ECLI:NL:RBROT:2025:281

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
C/10/690259 / KG ZA 24-1145 / 691778 HA RK 24-1182
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan verplichte procesvertegenwoordiging

Op 7 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure waarbij verzoekers, wonende en gevestigd te Rotterdam, een wrakingsverzoek hebben ingediend tegen mr. P. de Bruin, senior-rechter A van de rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend in het kader van een kortgedingprocedure met kenmerk C/10/690259 / KG ZA 24-1145, waarin de heer De Neef als gedaagde partij optreedt. Verzoekers hebben hun wrakingsverzoek zelf ingediend, terwijl volgens de wet verplichte procesvertegenwoordiging vereist is. Dit houdt in dat partijen in civiele zaken bijgestaan moeten worden door een advocaat, wat in dit geval niet is gebeurd. De rechtbank heeft verzoekers in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen, maar zij hebben geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet door een advocaat is ingediend, wat in strijd is met artikel 79, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verzoekers hebben in eerdere communicatie aangegeven dat zij van mening zijn dat procesvertegenwoordiging niet verplicht is, maar de rechtbank heeft hen herhaaldelijk gewezen op de wettelijke vereisten. Aangezien er binnen de gestelde termijn geen advocaat namens verzoekers is opgetreden, heeft de rechtbank besloten om het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk te verklaren zonder inhoudelijke beoordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/690259 / KG ZA 24-1145 / 691778 HA RK 24-1182
Beslissing van 7 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker 1],
wonende te Rotterdam, en
[verzoeker 2],
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. P. de Bruin,
senior-rechter A in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met kenmerk C/10/690259 / KG ZA 24-1145 (‘de hoofdzaak’). Die zaak betreft een kortgedingprocedure tussen verzoekers als eisende partijen en de heer De Neef als gedaagde partij. Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoekers van 28 december 2024;
  • de e-mails in de periode van 30 december 2024 tot en met 6 januari 2025 tussen de algemeen secretaris van de wrakingskamer en verzoekers.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de wrakingsprocedure gelden dezelfde regels over (verplichte) procesvertegenwoordiging als in de (bodem)procedure waarin het wrakingsverzoek is gedaan. Verplichte procesvertegenwoordiging houdt onder andere in dat een partij zelf geen proceshandelingen kan verrichten, zoals het indienen van stukken of het doen van nieuwe, gewijzigde of aanvullende verzoeken, maar dat daarvoor de tussenkomst van een advocaat is vereist.
2.2.
In artikel 79, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat dat een partij in alle zaken – behalve zaken bij de kantonrechter, maar daarvan is in het geval van de hoofdzaak geen sprake – moet worden bijgestaan door een advocaat. Dat heet verplichte procesvertegenwoordiging. In de hoofdzaak moeten verzoekers dus verplicht worden bijgestaan door een advocaat. De wet maakt geen uitzondering op die verplichte procesvertegenwoordiging voor het doen van een wrakingsverzoek in de hoofdzaak. Dat volgt ook uit de uitspraken van de Hoge Raad met ECLI-nummers ECLI:NL:HR:1998:AD2977 en ECLI:NL:HR:2004:AO6270.
2.3.
Het wrakingsverzoek van verzoekers is in strijd met het voorgaande niet ingediend door een advocaat. In de hoofdzaak zijn verzoekers overeenkomstig het bepaalde in voornoemd artikel 79, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bijgestaan door een advocaat. Overeenkomstig artikel 2, lid 2 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank zijn verzoekers bij e-mail van 30 december 2024 in de gelegenheid gesteld om vóór 3 januari 2025 om 12.00 uur hun wrakingsverzoek alsnog in te laten dienen door hun advocaat op straffe van niet-ontvankelijkheid.
2.4.
Verzoekers hebben in een e-mail van 30 december 2024 aan de algemeen secretaris van de wrakingskamer aangegeven dat procesvertegenwoordiging volgens hen niet verplicht is. De algemeen secretaris van de wrakingskamer heeft verzoeker daarop in een e-mail van 30 december 2024 dezelfde uitleg gegeven als hiervoor in rechtsoverweging 2.2. staat vermeld. Verzoekers hebben in een e-mail van 6 januari 2025 de mededeling gedaan zichzelf te willen vertegenwoordigen in de wrakingsprocedure. In reactie daarop heeft de algemeen secretaris het standpunt herhaald zoals vermeld staat in overweging 2.2 waarbij tevens is medegedeeld dat, nu de advocaat van verzoekers het wrakingsverzoek niet binnen de gestelde termijn heeft ingediend, het wrakingsverzoek zonder mondelinge behandeling zou worden afgedaan.
2.5.
De wrakingskamer constateert dat zich binnen de gestelde termijn geen advocaat namens verzoekers heeft gesteld in deze wrakingsprocedure, terwijl verzoekers er herhaaldelijk op zijn gewezen dat zij moeten worden bijgestaan door een advocaat. De wrakingskamer komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek. Gelet daarop kan een mondelinge behandeling van dat verzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, mr. drs. J. van den Bos en mr. F. Aukema-Hartog, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E.F. Bronkhorst, griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.