ECLI:NL:RBROT:2025:1818

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
FT RK 24-1119
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) met eerdere ingangsdatum

In deze zaak heeft de heer [verzoeker] een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) vanwege een problematische schuldensituatie. De rechtbank heeft het verzoek op 22 januari 2025 toegewezen en de ingangsdatum van de WSNP vastgesteld op 22 december 2023. De heer [verzoeker] heeft tijdens een eerdere zitting op 11 december 2024 zijn situatie toegelicht, waarbij hij werd bijgestaan door zijn dochter, een schuldhulpverlener en zijn beschermingsbewindvoerder. De rechtbank heeft de heer [verzoeker] de gelegenheid gegeven om aanvullende stukken aan te leveren, maar deze zijn niet tijdig ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] aan de voorwaarden voor toelating tot de WSNP voldoet, maar dat er nog onduidelijkheid bestaat over de naleving van verplichtingen tijdens het minnelijk traject. De rechtbank heeft de bewindvoerder de taak gegeven om de naleving van de WSNP-verplichtingen te controleren en heeft de rechter-commissaris benoemd om toezicht te houden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de ingangsdatum van de WSNP kan worden aangepast indien blijkt dat de heer [verzoeker] niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
22 januari 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres] ,
[postcode] [plaats] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).
Dit verzoek wordt toegewezen. Daarnaast verzoekt de heer [verzoeker] om de ingangsdatum van de WSNP vast te stellen op 22 december 2023. Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 11 december 2024. Op de zitting zijn verschenen:
- de heer [verzoeker] ,
- mevrouw [persoon A] , dochter van verzoeker,
- de heer [persoon B] , schuldhulpverlener van de gemeente Vlaardingen,
- de heer J.W. van Vlijmen, beschermingsbewindvoerder.
1.3.
Op de zitting heeft de rechtbank de heer [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om de stukken die de rechtbank nodig heeft om te kunnen beslissen op het verzoek om een eerdere ingangsdatum alsnog aan te leveren. De rechtbank had hem daar bij brief van 22 augustus 2024 ook al op gewezen. Op 20 december 2024 heeft de beschermingsbewindvoerder uitstel verzocht om de gevraagde stukken aan te leveren. De rechtbank heeft de beschermingsbewindvoerder op 7 januari 2024 bericht dat uitstel is verleend tot 17 januari 2025. De heer [verzoeker] heeft deze stukken niet aangeleverd.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
De heer [verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat de heer [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
De heer [verzoeker] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
2.3.
De verplichtingen waaraan de heer [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.4.
Als de heer [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op de heer [verzoeker] kunnen verhalen.
2.5.
De eerste 13 maanden van het traject geldt een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan de heer [verzoeker] . Als de schuldsaneringsregeling eerder eindigt, stopt ook de postblokkade.
2.6.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van de heer [verzoeker] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.7.
Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP ingaat op de dag van dit vonnis.
2.8.
De heer [verzoeker] verzoekt de looptijd van de WSNP te verkorten met 13 maanden. Dit wordt gezien als een verzoek om de ingangsdatum te bepalen op
22 december 2023. Dat is dus 13 maanden voorafgaand aan de datum van dit vonnis.
2.9.
Het verzoek om een eerdere ingangsdatum te bepalen wordt toegewezen als vanaf die eerdere datum de WSNP-verplichtingen (zie hiervoor onder 2.3.) zijn nagekomen. Een van die WSNP-verplichtingen is de afdrachtplicht, die onder meer inhoudt dat maandelijks het verschil tussen de netto inkomsten van een schuldenaar en het vrij te laten bedrag (hierna: vtlb) aan de boedel moet worden betaald. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus aansluitend maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.10.
De rechtbank stelt vast dat de heer [verzoeker] in het voorafgaande schuldhulpverleningstraject een bedrag van € 1.260,00 heeft gespaard. Dat is gedaan op grond van de ten tijde van dat traject (eerste helft van 2024) bestaande beleid van een minimale afdrachtsplicht van € 63,83 terwijl hij volgens de beschikbare vtlb-berekening in het dossier geen afdrachtscapaciteit had. Daarom ziet de rechtbank voldoende aanleiding de datum van de eerste aflossing te nemen als ingangsdatum.
Heeft de heer [verzoeker] aan alle verplichtingen tijdens het minnelijk voortraject voldaan?
2.11
Deze vraag kan de rechtbank nog niet volledig beoordelen bij gebrek aan voldoende informatie. Enkele stukken ter onderbouwing van het VTLB ontbreken. Daarnaast heeft de heer [verzoeker] gesteld dat hij gedurende de minnelijke regeling niet in staat was om aan de inspanningsplicht te voldoen. De heer [verzoeker] zegt niet in staat te zijn om te werken vanwege zijn gezondheidsklachten. De beschermingsbewindvoerder heeft in zijn e-mail van 1 oktober 2024 de rechtbank bericht dat hij contact heeft opgenomen met de werkconsulent bij de gemeente en dat zij de aanvraag voor een ontheffing nu in behandeling hebben. De heer [verzoeker] heeft veel last van zijn schouder en zal hier in januari 2025 aan geopereerd worden. Er is echter tot op heden geen vrijstelling overgelegd en de medische stukken zijn onvoldoende overtuigend om vast te stellen dat de heer [verzoeker] zou moeten zijn vrijgesteld van de sollicitatieplicht. De arbeids(on-)geschiktheid van de heer [verzoeker] kan tijdens het WSNP-traject worden beoordeeld.
2.12
De rechtbank zal de vraag of de heer [verzoeker] tijdens het minnelijk voortraject voldoende aan de verplichtingen heeft voldaan later beoordelen aan de hand van het (eind-)verslag van de bewindvoerder en eventueel van hetgeen tijdens de regeling of eindzitting verder nog blijkt. De bewindvoerder heeft de taak in het verslag (artikel 351a Fw) of eindverslag (artikel 352 Fw) de rechtbank te adviseren wat de heer [verzoeker] in het minnelijk traject heeft gedaan door het verifiëren en controleren op de voorwaarden van het wettelijk traject. Deze taak van de bewindvoerder blijkt uit de parlementaire geschiedenis (MvT Besluit wijziging vergoeding bewindvoerder schuldsanering, Sb 2023,466).
2.13
De rechtbank wijst de heer [verzoeker] er expliciet op dat de uitkomst van die beoordeling aanleiding voor de rechter-commissaris of rechtbank kan geven om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.6.5.
2.11.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het verzoek om een eerdere ingangsdatum moet worden toegewezen, maar dat verdere informatie noodzakelijk is om goed vast te stellen of aan de inspanningsplicht en afdrachtplicht is voldaan gedurende de minnelijke regeling. Indien uit het onderzoek van de bewindvoerder volgt dat de heer [verzoeker] zich niet of onvoldoende aan deze verplichtingen heeft gehouden, leidt dit mogelijk nog tot een verlenging (art. 349a Fw). De ingangsdatum wordt vastgesteld op 22 december 2023.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] -1959 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] , [postcode] [plaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder L. Hordijk,
gevestigd te Postbus 68,
2650 AB Berkel en Rodenrijs;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 22 december 2023 en de einddatum op 22 juni 2025;
- draagt de bewindvoerder op om de komende 5 maanden de post van de heer [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1
/6e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M. Aukema, rechter, in samenwerking met mr. N.A. Masrom, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.