In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van [verzoekster] om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). [verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie en heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, maar het verzoek om de ingangsdatum van de WSNP vast te stellen op 16 maart 2023 is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van nieuwe verwijtbare schulden bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), wat een eerdere ingangsdatum niet gerechtvaardigd maakt.
Tijdens de zitting op 7 februari 2025 is [verzoekster] verschenen, samen met haar schuldhulpverlener. De rechtbank heeft de goede trouw van [verzoekster] beoordeeld en vastgesteld dat, ondanks het ontstaan van nieuwe schulden, er voldoende aanwijzingen zijn dat [verzoekster] haar situatie onder controle heeft gekregen. De rechtbank heeft de verplichtingen uiteengezet waaraan [verzoekster] tijdens de WSNP moet voldoen, waaronder de informatieverplichting en de afdrachtverplichting. De rechtbank heeft ook de rol van de bewindvoerder en de rechter-commissaris benoemd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ingangsdatum van de WSNP op 21 februari 2025 wordt vastgesteld, met een einddatum op 21 augustus 2026. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.