Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Waar gaat de zaak over?
2.De procedure
- de dagvaarding,
- de 6 producties van CBD,
- de conclusie van antwoord ten principale, houdende voorwaardelijke incidentele
3.Het geschil en de beoordeling
- een verklaring voor recht dat zij een retentierecht heeft op het appartement (het laatste nog onverkochte appartement in het in 3.1. bedoelde project),
- vernietiging van de overeenkomst tussen CBP 10 en CBD die strekt tot verkoop van het appartement,
- betaling van bedragen voor o.a. meerwerk en stagnatieschade (waaronder deelbedragen van ruim € 543.000, € 326.000, ruim € 83.000, ruim € 247.000 en ruim € 23.000).
- de vorderingen van [gedaagde] zijn, terecht, grotendeels afgewezen in de inmiddels gevoerde bodemprocedure.
- de voorzieningenrechter moet haar oordeel in beginsel afstemmen op het oordeel van de bodemrechter die heeft beslist dat [gedaagde] recht heeft op niet meer dan € 30.997,00, welk bedrag betaald is, evenals de aanneemsom van het appartement (€ 164.439,16),
- [gedaagde] heeft hoogstens nog te vorderen 1) kosten van instandhouding van het retentierecht door [gedaagde] en 2) vergoeding van contractuele rente over de aanneemsom (ook al betwist CBD de verschuldigdheid daarvan). Het bedrag van € 35.000 dat CBD in depot heeft gestort, vormt een deugdelijke zekerheid voor het geval CBD nog iets verschuldigd mocht zijn aan [gedaagde] .
- CBD heeft een spoedeisend belang. CBD heeft een koper gevonden die € 500.000 wil betalen voor het appartement, wat een aantrekkelijke winst oplevert. Geen koper zal een appartement willen hebben waarop de aannemer nog een retentierecht uitoefent.
De stellingen van [gedaagde] jegens CBP 10 en de verweren van CBP 10 tegen die stellingen zijn van belang voor de beoordeling van de vorderingen in kort geding.”
beslagkostenvergoed te krijgen. Deze vordering is niet onderbouwd. Het is niet duidelijk om welk beslag het gaat. Dat wordt niet uitgelegd in de dagvaarding en ook niet in de pleitnota.