ECLI:NL:RBROT:2025:2188

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10/322228-24; 10/284448-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen

Op 29 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen. De verdachte, geboren in 2003 en preventief gedetineerd, had een aansturende en coördinerende rol bij het veroorzaken van een explosie bij een bedrijf aan de Laan van Deelen in 's-Gravenhage op 17 augustus 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten handelde, waarbij camerabeelden en spraakberichten op sociale media als bewijs dienden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, dat niet alleen materiële schade veroorzaakte, maar ook gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte opnieuw een strafbaar feit had gepleegd tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/322228-24; 10/284448-22 (TUL)
Datum uitspraak: 29 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. I. Amghar, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/284448-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat het procesdossier, behalve zes spraakberichten die niet of onvoldoende belastend zijn, geen bewijsmiddel bevat dat de verdachte direct linkt aan het ten laste gelegde.
4.1.2.
Beoordeling
In de nacht van 17 augustus 2024 op 18 augustus 2024 heeft omstreeks 00:12 een explosie plaatsgevonden bij het bedrijf [naam bedrijf] and [adres 2] . Op camerabeelden is te zien dat er twee personen in beeld komen, iets aansteken en dit tegen de gevel van het bedrijf leggen. De twee personen rennen vervolgens weg, waarna het beeld wit uitslaat door een explosie. Hierna ontstaat een vlammenzee aan de gevel, waardoor tevens een nabij geparkeerde auto beschadigd raakt.
Na onderzoek van de politie blijkt dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deze explosie hebben veroorzaakt. Beiden hebben hierover ook een bekennende verklaring afgelegd bij de politie. In de telefoon van [medeverdachte 1] worden een aantal spraakberichten aangetroffen van het begin van de avond van 17 augustus 2024. Deze berichten zijn afkomstig van een groepsapp op Snapchat, met als deelnemers: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , een gebruiker met de naam [gebruikersnaam 1] en een gebruiker met een rennend poppetje als logo met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 2] . Op grond van de bevindingen uit het politieonderzoek naar het Snapchat-account [gebruikersnaam 2] , zoals weergegeven in de bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte de gebruiker was van dat Snapchat-account.
Uit de inhoud van de spraakberichten, meer specifiek spraakberichten 4 en 5, blijkt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden aangestuurd. Zij moesten een foto maken van hoe het explosief was geplaatst, zij moesten bellen, waarna werd meegedeeld dat zowel de verdachte (in de spraakberichten aangeduid als: [naam] ) en de inspreker van de spraakberichten moesten reageren. Verdachte zou vervolgens aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] laten weten of het explosief goed geplaatst was, voordat zij het explosief konden laten afgaan. Ook moesten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een en ander op video vastleggen.
De politie heeft op dinsdag 15 oktober 2024 onder de verdachte een iPhone 11 Pro Max in beslag genomen. Hierop werden onder meer het Instagram-account met gebruikersnaam [gebruikersnaam 3] , het Tiktok-account met gebruikersnaam [gebruikersnaam 2] en het Snapchat-account met een rennend poppetje als logo en de gebruikersnaam [gebruikersnaam 2] aangetroffen. Uit nader onderzoek aan die iPhone is gebleken dat daarop de zoekopdracht ‘laan van deelen explosie’ is uitgevoerd en dat zowel op 20 augustus 2024 als op 22 augustus 2024 een website van ad.nl is bezocht waarop een bericht stond over de explosie op de Laan van Deelen. Verder is uit het onderzoek aan de iPhone 11 Pro Max gebleken dat de verdachte op 18 augustus 2024 omstreeks 00:49 uur, oftewel kort na de explosie aan de Laan van Deelen, via Snapchat een foto verstuurd van een stapel geld met daarbij de tekst “Welterusten”.
Uit de hiervoor genoemde inhoud van de spraakberichten die mede gericht zijn aan het Snapchat-account van verdachte en hem een duidelijke rol toedelen bij de uitvoering van de aanslag, de zoekopdrachten op de iPhone 11 Pro Max van verdachte, alsmede de via Snapchat door verdachte verzonden foto van een stapel geld en het tijdstip van verzending, een en ander in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat de verdachte een aansturende en coördinerende rol heeft gehad bij het teweegbrengen van de explosie aan [adres 2] .
