ECLI:NL:RBROT:2025:295
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om handhaving met betrekking tot de staat van een woning
Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. B. Benard, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. A.M.H. Dellaert. Eiseres had een verzoek om handhaving ingediend, omdat zij meende dat de woning van de derde-partij, [naam 1], in slechte staat verkeert en niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank beoordeelde het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om handhaving, dat eerder door verweerder was afgewezen op 5 september 2022 en bevestigd op 16 maart 2023. De rechtbank heeft de zaak op 21 november 2024 behandeld, waarbij verschillende partijen aanwezig waren, waaronder de gemachtigden van eiseres en verweerder, en enkele adviseurs van de gemeente.
De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een overtreding van de wettelijke voorschriften, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Bouwbesluit. De rechtbank oordeelde dat de woning van [naam 1] op het moment van de beoordeling nog voldoende veilig was en dat er geen direct gevaar was dat handhaving rechtvaardigde. Eiseres had geen nieuw deskundigenadvies ingebracht dat de huidige situatie beter zou onderbouwen dan het eerdere Taurus-rapport uit 2015. De rechtbank volgde de conclusies van de toezichthouder en de technisch adviseur van de gemeente, die hadden vastgesteld dat de woning van [naam 1] weliswaar achterstallig onderhoud vertoonde, maar dat er geen sprake was van een overtreding die handhaving rechtvaardigde.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.