ECLI:NL:RBROT:2025:261

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
ROT 23/2244
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag Wajong-uitkering door UWV

Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV, betreffende de afwijzing van een herhaalde aanvraag voor een Wajong-uitkering. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1998, had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen. Het UWV had op 20 oktober 2022 het primaire besluit genomen om de aanvraag af te wijzen, en op 16 februari 2023 het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep meerdere keren uitgesteld en uiteindelijk op 30 oktober 2024 opnieuw behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat het UWV de afwijzing van het herzieningsverzoek terecht in stand had gelaten, omdat eiseres niet voldoende had aangetoond dat haar arbeidsvermogen duurzaam ontbrak. De rechtbank oordeelde dat de diagnose ADHD en andere psychische aandoeningen niet automatisch betekenden dat er geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2244

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. J.H. Weermeijer),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Procesverloop

Met het besluit van 20 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
Met het besluit van 16 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner, en de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft het beroep geschorst.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op de zitting van 8 juli 2024 voortgezet. Hieraan heeft de gemachtigde van het UWV deelgenomen. De rechtbank heeft de uitnodigingen gecontroleerd en contact opgenomen met de gemachtigde van eiseres. Nadat de gemachtigde heeft betwist de uitnodiging te hebben ontvangen, heeft de rechtbank besloten een nadere zitting te houden.
De rechtbank heeft vervolgens het beroep op 30 oktober 2024 wederom op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het UWV deelgenomen. Ook daar is eiseres zonder bericht van verhindering niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1998, heeft op 27 november 2016 de achttienjarige leeftijd bereikt.
1.1.
Zij heeft op 17 mei 2022 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen bij het UWV ingediend en daarbij aangegeven dat zij in aanmerking wil komen voor een Wajong-uitkering vanwege haar psychische klachten. In verband met de aanvraag om een Wajong-uitkering heeft een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Op basis van de rapporten heeft het UWV geconcludeerd dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft, maar dat zij dat in de toekomst mogelijk kan ontwikkelen. Bij beslissing van 2 augustus 2022 heeft het UWV de aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2.
Eiseres heeft op 17 oktober 2022 nogmaals een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen bij het UWV ingediend. Zij heeft een medisch stuk van de GGZ ingediend. Het UWV heeft de aanvraag opgevat als een verzoek om terug te komen van zijn besluit van 2 augustus 2022. Met het primaire besluit heeft het UWV dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn ten opzichte van de eerdere aanvraag.
1.3.
Het UWV heeft met het bestreden besluit zijn standpunt gehandhaafd. Daaraan heeft het UWV een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 januari 2023 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is het eens met het standpunt van de primaire verzekeringsarts dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de voorgaande beoordeling in het kader van de Wajong te herzien.

Standpunt eiseres

2. Eiseres voert in beroep aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat niet is ingegaan op de door eiseres aangevoerde gronden. Daarnaast is onvoldoende gemotiveerd hoe het arbeidsvermogen van eiseres kan worden ontwikkeld en op welk termijn. Er is geen termijn of indicatie afgegeven.

