ECLI:NL:RBROT:2025:3370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
11520925 VZ VERZ 25-589
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening loondoorbetaling en ontslag op staande voet in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2025 een beschikking gegeven in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, werkzaam als receptioniste/administratief medewerker bij Skintastics Cosmetische Kliniek B.V., heeft een verzoek ingediend tot vernietiging van haar ontslag op staande voet en om loondoorbetaling. De verzoekster is op 13 september 2023 in dienst getreden en heeft zich op 13 december 2024 ziekgemeld. Skintastics heeft haar op 3 januari 2025 op staande voet ontslagen, met als redenen onder andere het onterecht aanmaken van facturen onder de naam van een collega. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat er geen dringende reden voor ontslag is aangetoond. De kantonrechter heeft Skintastics veroordeeld tot betaling van 70% van het loon over december 2024 en het loon van de daaropvolgende maanden, met wettelijke verhoging en rente. De verzoekster heeft ook om vakantietoeslag gevraagd, maar dit verzoek is afgewezen omdat het vakantiegeld pas later opeisbaar is. De proceskosten zijn voor rekening van Skintastics, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Skintastics onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11520925 VZ VERZ 25-589
datum uitspraak: 6 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter ex artikel 223 Rv (voorlopige voorziening)
in de zaak van
[verzoekster],
woonplaats: Rotterdam,
verzoekster in het verzoek ex artikel 7:681 BW en in het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv,
gemachtigde: mr. N.S. van der Vliet,
tegen
Skintastics Cosmetische Kliniek B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster in het verzoek ex artikel 7:681 BW en in het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv,
vertegenwoordigd door [persoon A] .
De partijen worden hierna ‘ [verzoekster] ’ en ‘Skintastics’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op 30 januari 2025 is ter griffie van [verzoekster] ontvangen het verzoekschrift tot vernietiging ontslag op staande voet ex artikel 7:681 BW (de hoofdzaak) met een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding ex artikel 223 Rv (de voorlopige voorziening).
1.2.
In het kader van het bepalen van een datum voor de mondelinge behandeling van de verzoeken heeft mevrouw [persoon A] namens Skintastics medegedeeld dat zij in verband met een verblijf in Turkije niet eerder dan 10 maart 2025 op een zitting aanwezig kon zijn. De kantonrechter heeft daarmee, in verband met het spoedeisende karakter van de zaak, in redelijkheid geen rekening kunnen houden en de zitting bepaald op 27 februari 2025. Aan mevrouw [persoon A] is vervolgens de mogelijkheid geboden via een beeld- en geluidverbinding (Teams) aanwezig te zijn, maar zij heeft medegedeeld zich daartoe niet in staat te achten. Om desondanks recht te doen aan het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor en tegemoet te komen aan het belang van Skintastics om ter zitting gehoord te worden, heeft de kantonrechter uiteindelijk besloten dat op de zitting van 27 februari 2025 - vanwege de spoedeisendheid - alleen het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden behandeld en dat voor wat betreft de hoofdzaak wel rekening gehouden zal worden met de verhinderdata van Skintastics.
1.3.
Op 27 februari 2025 is vervolgens het verzoek om een voorlopige voorziening tijdens een mondelinge behandeling met [verzoekster] en mr. N.S. van der Vliet besproken. Namens Skintastics is niemand verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoekster] is op 13 september 2023 in dienst getreden bij Skintastics in de functie van receptioniste/administratief medewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van een jaar. De arbeidsovereenkomst is na verloop van die termijn (stilzwijgend) verlengd voor nog een jaar, te weten tot 12 september 2025. Het loon bedraagt op dit moment € 2.132,25 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. [verzoekster] heeft zich op 13 december 2024 ziekgemeld. Skintastics heeft op 24 december 2024 een brief aan [verzoekster] gestuurd, waarin zij mededeelt dat [verzoekster] per direct geschorst is omdat zij op een aantal onregelmatigheden in de boekhouding is gestuit. Vervolgens heeft Skintastics [verzoekster] per brief van 3 januari 2025 op staande voet ontslagen. In die brief heeft Skintastics de volgende redenen voor het ontslag vermeld:
“A. Dat je op 4 december 2024 onder de naam van een andere collega (te weten; [persoon B]
) een factuur en afspraken in het (Salonized) systeem hebt gezet.
B. Dat op de factuur die je hebt verstuurd een verkeerde behandeldatum stond.
C. Dat je, ondanks dat we je daar nadrukkelijk naar hebben gevraagd, tegen ons hebt gezegd dat je hetgeen onder A niet hebt gedaan en dat je daarmee tegen ons dus niet de waarheid hebt verteld.”
2.2.
[verzoekster] is het niet eens met het ontslag op staande voet. Zij betwist dat zij de gedragingen heeft verricht, die haar worden verweten. Volgens [verzoekster] is er geen sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Daarom verzoekt zij de kantonrechter om een voorlopige voorziening te treffen voor de duur van het geding en Skintastics te veroordelen aan [verzoekster] te betalen het achterstallige loon over de maand december 2024 en het loon van € 2.132,25 bruto per maand met 8% vakantietoeslag over de daaropvolgende maanden tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente.
2.3.
De kantonrechter veroordeelt bij wijze van voorlopige voorziening Skintastics tot betaling van 70% van het loon over december 2024 en het loon van de daaropvolgende maanden voor de duur van het geding met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het achterstallige loon over de maanden december 2024 tot en met februari 2025. Het verzoek ten aanzien van de vakantietoeslag wordt afgewezen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
De voorlopige voorziening
2.4.
Op grond van artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, indien de gevorderde voorziening samenhangt met de vordering in de hoofdzaak. Artikel 223 Rv is van overeenkomstige toepassing op een verzoekschriftprocedure zoals de onderhavige (HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
2.5.
Het verzoek van [verzoekster] tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding hangt samen met de hoofdzaak, omdat daarin op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW is verzocht de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. [verzoekster] is dan ook ontvankelijk in haar verzoek, zodat zal worden overgegaan tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening.
2.6.
Een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv kan alleen worden toegewezen indien [verzoekster] daarbij een (dringend) belang heeft. Het verzoek van [verzoekster] ziet op loondoorbetaling omdat zij sinds december 2024 van Skintastics geen loon meer heeft ontvangen, terwijl zij voor haar levensonderhoud wel afhankelijk is van dat loon. Daaruit volgt al dat [verzoekster] voldoende (dringend) belang heeft bij haar verzoek om een voorlopige voorziening.
2.7.
Voor toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening voor de duur van de procedure in de hoofdzaak is vereist dat de aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat het verzoek in de hoofdzaak zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering is in het onderhavige incident geen plaats. Dit moet gebeuren in de hoofdzaak. Het navolgende is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Skintastics moet het loon van december 2024 aan [verzoekster] betalen
2.8.
Voorlopig staat vast dat [verzoekster] pas op 3 januari 2025 op staande voet is ontslagen. Dat betekent dat het ontslag voor Skintastics geen reden kan zijn om het loon over de maand december 2024 niet aan [verzoekster] te betalen. Ook het feit dat Skintastics [verzoekster] per 24 december 2024 heeft geschorst staat daar niet aan in de weg (artikel 7:628 lid 1 BW). In haar brief van 24 december 2024 heeft Skintastics bovendien aan [verzoekster] medegedeeld dat zij geschorst is met behoud van het salaris waar ze normaliter recht op zou hebben. Skintastics heeft voor het overige geen argumenten aangevoerd waarom het loon over december 2024 niet zou hoeven te worden voldaan. Het is in de gegeven omstandigheden dan ook voldoende waarschijnlijk dat dit deel van het verzoek van [verzoekster] in de hoofdzaak zal worden toegewezen. Omdat [verzoekster] zich op 13 december 2024 heeft ziekgemeld, zal Skintastics op grond van artikel 7:629 lid 1 BW worden veroordeeld over de periode van 1 tot en met 12 december 2024 het volledige loon aan [verzoekster] te betalen (12/31 x € 2.132,25 = € 825,39) en over de periode van 13 december 2024 tot en met 31 december 2024 70% van het loon (19/31 x € 2.132,25 x 70% = € 914,80). Dat betekent dat Skintastic over de maand december 2024 € 1.740,19 bruto aan loon aan [verzoekster] moet betalen.
[verzoekster] moet het loon voor de duur van het geding aan [verzoekster] betalen
2.9.
Voor de vraag of er aanleiding bestaat Skintastics, bij wijze van voorlopige voorziening, te veroordelen om ook het loon van januari 2025 en de daaropvolgende maanden aan [verzoekster] te betalen, moet eerst beoordeeld worden of het in voldoende mate waarschijnlijk is dat het verzoek om vernietiging van het ontslag op staande voet in de hoofdzaak zal worden toegewezen. Daarvoor is van belang of voldoende aannemelijk is dat in de hoofdzaak geoordeeld zal worden dat niet voldaan is aan alle voorwaarden voor een geldig ontslag op staande voet. Die voorwaarden zijn kort gezegd een dringende reden, onverwijld opzeggen en onverwijld meedelen van de reden (artikel 7:677 lid 1 BW).
2.10.
Skintastics heeft als dringende reden voor het ontslag op staande voet aangevoerd dat [verzoekster] op 4 december 2024 onder de naam van haar collega [persoon B] een factuur en afspraken in het (Salonized) systeem van Skintastics heeft gezet, dat op de door [verzoekster] verstuurde factuur een verkeerde behandeldatum stond en dat [verzoekster] , nadat Skintastics daar nadrukkelijk naar heeft gevraagd, heeft gezegd dat zij het hiervoor genoemde niet heeft gedaan en daarmee dus niet de waarheid tegen Skintastics heeft gesproken.
2.11.
[verzoekster] heeft in deze procedure uitdrukkelijk betwist dat zij op de betreffende datum onder de naam van haar collega een factuur en afspraken in het systeem heeft gezet en dat zij op die factuur een verkeerde behandeldatum heeft vermeld. Zij heeft in dat verband nader uiteengezet dat het weliswaar tot de gebruikelijke werkzaamheden van [verzoekster] als receptioniste/administratief medewerker behoorde om facturen op naam van collega’s op te maken, maar dat binnen Skintastics iedere collega, die de beschikking heeft over een gebruikersnaam en een wachtwoord, op naam van een andere collega agenda-afspraken kan maken en facturen kan aanmaken. Daarbij heeft [verzoekster] gesteld dat de collega ( [persoon B] ), op wier naam de afspraken en de factuur zijn gezet, zich op het tijdstip waarop de factuur is aangemaakt in een andere ruimte van het kantoor bevond en met (lunch)pauze was. [verzoekster] vermoedt dan ook dat [persoon B] zelf de factuur heeft aangemaakt, omdat zij daartoe immers zelf de tijd en gelegenheid had. In aanvulling daarop heeft [verzoekster] ook verklaard dat het niet alleen op de computer bij de balie - waarop [verzoekster] werkte - mogelijk was om een factuur aan te maken, maar ook in andere ruimtes op het kantoor en op andere apparaten, zoals telefoons.
2.12.
Skintastics is niet op de zitting verschenen en heeft de stellingen van [verzoekster] en haar nadere toelichting daarop niet betwist. De kantonrechter gaat in het kader van deze voorlopige voorziening daarom uit van de juistheid daarvan. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [verzoekster] is het bij de huidige stand van zaken onvoldoende aannemelijk geworden dat het daadwerkelijk [verzoekster] was die op 4 december 2024 onder de naam van haar collega een factuur en afspraken in het systeem heeft gezet en op die factuur een verkeerde behandeldatum heeft vermeld.
2.13.
Van een dringende reden is bovendien pas sprake in geval van gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Zelfs als wél voldoende aannemelijk zou zijn dat [verzoekster] onder de naam van haar collega een factuur en afspraken in het systeem heeft gezet en dat zij op die factuur een verkeerde behandeldatum heeft vermeld, dan nog valt - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - niet in te zien waarom die gedragingen in dit geval zodanig ernstig zijn dat het voor Skintastics onmogelijk is de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] in stand te houden.
2.14.
Daarbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat slechts eenmalig - alleen op 4 december 2024 - foutieve afspraken in de agenda zijn gezet en daardoor een verkeerde factuur is opgemaakt. Als [verzoekster] hiervoor al verantwoordelijk zou zijn geweest is onduidelijk welk belang zij daarbij zou hebben gehad én op wat voor manier Skintastics daardoor enig nadeel zou ondervinden of schade zou lijden. Ook als [verzoekster] in dat geval desgevraagd geen openheid van zaken over haar handelen zou hebben gegeven aan Skintastics, haalt dat in de gegeven omstandigheden niet de hoge lat van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Ontslag op staande voet is immers een ultimum remedium, dat slechts gegeven mag worden als van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren. Een minder verstrekkende maatregel zoals een waarschuwing met daaraan verbonden consequenties had hier met het oog op de omstandigheden van het geval meer voor de hand gelegen, zeker nu het hier kennelijk gaat om een eenmalig incident.
2.15.
Omdat gelet op het bovenstaande bij de huidige stand van zaken geen sprake is van een dringende reden voor het gegeven ontslag op staande voet, is de kantonrechter van oordeel dat het in voldoende mate aannemelijk is dat in de hoofdzaak geoordeeld zal worden dat die opzegging nietig is en dat het verzoek om vernietiging van het ontslag op staande voet zal worden toegewezen. Dat betekent dat het verzoek van [verzoekster] tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van de procedure wordt toegewezen en Skintastics wordt veroordeeld het loon vanaf januari 2025 door te betalen. Omdat [verzoekster] zich per 13 december 2024 heeft ziekgemeld en op dit moment nog niet hersteld is, moet Skintastics ook over deze periode 70% van het maandelijkse loon betalen, oftewel € 1.492,58 bruto (€ 2.132,25 x 70%) per maand. Vanaf het moment dat [verzoekster] hersteld zal zijn zal Skintastics weer het volledige loon moeten betalen.
Skintastics hoeft het vakantiegeld nog niet te betalen
2.16.
[verzoekster] heeft ook verzocht Skintastics te veroordelen 8% vakantietoeslag over het toegewezen loon te betalen. Omdat het vakantiegeld pas in mei 2025 wordt uitbetaald, is dat op dit moment nog niet opeisbaar en bestaat er in het kader van deze voorlopige voorziening geen aanleiding het toegewezen loon tot het einde van de procedure nu al te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. Dat deel van het verzoek wordt daarom afgewezen.
Skintastics moet de wettelijke verhoging en wettelijke rente betalen
2.17.
De wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) over het te laat betaalde loon wordt toegewezen voor zover het het loon betreft over de periode december 2024 tot en met februari 2025. Het loon over de daaropvolgende maanden is immers op dit moment nog niet opeisbaar. In de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter geen aanleiding deze vergoeding te matigen. Ook de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) wordt op dezelfde wijze toegewezen, zoals hierna in de beslissing vermeld.
Skintastic moet de proceskosten betalen
2.18.
De proceskosten komen voor rekening van Skintastics, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die Skintastics aan [verzoekster] moet betalen op € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 678,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als de uitspraak wordt betekend.
Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
2.19.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Skintastics om voor de duur van het geding aan [verzoekster] te betalen:
i. het achterstallige loon over de maand december 2024 ter hoogte van € 1.740,19 bruto;
ii. het loon over de daaropvolgende maanden tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, ter hoogte van € 1.492,58 bruto per maand zolang [verzoekster] niet hersteld is van haar ziekte en ter hoogte van € 2.132,25 vanaf het moment dat zij hersteld is;
iii. de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de vervaltermijn van het loon over de maanden december 2024 tot en met februari 2025 tot de dag van volledige betaling;
iv. de wettelijke verhoging in de zin van artikel 7:625 BW over het loon over de maanden december 2024 tot en met februari 2025 ter hoogte van 50% voor zover van toepassing volgens de systematiek van dat artikel;
3.2.
veroordeelt Skintastics in de proceskosten, die aan de kant van [verzoekster] tot vandaag worden vastgesteld op € 678,-;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere, dat [verzoekster] in het kader van de voorlopige voorziening heeft verzocht, af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
44487