13.3.Verzoekers woning ligt op de derde verdieping van een portiekflat en de kelderbox ligt op de begane grond. Er zijn twee toegangen tot de kelderboxen: via een deur in de centrale hal van het appartementencomplex en via de straat. De sleutel van verzoekers voordeur gaf ook toegang tot de kelderbox. Het slot van de kelderbox is inmiddels vervangen. Volgens verzoeker gebruikte hij de kelderbox alleen als opslagplaats voor overgebleven materialen na het leggen van zijn onder- en laminaatvloer. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat kelderbox werd gebruikt als opslagplaats bij zijn woning. Alleen al om die reden vindt de voorzieningenrechter dat er sprake is van een samenhang tussen de woning en de kelderbox. De burgemeester was dan ook bevoegd om de woning te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
14. Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting moet aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld of sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij die woning en het herstel van de openbare orde. Van belang is verder of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat er drugs vanuit het pand werden verhandeld, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak van de Afdelingbij de beoordeling van de noodzaak tot sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
15. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van een woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen kan worden afgeweken.
16. Verzoeker voert aan dat er geen noodzaak bestaat om de woning te sluiten. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een ernstig geval en dat de woning en de kelderbox moeten worden gesloten om de openbare orde te herstellen, het risico op herhaling te voorkomen en om een signaal af te geven dat drugsgerelateerde activiteiten niet worden getolereerd.
17. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester geen onderscheid maakt tussen het woongedeelte en de kelderbox. De voorzieningenrechter vindt echter dat de burgemeester niet zonder meer kan overgaan tot sluiting van het woongedeelte. Het woongedeelte is niet direct verbonden met de kelderbox. Daarbij komt dat de ruimte van de kelderboxen ook een eigen toegang heeft vanaf de straat. Alleen in de kelderbox zijn drugsgerelateerde spullen aangetroffen. De politie heeft helemaal niets in het woongedeelte aangetroffen: geen drugs, geen versnijdingsmiddelen, geen drugsgerelateerde spullen en geen vaten (zoals genoemd in de anonieme melding). De inhoud van de anonieme melding komt dan ook niet overeen met de feitelijke situatie zoals die door de politie is aangetroffen. Van handel vanuit de woning is niet gebleken. Daarnaast vindt de voorzieningenrechter het van belang dat verzoeker geen antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet en de woning in een wijk ligt die bovengemiddeld scoort op het gebied van veiligheid en veiligheidsbeleving. Gelet hierop plaatst de voorzieningenrechter vraagtekens bij de noodzaak van de sluiting van het woongedeelte.
18. De voorzieningenrechter moet op dit moment een belangenafweging maken. Zij begrijpt dat de burgemeester wil optreden tegen drugscriminaliteit en dat er sprake is van een ernstige zaak, gelet op wat er in de kelderbox is aangetroffen. Dit maakt dat de burgemeester de kelderbox mag sluiten. Verzoeker heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat sluiting van de kelderbox onevenwichtig is. De voorzieningenrechter vindt wel dat de belangen van verzoeker ten aanzien van het woongedeelte op dit moment zwaarder wegen dan de belangen van de burgemeester, gelet op de twijfel ten aanzien van de noodzaak van de sluiting. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om gedeeltelijk tegemoet te komen aan het verzoek om een voorlopige voorziening.