Uit het voorgaande leidt de rechtbank tevens af dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen heeft gehandeld. De verdachte is in het gehele proces voorafgaand aan de explosie nauw betrokken geweest en heeft ook een beslissende rol gehad. Zonder zijn akkoord mocht de explosie immers niet plaatsvinden. De verdachte heeft nauw en bewust samengewerkt met (onder meer) de uitvoerders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en zodoende acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 17 augustus 2024 tot en met 18 augustus 2024 te
's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk
brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht door
een explosief aan te steken en tegen de gevel
van het pand te leggen, waardoor een explosie en brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten
- voor het bedrijf en de inboedel/huisraad van dat bedrijf gelegen aan [adres 2]
[adres 2] en
- voor het rond het bedrijf geparkeerde voertuig
te duchten was
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een explosie bij een bedrijfspand aan [adres 2] . Hierdoor is het pand van het aldaar gevestigde bedrijf zwaar beschadigd, evenals een aldaar geparkeerde auto.
De verdachte heeft een coördinerende en essentiële rol gespeeld bij het veroorzaken van de explosie, hetgeen door twee anderen werd uitgevoerd. Dit soort strafbare feiten veroorzaken sterke gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij, omdat het vaak tot doel heeft mensen te intimideren. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het ontstaan van die gevoelens van onveiligheid.
De verdachte lijkt zich bij zijn handelen niks te hebben aangetrokken van de nadelige gevolgen van zijn handelen voor anderen en het voorzienbare gevaar voor schade aan goederen. Hij heeft zich enkel bekommerd om zijn eigen (financiële) belang, getuige ook de door hem aan zijn broertje gestuurde foto waarop een stapel contant geld te zien is.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het bewezen feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Het voorwaardelijke strafdeel (van vijf maanden gevangenisstraf) opgelegd bij het vonnis met parketnummer 10/284448-22 heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw eenzelfde strafbare feit te plegen. De rechtbank acht dan ook een langer voorwaardelijk strafdeel, gekoppeld aan een langere proeftijd noodzakelijk.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] . De benadeelde partij heeft een standaard formulier Verzoek tot Schadevergoeding ingediend met daarin de tekst “
Reeds ingediend bij andere verdachten. Helaas geen kopie. Zie andere verdachte.”. De benadeelde partij heeft niet gespecificeerd welk bedrag aan schadevergoeding hij vordert. Gelet op het voorgaande is de vordering tot (de niet nader geduide) schadevergoeding onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de omvang van de gevorderde schade zou een nadere behandeling vereisen en daarmee een onevenredige belasting van het strafproces vormen. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 28 april 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van brandstichting veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 13 mei 2023.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, primair verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. De verdediging heeft subsidiair verzocht de proeftijd van de vordering tenuitvoerlegging te verlengen.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis van 28 april 2023 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan dat vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. De rechtbank stelt hierbij vast dat de verdachte in onderhavige zaak wederom wordt veroordeeld voor een feit waarbij de verdachte bij een aanslag is betrokken.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin de vordering;
bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 18 april 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
5 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2024 tot en met 18 augustus 2024 te
's-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht door
een explosief, althans een voorwerp, aan te steken en/of (vervolgens) tegen de gevel
van het pand te leggen, waardoor een explosie en/of brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten
- voor het bedrijf en/of de inboedel/huisraad van dat bedrijf gelegen aan [adres 2]
[adres 2] en/of
- voor de nabijgelegen bedrijfspand(en) en/of inboedel/huisraad van die
nabijgelegen bedrijfspanden
- voor rond het bedrijf geparkeerde voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen,
te duchten was
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 17 augustus 2024 tot
en met 18 augustus 2024 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht door
een explosief, althans een voorwerp, aan te steken en/of (vervolgens) tegen de gevel
van het pand te leggen, waardoor een explosie en/of brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten
- voor het bedrijf en/of de inboedel/huisraad van dat bedrijf gelegen aan [adres 2]
[adres 2] en/of
- voor de nabijgelegen bedrijfspand(en) en/of inboedel/huisraad van die
nabijgelegen bedrijfspanden
- voor rond het bedrijf geparkeerde voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen,
te duchten was
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 17 augustus 2024
tot en met 18 augustus 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft
uitgelokt door
giften en/of beloften en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] in een snapchat groep gezeten, waarbij werd
gecommuniceerd over de te plegen explosie en/of
- die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] medegedeeld dat er een explosief moest worden
geplaatst en/of aangestoken en/of de opdracht gegeven om een explosief te
plaatsen en/of af te steken en/of
- die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] de plaats en/of het adres alwaar het explosief
geplaatst moest worden doorgegeven en/of
- die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] een geldbedrag, heeft betaald, althans in het
vooruitzicht heeft gesteld en/of
- die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] instructies over de uitvoering van de explosie en/of
het filmen van de explosie heeft gegeven;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )