In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] tegen de Nationale Politie Eenheid Rotterdam. [verzoekster] had een aantal verzoeken ingediend die verband hielden met het einde van haar arbeidsrelatie met de Nationale Politie, na eervol ontslag per 1 januari 2025. De Nationale Politie heeft in haar reactie op het verzoekschrift aangevoerd dat de kantonrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de verzoeken van [verzoekster].
De kantonrechter heeft geoordeeld dat zij inderdaad onbevoegd is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat [verzoekster] als ambtenaar werkzaam was bij de Nationale Politie op basis van een ambtelijke aanstelling. Volgens artikel 3 aanhef onder f van de Ambtenarenwet 2017 sluit een overheidswerkgever geen arbeidsovereenkomst met ambtenaren van de politie. De kantonrechter is enkel bevoegd in zaken die betrekking hebben op arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht. Aangezien [verzoekster] als ambtenaar niet onder het gewone arbeidsrecht valt, is de bestuursrechter bevoegd om kennis te nemen van het verzoek.
Daarom heeft de kantonrechter [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, en is er geen inhoudelijke behandeling van de zaak geweest. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. C.J. Frikkee.