ECLI:NL:RBROT:2025:1609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
ROT 24/6108
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het Uitvoeringsbesluit Marktverordening Goeree-Overflakkee 2023, niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het Uitvoeringsbesluit Marktverordening Goeree-Overflakkee 2023 beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee, dat op 31 oktober 2023 is vastgesteld en op 14 november 2023 is bekendgemaakt. Het college heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard in een besluit van 10 mei 2024. Tijdens de zitting op 13 december 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.

De rechtbank constateert dat het Uitvoeringsbesluit 2023 inmiddels is ingetrokken door het Uitvoeringsbesluit 2024, dat op 10 juli 2024 is bekendgemaakt. Dit betekent dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het eerdere besluit, aangezien het doel dat hij voor ogen heeft niet meer kan worden bereikt. De rechtbank overweegt dat eiser geen actueel en reëel belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat het maximumstelsel uit het Uitvoeringsbesluit 2023 niet meer van toepassing is en eiser geen schade heeft gesteld te hebben geleden.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de brancheringsregels in het Uitvoeringsbesluit 2024 de vrijheid van ondernemers beperken. De rechtbank oordeelt echter dat het college en eiser hetzelfde belang hebben, namelijk het behoud van aantrekkelijke markten. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6108

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam], uit [plaatsnaam ], eiser,

(gemachtigde: [naam]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee,

(gemachtigden: mr. L.M. van Loon en T. Drenth).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het Uitvoeringsbesluit Marktverordening Goeree-Overflakkee 2023 (Uitvoeringsbesluit 2023) van verweerder, vastgesteld op 31 oktober 2023 en bekendgemaakt op 14 november 2023.
1.1.
Met het bestreden besluit van 10 mei 2024 heeft het college het bezwaar van eiser, onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften, ongegrond verklaard.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
2. Op 10 juli 2024, na het instellen van het beroep door eiser, is het Uitvoeringsbesluit weekmarkten Goeree-Overflakkee 2024 (Uitvoeringsbesluit 2024) bekendgemaakt. Het Uitvoeringsbesluit 2023 is met het Uitvoeringsbesluit 2024 ingetrokken. De rechtbank zal het Uitvoeringsbesluit 2024 om proceseconomische redenen en uit een oogpunt van definitieve geschilbeslechting bij haar beoordeling betrekken, nu beide partijen hiermee hebben ingestemd en er samenhang bestaat met het al aan de orde zijnde Uitvoeringsbesluit 2023.
Procesbelang
3. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser belang heeft bij de uitkomst van de onderhavige procedure. De rechtbank hoeft een bij haar ingediend beroep alleen inhoudelijk te beoordelen als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Bij het beoordelen of eiser procesbelang heeft, gaat het erom of het doel dat eiser voor ogen staat met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor hem van feitelijke betekenis is. Met andere woorden, eiser dient een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. [1]
Maximumstelsel in het Uitvoeringsbesluit 2023
4. In het Uitvoeringsbesluit 2023 is een maximumstelsel opgenomen, waarin voor elke markt in de gemeente Goeree-Overflakkee een maximumaantal standplaatsen is bepaald. Eiser voert daar beroepsgronden tegen aan. Het Uitvoeringsbesluit 2023 is met het Uitvoeringsbesluit 2024 ingetrokken en geldt sinds 11 juli 2024 niet meer. [2] Het maximumstelsel is in het Uitvoeringsbesluit 2024 niet gehandhaafd en eiser heeft aangegeven het daarmee eens te zijn. Procesbelang kan in een dergelijk geval nog bestaan als eiser stelt schade te hebben geleden ten gevolge van het Uitvoeringsbesluit 2023. [3] Eiser stelt dit echter niet. Om die reden heeft eiser geen (actueel en reëel) belang bij een uitkomst van de procedure voor zover het gaat om het maximumstelsel dat is opgenomen in het Uitvoeringsbesluit 2023.
Warme kramen in plaats van warme zones
5. Eiser heeft verder ter zitting aangevoerd dat op de kaart in bijlage 5 bij het Uitvoeringsbesluit 2024 (voor wat betreft de markt in Oude-Tonge) ten onrechte specifieke plekken voor warme kramen zijn gecreëerd. Dit leidt er volgens eiser toe dat er minder ruimte is voor warme kramen dan wanneer er warme zones zouden zijn aangewezen waarop meerdere kramen kunnen staan. Voor wat betreft de andere markten in de gemeente gelden er wel warme zones. Het college heeft op de zitting aangegeven dat de delen op de kaart in bijlage 5 die gemarkeerd zijn voor warme kramen, gezien moeten worden als een zone voor meerdere warme kramen (net zoals de warme zones op de andere markten in de gemeente). Volgens het college wordt er, door eiser niet betwist, op alle markten op dezelfde wijze uitvoering gegeven aan de warme zones, ook op de markt in Oude-Tonge. De rechtbank stelt vast dat de indeling in zones ook is wat eiser beoogt met zijn beroep. Ten aanzien van dit punt heeft eiser dus alleen een principieel belang, wat onvoldoende is voor het aannemen van procesbelang. [4]

Brancheringsregels

6. Eiser komt ook op tegen de brancheringsregels in het Uitvoeringsbesluit 2024. [5] Eiser heeft ten aanzien van de brancheringsregels aangevoerd dat hij opkomt voor de vrijheid van ondernemers om zich te vestigen. Hij meent dat de regels zorgen voor minder kans op uitbreiding van markten, minder flexibiliteit voor ondernemers en een minder gevarieerd aanbod op de markten. Eiser wil dat de markten waar hij een standplaatsvergunning voor heeft, gevarieerd blijven, zodat er voldoende toeloop is van consumenten en die markten niet verdwijnen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser het doel dat hem voor ogen staat (gevarieerde markten, voldoende toeloop op de markten en een blijvend bestaan van de markten) niet kan bereiken met de onderhavige procedure. Op de zitting heeft het college de brancheringsregels nader toegelicht. Uit die toelichting volgt dat het doel van de brancheringsregels juist is dat de markten in de gemeente aantrekkelijk blijven en kunnen blijven bestaan. Daarmee hebben eiser en het college hetzelfde belang. Het college heeft daaraan op de zitting toegevoegd dat een markt kan verdwijnen wanneer er langdurig (18 maanden) minder dan vier marktkramen aanwezig zijn op de markt, hetgeen op dit moment nog niet aan de orde is. Het gaat dus om een onzekere toekomstige gebeurtenis. Deze onzekere toekomstige gebeurtenis is een onvoldoende actueel belang voor ontvankelijkheid van het beroep van eiser. Overigens is het volgens het college ook zo dat, als een markt verdwijnt, waardoor er bijvoorbeeld geen marktmeester meer aanwezig is, eiser zijn standplaatsvergunning behoudt. Hij kan dan nog altijd zijn marktkraam uitbaten. Volgens de rechtbank heeft het beroep daarom ook onvoldoende feitelijke betekenis voor eiser.
6.2.
Eiser heeft ter zitting aangegeven dat ook het feit dat het college te weinig promotie maakt voor de markten, ertoe leidt dat de markten niet goed bezocht worden. Dit is echter (het uitblijven van) een handeling van het college die niet ter toetsing aan de rechtbank voorligt.
6.3.
Voor zover eiser meent op te moeten komen voor de vrijheid van vestiging van andere ondernemers dan hemzelf, overweegt de rechtbank dat dit eveneens geen procesbelang oplevert, aangezien dit voor eiser zelf niet van feitelijke betekenis is.
Procesbelang gelegen in het niet vergoeden van de bezwaarkosten?
7. Uitgangspunt is dat het enkele niet vergoeden van bezwaarkosten niet langer een zelfstandig procesbelang oplevert. Wel moet als uitzondering hierop nog steeds procesbelang aanwezig worden geacht als het primaire besluit in bezwaar wordt herroepen zonder dat daarbij een vergoeding van de bezwaarkosten wordt toegekend terwijl daar wel om was gevraagd. [6] Eiser doet hier een beroep op. De rechtbank volgt eiser daarin niet. In de onderhavige procedure gaat het naar het oordeel van de rechtbank niet om een herroeping van het primaire besluit. Het Uitvoeringsbesluit 2024 ziet immers op een andere periode dan het Uitvoeringsbesluit 2023. Dat het Uitvoeringsbesluit 2023 is ingetrokken, maakt dit niet anders. Die intrekking werkt immers alleen naar de toekomst en niet naar het verleden en ziet dus niet op rechtsgevolgen die zijn ingetreden voordat het Uitvoeringsbesluit 2024 bekend is gemaakt. De situatie waarvoor de uitzondering geldt, doet zich in dit geval dus niet voor.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij het voeren van de onderhavige beroepsprocedure. Het beroep van eiser is daarom niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van den Wildenberg, voorzitter, en mr. M.V. van Baaren en mr. A.M.J. Adriaansen, leden, in aanwezigheid van E.C. Schox, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2074.
2.Het Uitvoeringsbesluit 2024 is gelet op artikel 8 in werking getreden op de dag na de bekendmaking daarvan.
3.ABRvS 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:497.
4.ABRvS 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4404.
5.Brancheringsregels: regels over hoeveel kramen per branche (zoals bijvoorbeeld textiel, interieurbekleding, voedingsartikelen etc.) zijn toegestaan.
6.ABRvS 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2323.