ECLI:NL:RBROT:2025:3056

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
11571541 VZ VERZ 25-1266
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen verzoeker en Engie Energie Nederland N.V. inzake betaling van proceskosten en hoofdsom

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025 een beschikking gegeven in een executiegeschil tussen een verzoeker, die zelf procedeert, en Engie Energie Nederland N.V. De verzoeker, die in Schiedam woont, was eerder bij verstek veroordeeld om een bedrag van € 2.089,07 aan Engie te betalen, vermeerderd met rente en proceskosten. De verzoeker heeft op 30 januari 2025 een uitspraak ontvangen, maar is het niet eens met deze beslissing. Hij stelt dat hij de hoofdsom al voor de datum van het vonnis heeft betaald en dat de procedure ten onrechte door Engie is voortgezet.

De kantonrechter heeft in de beschikking aangegeven dat de verzoeker een executiegeschil heeft ingediend, maar dat dit niet op de juiste wijze is gedaan. De verzoeker heeft een brief gestuurd in plaats van een dagvaarding, wat niet conform de regels is. De kantonrechter heeft de verzoeker erop gewezen dat hij juridisch advies kan inwinnen, omdat hij mogelijk kosten moet maken voor het starten van een executiegeschil. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker de hoofdsom heeft betaald, maar dat de proceskosten en rente nog verschuldigd zijn.

De kantonrechter heeft de verzoeker in de gelegenheid gesteld om Engie alsnog met een dagvaarding op te roepen en heeft de procedure omgezet naar een dagvaardingsprocedure. Als de verzoeker niet tijdig een oproepingsexploot indient, zal hij niet ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. W.J.J. Wetzels.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11571541 VZ VERZ 25-1266
datum uitspraak: 7 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker], die voorheen handelde onder de naam
[naam bedrijf],
wonende te Schiedam,
verzoeker,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde,
tegen
Engie Energie Nederland N.V,
gevestigd te Zwolle,
verweerster,
die nog niet is opgeroepen om te verschijnen in de procedure.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘Engie’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op 30 januari 2025 heeft de kantonrechter van deze rechtbank uitspraak gedaan in een procedure met zaaknummer 11485917 CV EXPL 25-777 tussen [verzoeker] als gedaagde en Engie als eisende partij. [verzoeker] is in die procedure bij verstek veroordeeld om een bedrag van € 2.089,07 vermeerderd met rente aan Engie te betalen. Tevens is [verzoeker] in de kosten van het geding veroordeeld, te weten een bedrag van € 803,37.
1.2.
Op 28 februari 2025 heeft de rechtbank een brief ontvangen van [verzoeker] .

2.De beoordeling

2.1.
Uit die brief blijkt dat [verzoeker] het niet eens is met het verstekvonnis. Hij geeft aan dat hij nog voor de datum van het vonnis de volledige hoofdsom heeft betaald en volgens hem is de procedure ten onrechte doorgezet door de gemachtigde van Engie. Hij vraagt de kantonrechter:
  • de executie van het vonnis op te schorten;
  • de executie- en proceskosten nietig te verklaren;
  • Engie te veroordelen om betaalde kosten terug te betalen;
  • te verklaren dat Engie en haar gemachtigde, Bierens Incasso Advocaten, onrechtmatig handelen.
2.2.
[verzoeker] stelt zelf in de kop van zijn brief dat het gaat om een executiegeschil ex artikel 438 Rv. Een dergelijk executiegeding moet echter met een dagvaarding aanhangig worden gemaakt en niet door middel van een brief of verzoekschrift zoals [verzoeker] nu heeft gedaan. [verzoeker] heeft dus een verkeerd processtuk gebruikt.
2.3.
Het kan voor [verzoeker] nuttig zijn om juridisch advies te vragen. Voor het starten van een executiegeschil moet [verzoeker] immers de nodige kosten maken. Als hij in die procedure ongelijk krijgt, moet hij daarnaast ook de kosten van de tegenpartij betalen. Een juridisch adviseur kan [verzoeker] adviseren hoe kansrijk een executiegeding in dit geval is. De kantonrechter begrijpt vooralsnog uit de brief van [verzoeker] dat hij de hoofdsom van
€ 2.089,07 betaald heeft op 15 januari 2025, terwijl de dagvaarding al op 3 december 2024 aan hem betekend is en de zaak bij de kantonrechter voor het eerst gediend heeft op 16 januari 2025.Ten tijde van de betaling op 15 januari 2025 waren de kosten dus al door Engie gemaakt en daarom kan niet worden gezegd dat het vonnis onterecht is of dat Engie de procedure had moeten stopzetten. Als Engie de procedure namelijk terecht is begonnen kan zij ook eisen dat [verzoeker] de kosten vergoed die zij heeft moeten maken voor het voeren van de procedure. Uit de brief van de gemachtigde van Engie d.d. 3 februari 2025 die [verzoeker] heeft bijgesloten blijkt dat rekening gehouden is met de betaling van [verzoeker] van
€ 2.089,07 zodat het nu “alleen” nog gaat om de proceskosten van € 803,37 en de verschenen rente van € 37,15. Vooralsnog komt het de kantonrechter voor dat [verzoeker] ook die twee bedragen verschuldigd is.
2.4.
Voor het geval [verzoeker] de onderhavige procedure toch wil voortzetten stelt de kantonrechter [verzoeker] in de gelegenheid om Engie alsnog met een dagvaarding door de deurwaarder te laten oproepen (artikel 45 Rv en artikel 111 Rv). Ook zet de kantonrechter de procedure om naar een dagvaardingsprocedure (artikel 69 Rv). [verzoeker] mag zijn stellingen aanpassen aan de regels die gelden voor die procedure.
2.5.
Als de kantonrechter op de datum die hierna vermeld wordt geen oproepingsexploot van [verzoeker] heeft ontvangen, wordt [verzoeker] niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Dat betekent dat het verzoek niet inhoudelijk wordt beoordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 22 april 2025 om 11.30 uurwaarvoor [verzoeker] Engie met een exploot moet oproepen;
3.2.
bepaalt dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
33394