ECLI:NL:RBROT:2025:2581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
10/205615-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting aan een auto met gemeen gevaar voor goederen en overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting aan twee voertuigen. De verdachte, geboren in 2002 en ingeschreven op een adres in Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. van Wingerden. De officier van justitie, mr. R.A. Kloos, eiste een gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 april 2022, samen met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht aan een Volkswagen Up, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de brandstichting aan een tweede voertuig, omdat niet bewezen kon worden dat hij dit had gedaan. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van vier maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen, waaronder immateriële schadevergoeding, die door de rechtbank zijn beoordeeld en toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen vastgesteld op € 1.000,- per persoon, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 april 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/205615-22
Datum uitspraak: 19 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ( [postcode] ) te [plaats] ,
raadsvrouw mr. J. van Wingerden, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.A. Kloos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, te weten brandstichting aan twee voertuigen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak brandstichting auto met kenteken [kenteken 1]
De auto met kenteken [kenteken 1] is niet in brand gestoken, maar als gevolg van de brandstichting aan de auto met kenteken [kenteken 2] in brand gevlogen. Met de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de auto met het kenteken [kenteken 1] in brand heeft gestoken, zodat hij daarvan partieel wordt vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring medeplegen brandstichting auto met kenteken [kenteken 2]
Het primair ten laste gelegde is grotendeels door de verdachte bekend en door de verdediging is ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hieronder zal daarom alleen kort ingegaan worden op het medeplegen.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met een andere jongen in de nacht van 3 op 4 april 2022 naar Dordrecht is gereden. De jongen waarmee hij was zocht aan het Houthavenplein twee auto’s – een Volkswagen Up en een Volkswagen Caddy – en die auto’s moesten “
de fik in”. De verdachte zou een tank benzine krijgen voor het rijden. De jongen had twee jerrycans bij zich toen de verdachte hem oppikte. Ze hebben eerst twee rondjes gelopen in de wijk om de auto’s te zoeken. Vervolgens hebben ze de Volkswagen Up gevonden en heeft de andere jongen deze met benzine overgoten. De verdachte bood zijn sigaret aan de andere jongen aan om de auto mee in brand te steken, maar de jongen heeft uiteindelijk zijn eigen aansteker gebruikt.
Met het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Het medeplegen is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 4 april 2022, te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk,
brand heeft gesticht aan een voertuig (met kenteken [kenteken 2] ), door
een hoeveelheid (motor)benzine over het
voertuig (met kenteken [kenteken 2] ) te gooien/sprenkelen/gieten en (vervolgens) deze
(motor)benzine met (open) vuur, te weten een
aansteker, aan te steken,
ten gevolge waarvan die (motor)benzine geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar
voor een of meer voertuigen en gevaar voor naast geparkeerde voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het primair bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de nacht van 3 op 4 april 2022 samen met een ander midden in een woonwijk doelbewust een auto met benzine overgoten en daarna in brand gestoken. Als gevolg hiervan is ook een tweede ernaast geparkeerde auto in brand gevlogen. Voor de verdachte waren de eigenaren van de auto misschien onbekende personen, maar door zijn handelen is er wel een aanslag gepleegd op een gezin. Het was de bedoeling om deze personen bang te maken. Verder geldt dat brandstichting een bijzonder gevaarzettend feit is, waarbij gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Dergelijke feiten veroorzaken, naast vaak grote materiële schade, vaak veel onrust in de omgeving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Omdat de verdachte in de afgelopen twee jaar volgens zijn justitiële documentatie niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Overschrijding redelijke termijn
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 22 juni 2022, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van ruim 2 jaar en 7 maanden verstreken. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dit betekent dat de redelijke termijn is geschonden met ruim zeven maanden. Daarom zal als compensatie in plaats van de eis van de officier van justitie van zes maanden gevangenisstraf, een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank deze straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

[benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] (eigenaar Volkswagen Up met kenteken [kenteken 2] ). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
[benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] (moeder van onder andere [benadeelde partij 1] ). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 9.814,- aan materiële schade en een vergoeding van € 28.000,- aan immateriële schade.
[benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 3] (minderjarig kind van [benadeelde partij 2] ). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.000,- aan immateriële schade.
[benadeelde partij 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 4] (minderjarig kind van [benadeelde partij 2] ). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vraagt de rechtbank om voor alle vorderingen ten aanzien van de immateriële schade een bedrag te schatten naar rato (ten aanzien van de brandstichting en los van de andere twee incidenten met vuurwerkbommen aan de woning van [benadeelde partij 2] en haar kinderen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] in januari 2022) en om de vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast vordert hij om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze vordering niet voldoende onderbouwd is.
Ten aanzien van [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] meent de verdediging dat zij niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering. De door hen gestelde schade is immers niet het rechtstreeks gevolg van de aan de verdachte verweten gedraging, namelijk de brandstichting. Bovendien ziet een zeer groot deel van de onderbouwing van de schade op de eerdere incidenten met de vuurwerkbommen en niet op de brandstichting aan de auto. Het is ook onduidelijk of en zo ja, welk deel van de gestelde psychische schade nu is ontstaan door het huidige ten laste gelegde feit en hoe die schade zou moeten worden begroot.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Vast is komen te staan dat aan alle benadeelde partijen door het bewezen verklaarde
strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden voor iedere benadeelde partij worden vastgesteld op € 1.000, -. De rechtbank doet hiermee een schatting en wijst ieder van de benadeelde partijen op gelijke wijze een bedrag toe. De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 april 2022.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen deels zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen van € 1.000,- per persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten zoals hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij 1]te betalen
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij 2]te betalen
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen (twintig);de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] te betalen
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij [benadeelde partij 4] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 4] te betalen
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.P.J. Schoonen, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Blom-den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 4 april 2022, te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
opzettelijk,
brand heeft gesticht in/aan een of meer voertuigen (met kenteken [kenteken 2] en/of
[kenteken 3] ), door
een hoeveelheid (motor)benzine, althans een brandbare (vloei)stof over het
voertuig (met kenteken [kenteken 2] ) te gooien/sprenkelen/gieten en (vervolgens) deze
(motor)benzine, althans brandbare (vloei)stof met (open) vuur, te weten een
aansteker, aan te steken, althans in aanraking te brengen,
ten gevolge waarvan die (motor)benzine, althans brandbare (vloei)stof geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar
voor een of meer voertuigen en/of gevaar voor naast geparkeerde voertuigen en/of
naastgelegen woningen en/of gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners en/of
aanwezigen in deze naastgelegen woningen/gebouwen en/of passanten en/of voor
een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 4 april 2022, te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk
een of meer voertuigen (met kenteken [kenteken 2] en/of [kenteken 3] ), in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of [persoon A] , in elk geval aan
een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.