ECLI:NL:RBROT:2025:2563
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aanslagen zuiveringsheffing bedrijfsruimte en de kwalificatie als woonruimte
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2025, worden de beroepen van eiser tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep beoordeeld. Eiser, eigenaar van de objecten [adres 1] en [adres 2] in Rotterdam, heeft bezwaar gemaakt tegen vier aanslagen zuiveringsheffing voor de jaren 2022 en 2023. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar voor het object [adres 1] voor 2022 ongegrond verklaard en de andere bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de beroepen op 7 november 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de bezwaren in de zaken 23/6572, 23/6573 en 23/6574 niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat deze buiten de termijn van zes weken na de dagtekening van de aanslag zijn ingediend. Eiser heeft aangevoerd dat hij gebruik maakte van automatische incasso en pas later de inhoud van de aanslag heeft gecontroleerd. De rechtbank oordeelt echter dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om tijdig bezwaar te maken tegen ontvangen aanslagen.
In de zaak 23/6575 beoordeelt de rechtbank of de aanslag voor het object [adres 1] terecht is opgelegd als bedrijfsruimte. Eiser betoogt dat het object als woonruimte moet worden aangemerkt, maar de rechtbank stelt vast dat de onroerende zaak niet voldoet aan de definitie van woonruimte volgens de Waterschapswet. De rechtbank concludeert dat de onroerende zaak geen woonruimte is en dat de aanslag dus terecht is opgelegd voor een bedrijfsruimte. De beroepen worden ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.