Het eerste lid onder a gaat, kort gezegd, over de situatie waarin drugs zijn aangetroffen. Het eerste lid onder b gaat, kort gezegd, over de situatie waarin voorwerpen of stoffen zijn aangetroffen waarmee drugs kunnen worden gefabriceerd.
5.3.
Eiseres heeft aangevoerd dat de burgemeester in het bestreden besluit niet duidelijk heeft gemaakt wat de grondslag voor de sluiting is. Deze beroepsgrond slaagt. In het bestreden besluit en het advies van de commissie is zowel sub a als sub b van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet genoemd. Hoewel in het advies is vermeld dat er middelen ter bereiding van drugs zijn aangetroffen en dat die onder artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet vallen, is het advies niet duidelijk over de grondslag. In het advies is namelijk ook vermeld: “
In het politierapport van 31 maart 2023 worden de aangetroffen middelen omschreven. Een aantal van deze middelen staat op lijst I behorende bij de Opiumwet en behoren tot de harddrugs. De hoeveelheid middelen is vele malen groter dan 0,5 gram harddrugs.” Zelfs in het verweerschrift is de gehanteerde grondslag niet duidelijk gemaakt. Hierin is vermeld: “
Verweerder heeft over de juistheid van de grondslag enkel toe te voegen dat artikel 13b Opiumwet zowel lid 1 sub a, als lid 1 sub b bevat, daarmee is alles wel gezegd en geschreven.” Pas ter zitting heeft de burgemeester duidelijk gemaakt dat de sluiting is gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet. Gelet op de onduidelijkheid over de grondslag is het betreden besluit gebrekkig gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd.
Kunnen de rechtsgevolgen in stand worden gelaten?
6.1.
In het kader van de vraag of, ondanks het gegronde beroep, de rechtsgevolgen in stand kunnen worden gelaten, [1] overweegt de rechtbank als volgt.
6.2.
Volgens eiseres heeft de burgemeester gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel omdat met het besluit van 17 augustus 2023 de reikwijdte van het besluit van 14 juni 2023 is aangepast. De rechtbank volgt eiseres niet in dit standpunt. De burgemeester heeft met het besluit van 17 augustus 2023 ook loods 8 gesloten, nadat was gebleken dat de loodsen 7 en 8 één geheel vormen. Niet in geschil is dat het besluit van 17 augustus 2023 moet worden gezien als een zogenoemd 6:19-besluit, [2] zodat het ingediende bezwaar van rechtswege ook op dit besluit betrekking had. Beide besluiten zijn in de beslissing op het bezwaar (het bestreden besluit) heroverwogen. Niet valt in te zien waarom onder deze omstandigheden het rechtszekerheidsbeginsel zou zijn geschonden.
6.3.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat een overtreding is begaan en dat zij ten onrechte als overtreder is aangemerkt. Zij heeft er hierbij op gewezen dat er een beperkt dossier is overgelegd en dat de burgemeester niet aan de op haar rustende bewijslast heeft voldaan. De bestuurlijke rapportage is niet op ambtseed opgemaakt. De burgemeester had zich van de juistheid ervan moeten vergewissen. De burgemeester kan niet op de bestuurlijke rapportage afgaan. Eiseres is van mening dat zij inzicht moet krijgen in de anonieme tip die de politie heeft ontvangen. Eiseres heeft in het verlengde daarvan gesteld dat de omstandigheid dat tijdens de procedure is gebleken dat er nooit een Meld Misdaad Anoniem-Melding (MMA-melding) is geweest, een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek oplevert.
6.4.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat niet op de bestuurlijke rapportage kan worden afgegaan. De rapportage is weliswaar niet op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt (zoals de burgemeester ten onrechte heeft gesteld), maar dat betekent niet dat hieraan geen betekenis toekomt. De rapportage is ondertekend door een politieambtenaar en opgemaakt op basis van op ambtseed opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de in de rapportage opgenomen informatie onjuist is. [3] De stelling dat de hoeveelheid grondstoffen uit de rapportage niet overeenkomt met wat te zien is op de foto’s, maakt niet dat de rapportage onbetrouwbaar moet worden geacht. Daarbij heeft de burgemeester – op basis van een nadere toelichting van de politie – toegelicht dat de politie niet alle foto’s heeft verstrekt vanwege het politieonderzoek. Dat de burgemeester er aanvankelijk van is uitgegaan dat er een MMA-melding is geweest, terwijl later is gebleken dat de politie de naam van de getuige niet deelt uit het oogpunt van bescherming van de getuige, leidt niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen of niet toereikend is gemotiveerd.
6.5.
Zoals hiervoor in 5.3 al is vermeld, heeft de burgemeester ter zitting duidelijk gemaakt dat de sluiting is gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet. De burgemeester is op grond van deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 11a van de Opiumwet, bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen als in een woning of lokaal voorwerpen of stoffen voorhanden zijn die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3, aanhef en onder b, van de Opiumwet te handelen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 11a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet [4] volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden stoffen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stoffen, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties. Een sluiting op grond artikel 13b van de Opiumwet is een pandgerichte maatregel. Dit betekent dat de sluitingsbevoegdheid is gekoppeld aan de in een pand aangetroffen stoffen en voorwerpen. Het is dus voor de vraag of zich een situatie voordoet als omschreven in artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet niet van belang of de aangeschreven persoon zelf wist of een ernstig vermoeden had dat de aangetroffen voorwerpen bestemd waren om daarmee harddrugs te vervaardigen. [5]
6.6.
Hoewel de burgemeester niet met zoveel woorden aan deze maatstaf heeft getoetst, kan uit het geheel van wat de burgemeester heeft overwogen, wel worden geconcludeerd dat eraan is voldaan. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de politie in de loodsen een aanzienlijke hoeveelheid stoffen heeft aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor omzetting naar Clefedron en Mefedron, middelen die voorkomen op lijst I van de Opiumwet. De burgemeester kon op basis van de bestuurlijke rapportage redelijkerwijs aannemen dat de aangetroffen stoffen bestemd waren om daarmee strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Op basis van de feitelijke situatie, zoals die blijkt uit de bestuurlijke rapportage, heeft hij bovendien mogen oordelen dat van deze stoffen kon worden geweten of ernstig worden vermoed dat deze daarvoor bestemd waren. Dat de burgemeester niet beschikt over alle stukken die aan de bestuurlijke rapportage ten grondslag liggen, maakt dat niet anders. De rechtbank volgt eiseres dus niet in haar standpunt dat een grondslag voor de sluiting ontbreekt.
6.7.
Eiseres heeft aangevoerd dat de burgemeester haar ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt. De rechtbank volgt eiseres in die zin in dit standpunt dat de burgemeester niet toereikend heeft gemotiveerd dat eiseres als overtreder moet worden aangemerkt. In het commissie-advies is hierover namelijk vermeld dat [persoon A] in persoon aangesproken kan worden en als overtreder moet worden aangemerkt, maar daarmee is nog niet gezegd dat dit ook geldt voor eiseres. Zoals ter zitting is besproken, is deze kwestie echter voor de beoordeling van de sluiting niet van belang omdat een sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet een pandgerichte maatregel is en daarvoor niet van belang is of eiseres zelf wist of een ernstig vermoeden had dat de aangetroffen voorwerpen bestemd waren om daarmee harddrugs te vervaardigen (zie hiervoor in 6.5).
6.8.
Eiseres heeft tot slot betoogd dat de sluiting onevenredig is, aangezien alles (op één pallet na) in loods 6 is aangetroffen. Eiseres ziet daardoor de noodzaak en van het sluiten van de loodsen 7 en 8 niet in. Eiseres is ook van mening dat de sluitingsduur onevenredig is. Eiseres voert aan dat haar geen verwijt valt te maken aangezien zij het beheer van het terrein aan [persoon B] heeft overgelaten. Ook heeft eiseres gezorgd voor een spoedige afvoer van de aangetroffen stoffen.
6.9.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de sluiting onevenredig is.
De burgemeester heeft de sluiting in beginsel noodzakelijk mogen achten, nu de burgemeester op basis van de bestuurlijke rapportage aannemelijk mocht achten dat de aangetroffen stoffen waren bestemd voor het vervaardigen van harddrugs. De aangetroffen stoffen bevonden zich zowel in loods 6 als in loods 7. Dat een groter gedeelte is aangetroffen in loods 6, maakt de sluiting van loods 7 niet onevenredig. De loodsen 7 en 8 vormen één geheel, zodat navolgbaar is dat de burgemeester ook loods 8 heeft gesloten. Verder is van belang dat de hoeveelheid aangetroffen stoffen aanzienlijk is. Verder is de duur van de sluiting in overeenstemming met het beleid van de burgemeester, ook gelet op een eerdere sluiting van loodsen op hetzelfde adres (minder dan vijf jaar geleden). De rechtbank acht verder van belang dat niet is gebleken dat eiseres al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om misbruik van de loodsen te voorkomen. Eiseres heeft weliswaar het beheer van de loodsen uitbesteed aan [persoon B] , maar of aan die overeenkomst adequaat invulling is gegeven, is niet voldoende duidelijk geworden. Het is niet gebleken dat eiseres [persoon B] heeft gecontroleerd. Ter zitting heeft [persoon A] verklaard dat hij vrijwel nooit (hooguit eenmaal per jaar) in de loodsen komt. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden geen aanleiding voor het oordeel dat de sluiting ten aanzien van eiseres onevenwichtig is wegens het ontbreken van verwijtbaarheid bij eiseres.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is, zal de burgemeester worden opgedragen aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden. Ook zal de rechtbank de burgemeester veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat de burgemeester het door eiseres betaalde griffierecht van € 371,- vergoedt;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Opiumwet
Artikel 10a
1. Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:
1°. […]
2°. […]
3°. voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
2. […]
Beleidsregel Damoclesbeleid gemeente Goeree-Overflakkee 2019
Handhavingsmatrix
1e constatering
2e constatering
<5 jaar
3e constatering
<5 jaar
Productie en/of aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in een lokaal of indien sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen
Sluiting 6 maanden
Sluiting 12 maanden
Sluiting 18 maanden

Voetnoten

1.Zie artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.
2.Zie artikel 6:19, eerste lid, van de Awb.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:113.
4.Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 4, en Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3906.