Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam bedrijf],
1.De procedure
2.De beoordeling
- de executie van het vonnis op te schorten;
- de executie- en proceskosten nietig te verklaren;
- Engie te veroordelen om betaalde kosten terug te betalen;
- te verklaren dat Engie en haar gemachtigde, Bierens Incasso Advocaten, onrechtmatig handelen.
€ 2.089,07 betaald heeft op 15 januari 2025, terwijl de dagvaarding al op 3 december 2024 aan hem betekend is en de zaak bij de kantonrechter voor het eerst gediend heeft op 16 januari 2025.Ten tijde van de betaling op 15 januari 2025 waren de kosten dus al door Engie gemaakt en daarom kan niet worden gezegd dat het vonnis onterecht is of dat Engie de procedure had moeten stopzetten. Als Engie de procedure namelijk terecht is begonnen kan zij ook eisen dat [verzoeker] de kosten vergoed die zij heeft moeten maken voor het voeren van de procedure. Uit de brief van de gemachtigde van Engie d.d. 3 februari 2025 die [verzoeker] heeft bijgesloten blijkt dat rekening gehouden is met de betaling van [verzoeker] van
€ 2.089,07 zodat het nu “alleen” nog gaat om de proceskosten van € 803,37 en de verschenen rente van € 37,15. Vooralsnog komt het de kantonrechter voor dat [verzoeker] ook die twee bedragen verschuldigd is.
3.De beslissing
dinsdag 22 april 2025 om 11.30 uurwaarvoor [verzoeker] Engie met een exploot moet oproepen;