Beoordeling door de rechtbank

3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.1.
De aanvraag van eiseres is een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In verschillende uitspraken heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad), de hoogste rechter in sociale zekerheidszaken, uitgemaakt hoe het bestuursorgaan een herhaalde aanvraag mag of moet beoordelen en hoe de rechtbank vervolgens een besluit over een herhaalde aanvraag behoort te toetsen. [1]
3.2.
Voor zover met de aanvraag wordt beoogd dat met ingang van de datum waarop dat besluit zag, wordt teruggekomen van het eerdere besluit, moet het UWV beoordelen of er sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die een reden zijn om terug te komen van dat eerdere besluit. Het UWV is ook bevoegd om de herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen, ook als de aanvrager geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd aan deze herhaalde aanvraag. Het UWV kan er ook voor kiezen om de herhaalde aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar het eerdere afwijzende besluit, als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ontbreken. Voor het toetsingskader van de rechtbank is van belang welke keuze het UWV maakt. Indien het UWV de herhaalde aanvraag op inhoudelijke gronden afwijst, toetst de bestuursrechter het besluit daarover als ware dit het eerste besluit daarover.
3.3.
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden wordt verstaan: feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen, of feiten of omstandigheden die weliswaar voor het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet voor dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze niet eerder konden worden overgelegd. Feiten of omstandigheden waarvan zonder meer duidelijk is dat deze geen rol kunnen spelen bij het besluit worden niet als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aangemerkt.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met haar aanvraag heeft beoogd dat het UWV terug zou komen van het eerdere, afwijzende besluit op de aanvraag om een Wajong-uitkering en dat 27 november 2016 als nieuwe eerste ziektedag wordt aangewezen, zoals zij in het bezwaarschrift aan het UWV verzoekt.
5. Om een Wajong-uitkering te kunnen krijgen is vereist dat de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft en dat het ontbreken van dat arbeidsvermogen duurzaam is. [2] Duurzaam betekent dat er geen mogelijkheden zijn om arbeidsvermogen te ontwikkelen. [3]
6. De rechtbank is van oordeel dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 19 januari 2023 deugdelijk gemotiveerd dat de diagnose van ADHD geen aanleiding geeft om op voorhand te concluderen dat sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. In de beoordeling is reeds rekening gehouden met de beperkingen en hoewel ADHD niet te genezen is, zijn er diverse medicijnen en therapieën die maken dat beter kan worden omgegaan met de klachten. In het geval van eiseres is er niet alleen sprake van ADHD, maar van diverse psychische aandoeningen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het functioneren en voor de arbeidsdeskundige conclusie dat er geen sprake is van werknemersvaardigheden. Als laatste is advies gegeven door ADHD Centraal voor cognitieve gedragstherapie en medicatie waardoor het hele beeld van psychische aandoeningen behandeld kan worden. Eiseres heeft er voor gekozen deze therapie niet te volgen omdat zij deze eerder zonder positief resultaat gevolgd heeft. De conclusie dat er geen sprake is van werknemersvaardigheden is in augustus 2022 gemaakt, waarbij voorheen wel sprake was van werknemersvaardigheden gezien het schoolverleden. Bij adequate behandeling waarbij de klachten van eiseres verminderen is er geen reden om te veronderstellen dat zij de werknemersvaardigheden niet weer zal terugkrijgen. Het ontbreken van arbeidsvermogen is dan ook niet duurzaam, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiseres in beroep niet voldoende heeft aangevoerd om te doen twijfelen aan de beoordeling door het UWV. De diagnose doet niet af aan het eerdere oordeel of eiseres in staat is werknemersvaardigheden te ontwikkelen. Eiseres heeft geen andere (medische) gegevens aangedragen waaruit kan blijken dat geen enkele behandeling meer mogelijk is. Er zijn ook overigens in het dossier onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor de stellingname van eiseres dat haar psychische problemen op geen enkele manier meer in positieve zin beïnvloed kunnen worden. Er is ontegenzeggelijk sprake van ernstige problematiek, maar ook uit de rapportage van de eigen behandelaar van eiseres blijkt dat er behandelmogelijkheden zijn die mogelijk een positief kunnen effect hebben op de ernst van de klachten.
8. De rechtbank ziet niet dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en was aanwezig bij de telefonische hoorzitting in bezwaar. De bezwaren van eiseres en alle medische informatie die eiseres (zowel bij de aanvraag als in bezwaar) heeft meegestuurd, zijn kenbaar bij de beoordeling betrokken. Vervolgens heeft is begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het UWV zich bij het bestreden besluit mocht baseren op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

Conclusie en gevolgen

9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV de afwijzing van het herzieningsverzoek van eiseres terecht in stand gelaten in het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2025.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet Wajong
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong) is jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Op grond van artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Ingevolge artikel 1a:1, achtste lid, van de Wajong kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen.
Compendium Participatiewet, Wajong en SMBA, Bijlage 1
Stappenplan
Stap 1 – voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld. Als het antwoord bevestigend is ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 2 – voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of de situatie van cliënt aan beide volgende voorwaarden
voldoet:
  • er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden;
  • de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag
worden verwacht.
Als aan deze beide voorwaarden wordt voldaan ontbreekt het arbeidsvermogen
duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 3 – voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige samen
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het
ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij tenminste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
  • het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
  • het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
  • het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.

Rapportage

De verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige leggen hun bevindingen met betrekking
tot het al dan niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen vast in hun rapportage. In de rapportage verwijzen zij inhoudelijk naar de stappen zoals beschreven in dit beoordelingskader.

Voetnoten

1.In arbeidsongeschiktheidszaken gelden daartoe bijzondere voorwaarden, hetgeen volgt uit onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
2.Artikel 1a:1, eerste lid, onder a, van de Wajong.
3.Artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong.