ECLI:NL:RBROT:2025:1556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
C/10/669477 / HA ZA 23-1031
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van indirect bestuurders van een failliete vennootschap voor schade door misleidende voorstelling van zaken

In deze zaak staat de aansprakelijkheid van [persoon A] en [persoon B] als indirect bestuurders van de failliete vennootschap GreenMo Rent centraal. Hiltermann, de eiseres, heeft een leaseovereenkomst gesloten met GreenMo Rent, die niet aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. De rechtbank oordeelt dat [persoon A] en [persoon B] aansprakelijk zijn voor de schade die Hiltermann heeft geleden, omdat zij bij het aangaan van de leaseovereenkomst onjuiste informatie hebben verstrekt over de beschikbaarheid van elektrische fietsen. De rechtbank stelt vast dat de bestuurders wisten of hadden moeten weten dat GreenMo Rent niet aan haar verplichtingen kon voldoen. De schadevergoeding zal in een schadestaatprocedure worden vastgesteld. De rechtbank wijst ook de vordering tot betaling van beslagkosten en proceskosten toe, waarbij [persoon A] en [persoon B] hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor deze kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/669477 / HA ZA 23-1031
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
THE LEASE FACTORY B.V.,
gevestigd in Hilversum,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.A.I. Verheul te Amsterdam,
tegen

1.[persoon A] ,

wonend in Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. E.J. Heijnen te Rotterdam,
2.
[persoon B],
wonend in Gameren,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. M.W. Steenpoorte te ‘s-Hertogenbosch.
Eiseres zal hierna Hiltermann genoemd worden en gedaagden [persoon A] en [persoon B] .

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
In deze zaak staat de aansprakelijkheid van [persoon A] en [persoon B] als indirect bestuurders van GreenMo Rent tegenover Hiltermann centraal. Het inmiddels failliete GreenMo Rent heeft niet (volledig) voldaan aan haar betalingsverplichtingen op grond van de leaseovereenkomst met Hiltermann en biedt ook onvoldoende verhaal om alsnog volledig aan haar betalingsverplichtingen te voldoen.
1.2.
In dit vonnis komt de rechtbank tot het oordeel dat [persoon A] en [persoon B] aansprakelijk zijn voor de schade die Hiltermann heeft geleden en nog zal lijden doordat [persoon A] en [persoon B] bij het aangaan van de leaseovereenkomst in strijd met de werkelijkheid hebben verklaard dat GreenMo Rent alle elektrische fietsen ter financiering waarvan de leaseovereenkomst is aangegaan, tot haar beschikking had. De omvang van de te betalen schadevergoeding zal (zo nodig) worden vastgesteld in een schadestaatprocedure.
2. De procedure
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 september 2023, met producties 1 tot en met 52,
  • de conclusie van antwoord van [persoon A] , met producties 1 tot en met 37,
  • de conclusie van antwoord van [persoon B] , met producties 1 tot en met 10,
  • de brief van de rechtbank van 11 april 2024, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
  • de brief van de rechtbank van 14 augustus 2024, met een zittingsagenda,
  • de brief van Hiltermann van 15 augustus 2024, met acht bijlagen, waarin zij de rechtbank vraagt de zaak aan te houden,
  • de brief van [persoon B] , met vier bijlagen, waarin hij bezwaar maakt tegen het verzoek van Hiltermann,
  • de brief van [persoon A] , met twee bijlagen, waarin ook hij bezwaar maakt tegen het verzoek van Hiltermann,
  • de brief van Hiltermann van 26 augustus 2024, met twee bijlagen, waarin zij haar verzoek nader toelicht,
  • de reactie van [persoon A] op de brief van 26 augustus 2024 van Hiltermann,
  • de e-mail van 28 augustus 2024 van de rechtbank, waarbij het aanhoudingsverzoek is afgewezen,
  • de akte overlegging producties van Hiltermann, met producties 53 tot en met 70,
  • de akte indienen aanvullende producties ten behoeve van mondelinge behandeling van
[persoon B] , met producties 11 tot en met 13,
  • de akte overlegging producties van [persoon A] , met producties 38 tot en met 47,
  • de akte voorwaardelijke incidentele vordering ex artikel 843a Rv van Hiltermann, ingediend op 13 september 2024, met producties 71 tot en met 87,
  • de akte overlegging producties van [persoon A] , met productie 48,
  • de akte overlegging nagekomen aanvullende productie van Hiltermann, met productie 88,
  • de brief van [persoon A] van 17 september 2024, met drie bijlagen, waarbij hij bezwaar maakt tegen het instellen van de voorwaardelijke incidentele vordering,
  • de brief van Hiltermann van 18 september 2024, in reactie op de brief van [persoon A] ,
  • de brief van [persoon B] van 18 september 2024, met bijlage, waarbij hij bezwaar maakt tegen het instellen van de voorwaardelijke incidentele vordering,
  • de mondelinge behandeling op 19 september 2024 en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van Hiltermann, [persoon A] en [persoon B] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Hiltermann behoort tot een groep vennootschappen die zich bezighoudt met operationele, financiële en equipmentlease.
3.2.
[persoon A] was middellijk (via [holding A] . en [bedrijf A] .) bestuurder van [holding B] . (hierna: [holding B] ).
[persoon A] was daarnaast middellijk aandeelhouder van [holding B] , samen met onder andere [persoon B] (middellijk) en investeringsmaatschappijen BL Capital B.V. (hierna: OPP) en Rabo Participaties B.V.
3.3.
[holding B] hield alle aandelen in GO Sharing B.V. (hierna: GO Sharing) en GreenMo Group B.V. (hierna: GreenMo Group).
De bestuurders van GreenMo Group waren [persoon A] (middellijk via [holding A] . en [bedrijf A] .) en [persoon B] (middellijk via Donny Holding B.V.). GreenMo Group was op haar beurt bestuurder en aandeelhouder van GreenMo Rent B.V. (hierna: GreenMo Rent).
3.4.
De vennootschappen van [holding B] hielden zich bezig met elektrische mobiliteit, waaronder het verkopen, verhuren en leasen van elektrische scooters en fietsen. GO Sharing richtte zich op het aanbieden van deelfietsen en -scooters aan consumenten. GreenMo Group en GreenMo Rent richtten zich op de zakelijke markt. GreenMo Rent leverde onder andere elektrische scooters en fietsen aan maaltijdbezorger Thuisbezorgd en flitsbezorger Getir. Daarnaast verhuurde GreenMo Rent elektrische scooters en fietsen aan Go Sharing.
3.5.
Op 15 september 2021 is tussen GreenMo Rent en flitsbezorger Gorillas Technologies Netherlands B.V. (hierna: Gorillas) een overeenkomst tot stand gekomen, op grond waarvan Gorillas – kort gezegd – gedurende twee jaar minstens 2360 elektrische fietsen van GreenMo Rent zou gaan huren.
3.6.
Op 3 december 2021 heeft GreenMo Rent een koopovereenkomst gesloten met Bikestogo B.V., op grond waarvan GreenMo Rent 2.500 elektrische fietsen heeft gekocht voor een bedrag van € 4.337.500,00, te vermeerderen met eventueel verschuldigde omzetbelasting. Van de koopprijs moest GreenMo Rent € 1.084.375,00, te vermeerderen met eventueel verschuldigde omzetbelasting, in december 2021 betalen. Het restant van € 3.253.125,00, te vermeerderen met eventueel verschuldigde omzetbelasting, was GreenMo Rent bij ontvangst van de Bill of Loading van de fietsen verschuldigd.
3.7.
Een e-mail van 10 juli 2022 van de CFO van GreenMo Rent, [persoon C] (hierna: [persoon C] ), aan [persoon A] luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Morgen meeting (…). Ze verwachten drie zaken
(…)
3. Consequenties van geen funding vanuit aandeelhouders
Voor punt 3 hierbij een aanzet (…).
(…)

GO Sharing zal tot einde zomer uitkomen met EUR 1m. Daarna zal het voor hen lastig worden lease aan GreenMo te betalen.
(…)”.
3.8.
Medio juli 2022 zijn Hiltermann en GreenMo Rent in gesprek geraakt over de mogelijkheid van
asset basedfinanciering van elektrische fietsen en scooters. GreenMo Rent werd daarbij vertegenwoordigd door [persoon C] .
3.9.
Een e-mail van [persoon C] aan Hiltermann van 18 juli 2022 luidt voor zover hier van belang:
“(…) Financials
• Bijgevoegd het jaarverslag 2020. Het 2021 jaarverslag is de accountant aan het afmaken, de audit was later in het jaar geboekt dus om die reden deze timing (…)
Voorstel
• Ons voorstel zou zijn dat jullie nadenken over de financiering van EUR 4,350,000 aan delivery fietsen (EUR 1,740 voor 2,500 stuks). Deze zijn nog niet gefinancierd en zijn ook goed te ‘isoleren’. Het is namelijk een specifieke leverancier. De fietsen worden medio Augustus geleverd en nu onderweg op de boot.
(…)”.
3.10.
Een e-mail van Hiltermann aan [persoon C] van 20 juli 2022 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Zoals afgesproken zou ik nog doorgeven welke informatie we verder nog zouden willen ontvangen (mits beschikbaar uiteraard):
- Interne managementrapportage dec ‘21 (zo hebben we een compleet beeld over de P&L van 2021)
- Interne cijfers 2021
- Overzicht van alle assets en bijbehorende financiering
- Toelichting op 2021 (zowel financieel als qua business), dit helpt mij in het vormen van
een totaalbeeld van GreenMo
Mocht er nog andere relevante informatie zijn dan ontvang ik deze uiteraard graag. Ik zal zorgen dat we deze week nog met een Indicative Termsheet komen (mits de ontvangen gegevens ons voldoende comfort verschaft om deze uit te brengen uiteraard).
(…)”.
3.11.
Een e-mail van [persoon C] aan Hiltermann van 21 juli 2022 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Dank voor dit verzoek. Bijgevoegd
- Overview assets: split per land voor onze type vehicles
- Company presentation: denk ik interessante achtergrond informatie om bedrijf beter te leren kennen
- 2021 en 2022 management account: deze info is gewoon direct uit onze consolidatie tool getrokken, e.g. geen normalisaties/adjustments
- May balance sheet: denk ik nuttig om totale balance sheet te zien. Hier zie je ook een materiele shareholder loan, deze is volledig gebruikt om vehicles te kopen
- Credit line overview: detail informatie over onze credit lines
Go Green is vooralsnog een vrij lege holding, puur voor de aandeelhouders.
Na review van al deze materialen zul je ongetwijfeld vragen hebben - morgen einde ochtend en begin van de middag ben ik flexibel voor een call.
(…)”.
3.12.
Op 22 juli 2022 heeft Hiltermann GreenMo Rent een aanbod voor financiering gedaan. Dit aanbod is vastgelegd in een document getiteld “Indicative Termsheet Asset based financiering GreenMo”. Dit document luidt voor zover hier van belang:
“(…)
*Hiltermann Lease is voornemens deze financiering aan te bieden waarbij de elektrische voertuigen als onderpand zullen dienen;
*Onderstaand (…) zetten wij het indicatieve aanbod en -zekerheden voor een dergelijke financieringsconstructie uiteen;
(…)
Zekerheden Pandrecht op elektrische fietsen (eigendomsvoorbehoud).Registratie pandrecht bij belastingdienst (…).
Verklaring Rabo dat Hiltermann Lease eerste recht op assets heeft (…)
(…)
Werkwijze
(…)
* Hiltermann Lease verzorgt overeenkomst (2-partijen, waarbij verpanding/ eigendomsvoorbehoud vaststaat)
* Na ondertekening verzorgt Hiltermann Lease uitbetaling (naar GreenMo of leverancier, te bespreken)
(…)”.
3.13.
Vervolgens hebben nadere onderhandelingen tussen Hiltermann en GreenMo Rent plaatsgevonden en heeft Hiltermann gewijzigde ‘Indicative Termsheets’ gestuurd. Het bepaalde in die Termsheets is op de onder 3.12 geciteerde punten (nagenoeg) gelijkluidend aan het bepaalde in de Termsheet van 22 juli 2022.
3.14.
Bij e-mail van 22 augustus 2022 heeft Hiltermann GreenMo Rent verzocht om ten behoeve van de juridische levering van de elektrische scooters en fietsen een factuur te sturen aan Hiltermann. GreenMo Rent heeft daarop bij factuur van 25 augustus 2022 een bedrag van € 5.370.330,00 (exclusief omzetbelasting) bij Hiltermann in rekening gebracht voor 1.875 elektrische fietsen en 948 e-mopeds.
3.15.
Bij e-mail van 29 augustus 2022 heeft Hiltermann een overeenkomst getiteld “Financial Lease Overeenkomst” (hierna: de leaseovereenkomst) met bijlagen (waaronder een bijlage getiteld Acceptatieverklaring) ter ondertekening aan GreenMo Rent gestuurd. [persoon A] en [persoon B] hebben de leaseovereenkomst met bijlagen ondertekend en op 30 augustus 2022 teruggestuurd aan Hiltermann. De leaseovereenkomst, waarin Hiltermann is aangeduid als Lessor en GreenMo Rent als Lessee, luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Artikel 1 - Algemeen
1 De Lessor zal Lessee vanaf de ingangsdatum van de Leaseovereenkomst op basis van financiële leasing, het hierna in artikel 2 nader omschreven Object, ter beschikking stellen, gelijk Lessee het Object op genoemde basis in gebruik zal aanvaarden.
2 Lessee verbindt zich om Lessor de hierbij aangehechte Acceptatieverklaring rechtsgeldig ondertekend te doen toekomen op het moment dat het Object hem met alle toebehoren en bescheiden door de leverancier daarvan geïnstalleerd is opgeleverd, voor gebruik ter beschikking is gesteld, goed functioneert, volledig beantwoordt aan de destijds daartoe door Lessee gemaakte keuze en het door hem beoogde gebruik en in alle opzichten in goede en deugdelijke staat verkeert, zonder zichtbare, onzichtbare of structurele gebreken of beschadigingen.
(…)
Artikel 2 - Object
Ter beschikking van de Lessee wordt gesteld het hieronder, dan wel in de bijlage(n) behorende bij deze overeenkomst omschreven “Objectspecificatie”, nader genoemde object:
Merk/model 1875 Bikestogo e-bikes and 948 CUX e-mopeds
Serienummer Zie objectspecificatie [serienummer]
(…)
Artikel 4 – Leaseperiode
1. De overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van48 maanden. Als ingangsdatum geldt de datum waarop Lessor de Acceptatieverklaring als bedoeld in artikel 1.2 van Lessee zal hebben ontvangen, dan wel bij gebreke daarvan 14 dagen na aflevering van het Object door de leverancier aan Lessee (…).
2. Vanaf de ingangsdatum stelt Lessor het Object als eigenaar daarvan aan de Lessee ter beschikking, welke laatste het Object vanaf die datum voor de Lessor zal gaan houden. Lessor is en blijft gedurende de gehele looptijd van deze overeenkomst eigenaar van het Object, zulks met inachtneming van het hierna in artikel 6 bepaalde.
(…)
Artikel 6 – Eigendomsovergang
Gedurende de looptijd van de overeenkomst is het Object de juridische eigendom van de Lessor. Nadat de Lessee alle ter zake van deze overeenkomst verschuldigde betalingen en derhalve de Totale Leaseprijs, alsmede alle overige verplichtingen daaruit voor Lessee voortvloeiende heeft voldaan, zal de eigendom van het Object daarmee van rechtswege van Lessor op de Lessee overgaan.
(…)”.
3.16.
De door [persoon A] en [persoon B] op 30 augustus 2022 ondertekende Acceptatieverklaring luidt voor zover hier van belang:
“(…)
behorende bij en deel uitmakende van Financial Leaseovereenkomst nr. (…) tussen:
Hiltermann Lease
(…)
hierna te noemen: “Lessor
en
GreenMo Rent B.V.
(…)
hierna te noemen “Lessee”.
Lessee bevestigt hierbij dat het Object, zoals nader aangeduid in de Leaseovereenkomst, met alle toebehoren en bescheiden geïnstalleerd aan hem werd opgeleverd en ter beschikking gesteld, voldoet aan zijn destijds daartoe gemaakte keuze en in goede en deugdelijke staat verkeert.
(…)”.
3.17.
Op 2 september 2022 heeft Hiltermann een bedrag van € 5.370.330,00 overgemaakt op de rekening van GreenMo Rent.
3.18.
Eind augustus/begin september 2022 hebben de aandeelhouders van [holding B] gesproken over aanvullende financiering voor [holding B] . Eind september 2022 heeft OPP aangegeven dat zij alleen bereid was om nadere financiering te verstrekken als GO Sharing voor het einde van 2022 zou worden afgestoten.
3.19.
Op 5 oktober 2022 hebben de aandeelhouders een financiering van in totaal € 5 miljoen aan [holding B] ter beschikking gesteld.
3.20.
In december 2022 hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen GreenMo Group, GreenMo Rent en Hiltermann over de verslechterde financiële positie van de GreenMo vennootschappen.
3.21.
Op 24 januari 2023 is GreenMo Group in staat van faillissement verklaard.
3.22.
Bij brief van 26 januari 2023 aan de curatoren van GreenMo Group heeft Hiltermann de leaseovereenkomst ontbonden vanwege een betalingsachterstand.
3.23.
Op 15 februari 2023 is GreenMo Rent in staat van faillissement verklaard.
3.24.
Na het faillissement heeft Hiltermann alle 948 e-mopeds zoals bedoeld in de leaseovereenkomst teruggekregen. Van de 1.875 in de leaseovereenkomst bedoelde elektrische fietsen zijn er 468 geleverd aan en betaald door GreenMo Rent. 993 elektrische fietsen zijn wel betaald door GreenMo Rent, maar niet aan haar geleverd. 414 elektrische fietsen zijn niet betaald en niet geleverd. Na het faillissement van GreenMo Rent heeft Hiltermann een deel van de door haar gefinancierde elektrische fietsen ontvangen.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Hiltermann vordert – samengevat – voorwaardelijk, namelijk voor zover de rechtbank op basis van het huidige procesdossier niet tot volledige toewijzing van het gevorderde in de hoofdzaak komt, dat de rechtbank [persoon A] en [persoon B] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt om (primair) afschrift van dan wel (subsidiair) inzage in diverse bescheiden te verstrekken, met veroordeling van [persoon A] en [persoon B] in de proceskosten, te vermeerderen met rente.
4.2.
[persoon A] en [persoon B] hebben in het incident nog geen conclusie van antwoord ingediend. Zij hebben bezwaar gemaakt tegen het instellen van deze incidentele vordering door Hiltermann.
5. Het geschil in de hoofdzaak
5.1.
Hiltermann vordert, na vermindering van eis ter zitting en samengevat, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1) [persoon A] en [persoon B] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de schade die Hiltermann al heeft geleden en nog zal lijden, primair begroot op € 5.490.516,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2022, subsidiair nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
2) [persoon A] en [persoon B] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de beslagkosten,
3) [persoon A] en Hiltermann hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen veertien dagen na het vonnis worden voldaan.
5.2.
De conclusies van [persoon A] en [persoon B] strekken tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Hiltermann, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling

In de hoofdzaak

Eiswijziging
6.1.
Hiltermann heeft ter zitting haar vordering tot schadevergoeding verminderd. Tegen deze eiswijziging hebben [persoon A] en [persoon B] geen bezwaar gemaakt. De rechtbank ziet ook geen bezwaren tegen deze wijziging en zal dan ook beslissen op de gewijzigde eis, zoals weergegeven in 5.1.
Inleiding
6.2.
Hiltermann verwijt [persoon A] en [persoon B] ten eerste dat zij met de financiële informatie die voorafgaand aan het sluiten van de leaseovereenkomst is verstrekt een misleidende voorstelling van de toestand van GreenMo Rent hebben gegeven. Verder wisten [persoon A] en [persoon B] volgens Hiltermann bij het aangaan van de leaseovereenkomst, althans hadden zij op dat moment redelijkerwijs moeten begrijpen, dat GreenMo Rent niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de daaruit voortvloeiende schade. Hiltermann vordert op grond van artikel 2:249 BW en artikel 6:162 BW vergoeding door [persoon A] en [persoon B] van de schade die zij daardoor heeft geleden.
2:249 BW
6.3.
Op grond van artikel 2:249 BW zijn de bestuurders van een besloten vennootschap tegenover derden hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die deze derden lijden als gevolg van een misleidende voorstelling van de toestand van de vennootschap in de jaarrekening, tussentijdse cijfers of het bestuursverslag voor zover deze bekend zijn gemaakt. De bestuurder die bewijst dat dit aan hem niet te wijten is, is niet aansprakelijk.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van Hiltermann op artikel 2:249 BW niet, omdat de cijfers die GreenMo Rent ten behoeve van het sluiten van de leaseovereenkomst aan Hiltermann heeft verstrekt geen tussentijdse cijfers zijn in de zin van artikel 2:249 BW. De rechtbank baseert dit oordeel op het volgende.
6.5.
Er bestaat geen wettelijke definitie van tussentijdse cijfers als bedoeld in artikel 2:249 BW. De invulling daarvan is dus aan de rechter. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 2:139 BW (dat is geschreven voor de naamloze vennootschap en correspondeert met artikel 2:249 BW) volgt dat voor het verstrekken van tussentijdse cijfers aan derden (zoals hier aan Hiltermann) heeft te gelden dat niet de nauwkeurigheid kan worden verwacht die de jaarrekening moet geven. De lezer van de cijfers moet er wel op kunnen vertrouwen dat het bestuur zo voorzichtig is, dat de cijfers geen welbewust scheve voorstelling van de toestand van de vennootschap geven (Kamerstukken II 1979-1980, 15 304, nr. 6, blz. 38).
6.6.
GreenMo Rent heeft op 21 juli 2022 aan Hiltermann onder meer de geconsolideerde winst- en verliesrekening van GreenMo Group van januari tot en met december 2021 verstrekt (de Financials 2021) en de geconsolideerde winst- en verliesrekening van GreenMo Group van januari tot en met mei 2022 (de Financials 2022).
Tussen partijen is niet in geschil dat deze cijfers interne (management)cijfers waren die rechtstreeks uit het interne boekhoudsysteem van GreenMo Group kwamen. Deze cijfers waren niet van een toelichting voorzien en Hiltermann heeft ook geen gebruik gemaakt van de in de e-mail van 21 juli 2022 expliciet aangeboden mogelijkheid om een nadere toelichting te vragen (zie 3.11). Voordat GreenMo Rent deze cijfers heeft verstrekt, had zij ten aanzien van de cijfers over 2021 al aan Hiltermann gemeld dat de accountant nog bezig was met het jaarverslag (zie 3.9). Het moet Hiltermann daarom redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat de verstrekte cijfers een voorlopig karakter hadden. GreenMo Rent heeft bij het verstrekken van de Financials 2021 en 2022 bovendien enkele voorbehouden gemaakt. Zij heeft namelijk in de begeleidende e-mail vermeld dat zij de cijfers direct uit haar systeem had gehaald en dat er geen rekening was gehouden met eventuele aanpassingen (zie 3.11). Tegen die achtergrond is de enkele omstandigheid dat de cijfers zijn verstrekt om Hiltermann in staat te stellen om zich met het oog op het sluiten van de leaseovereenkomst een beeld te vormen van de financiële situatie van GreenMo Rent, onvoldoende om de verstrekte cijfers als tussentijdse cijfers in de zin van artikel 2:249 BW aan te merken.
Bestuurdersaansprakelijkheid
6.7.
Als een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, dan is het uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is er, naast aansprakelijkheid van de vennootschap, ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van die vennootschap. Daarvoor is vereist dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap gelden dus hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Dat is gerechtvaardigd omdat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en vanwege het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders zich te risicomijdend opstellen.
Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval (Hoge Raad 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:470). Van een ernstig persoonlijk verwijt kan onder meer sprake zijn als de bestuurder namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan terwijl hij wist of moest weten dat de vennootschap de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de daaruit voortvloeiende schade (Hoge Raad 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521 (Beklamel)).
6.8.
Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv moet Hiltermann, als degene die zich beroept op de rechtsgevolgen van het door haar gestelde onrechtmatig handelen, voldoende feiten en omstandigheden stellen en zo nodig bewijzen die tot de conclusie kunnen leiden dat [persoon A] en [persoon B] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
6.9.
Hiltermann verwijt [persoon A] en [persoon B] dat zij bij het aangaan van de leaseovereenkomst wisten of redelijkerwijs moesten begrijpen dat GreenMo Rent niet aan de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de door Hiltermann als gevolg van die wanprestatie geleden schade. Hiltermann stelt –samengevat – dat begin juli 2022 sprake was van een omslagpunt en dat toen duidelijk was dat GreenMo Rent op een faillissement afstevende. [persoon A] en [persoon B] wisten in juli 2022 al (althans dat behoorden zij te weten) dat GO Sharing de leasetermijnen na de zomer 2022 niet meer aan GreenMo Rent zou kunnen betalen. Daarnaast hadden Getir en Gorillas voor de zomer van 2022 al laten weten dat zij hun overeenkomsten met GreenMo Rent niet meer zouden nakomen. Verder hebben [persoon A] en [persoon B] namens GreenMo Rent in strijd met de waarheid in de Acceptatieverklaring verklaard dat alle in de leaseovereenkomst bedoelde elektrische fietsen en scooters aan GreenMo waren geleverd en ter beschikking gesteld. De Acceptatieverklaring vormde voor Hiltermann de zekerheid dat zij zich bij wanprestatie door GreenMo Rent zou kunnen verhalen op de elektrische fietsen en scooters waarvoor de financiering is verstrekt. Later is gebleken dat de door [persoon A] en [persoon B] afgegeven Acceptatieverklaring niet waarheidsgetrouw is, want van de 1.875 elektrische fietsen zijn er 1.407 nooit geleverd aan GreenMo Rent. Hiltermann stelt dat [persoon A] en [persoon B] dit hebben geweten of hadden moeten weten. Zij wisten dus ook, of hadden moeten weten, dat er veel minder zekerheden waren voor Hiltermann dan zij op grond van de Acceptatieverklaring mocht verwachten. [persoon A] en [persoon B] hadden moeten begrijpen dat die zekerheden voor Hiltermann van groot belang waren.
Beklamel
[persoon A]
6.10.
De rechtbank kan niet vaststellen dat [persoon A] bij het aangaan van de leaseovereenkomst met Hiltermann wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat GreenMo Rent niet aan haar verplichting tot betaling van de leasetermijnen zou kunnen voldoen en onvoldoende verhaal zou bieden, zodat [persoon A] op dit punt geen persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank baseert dat oordeel op het volgende.
6.11.
Als onweersproken staat vast dat GreenMo Rent elektrische scooters en fietsen verhuurde aan GO Sharing en dat de inkomsten daaruit voor GreenMo Rent in 2022 ongeveer € 400.000,00 per week bedroegen. Weliswaar blijkt uit een interne e-mail van 10 juli 2022 van [persoon C] aan [persoon A] dat het voor GO Sharing na de zomer “
lastig [zal] worden om [de] leasefee te betalen” (zie 3.7), maar dat is op zichzelf onvoldoende concreet en stellig om te concluderen dat [persoon A] ervan uit behoorde te gaan dat deze inkomsten uit GO Sharing daadwerkelijk zouden wegvallen. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat GO Sharing eind augustus 2022 al verlieslatend was. Hiltermann beroept zich in dit verband op een negatieve
cash impactvan GO Sharing op GreenMo Rent van € 6,7 miljoen in het derde en vierde kwartaal 2022. Dat is onvoldoende voor de conclusie dat GO Sharing structureel verlieslatend was op het moment dat de leaseovereenkomst met Hiltermann werd gesloten.
6.12.
Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie kan worden afgeleid dat pas eind september 2022 duidelijk werd dat de inkomsten uit GO Sharing zouden wegvallen. Toen heeft aandeelhoudster OPP immers aangegeven dat zij alleen een nadere financiering aan [holding B] wilde verstrekken als GO Sharing voor het einde van dat jaar zou worden afgestoten (zie 3.18). Hiltermann heeft niet betwist dat er – zoals [persoon A] stelt – pas vanaf januari 2023 onvoldoende liquiditeit was om de volledige maandelijkse rente en aflossing van € 125.000,00 aan Hiltermann te voldoen en dat dit kwam door het wegvallen van de betalingen van GO Sharing. Hiltermann heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat [persoon A] er al vóór september 2022 van uit moest gaan dat GO Sharing zou worden afgestoten.
6.13.
Hiltermann heeft verder nog aangevoerd dat Getir en Gorillas al in april 2022 respectievelijk juni 2022 hadden laten weten dat zij hun overeenkomsten met GreenMo Rent niet zouden nakomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook uit die omstandigheid niet worden afgeleid dat de financiële situatie van GreenMo Rent eind augustus 2022 al zo slecht was dat het er naar uitzag dat GreenMo Rent haar verplichtingen uit de leaseovereenkomst niet zou kunnen nakomen. [persoon A] heeft ter zitting onweersproken toegelicht dat Getir en Gorillas hun overeenkomsten met GreenMo Rent op de groei hadden gesloten. Zij wilden hun bestellingen niet annuleren, maar alleen minder voertuigen afnemen of dat later doen.
6.14.
Verder is tussen partijen niet in geschil dat er na eind augustus 2022 nog financiering is verstrekt aan GreenMo Group. De aandeelhouders hebben in oktober 2022 een bedrag van € 5 miljoen ter beschikking gesteld. Daarnaast heeft Hiltermann niet betwist dat – zoals [persoon A] stelt – Rabobank in december 2022 nog een bedrag van € 2,5 miljoen heeft gefinancierd. Dat er na het sluiten van de leaseovereenkomst nog omvangrijke financieringen zijn verstrekt, is een aanwijzing dat de financiële situatie van GreenMo Rent ten tijde van het sluiten van de leaseovereenkomst niet zodanig slecht was dat het ernaar uitzag dat GreenMo Rent niet aan haar verplichtingen tegenover Hiltermann zou kunnen voldoen.
6.15.
De omstandigheid dat in een van de faillissementsverslagen van de curatoren van de GreenMo vennootschappen staat dat “het echte omslagpunt” in het begin van het derde kwartaal van 2022 was, doet aan het bovenstaande niet af. Niet is gebleken dat daarmee is bedoeld dat de GreenMo vennootschappen na dat omslagpunt op een faillissement afstevenden. In tegendeel, [persoon A] heeft een e-mail van de curatoren in het geding gebracht waarin zij schrijven:
“De term “omslagpunt” is op geen enkele manier bedoeld om invulling te geven aan de Beklamel-norm of andere juridische criteria”.
6.16.
Tegen de achtergrond van het voorgaande heeft Hiltermann onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd dat [persoon A] ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat GreenMo Rent niet aan haar verplichting tot betaling van de leasetermijnen zou kunnen voldoen en onvoldoende verhaal zou bieden.
[persoon B]
6.17.
Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van Hiltermann voor zover deze is gebaseerd op – kort gezegd – schending van de Beklamel-norm niet toewijsbaar is ten aanzien van [persoon A] . Hiltermann heeft aan haar vordering op [persoon B] dezelfde feiten en stellingen ten grondslag gelegd als aan de vordering op [persoon A] . De vordering van Hiltermann tegen [persoon B] strandt om dezelfde redenen als de vordering tegen [persoon A] voor zover die is gebaseerd op schending van de Beklamel-norm.
Acceptatieverklaring
6.18.
In de stellingen van Hiltermann (zie 6.9) ligt besloten dat [persoon A] en [persoon B] , omdat zij de Acceptatieverklaring (zie 3.16) hebben ondertekend terwijl de inhoud daarvan in belangrijke mate onjuist was, zodanig onzorgvuldig tegenover Hiltermann hebben gehandeld dat aan hen persoonlijk een ernstig verwijt valt te maken.
[persoon A]
6.19.
In de Acceptatieverklaring heeft [persoon A] namens GreenMo Rent verklaard dat de 1.875 elektrische fietsen en 948 e-mopeds waarop de leaseovereenkomst betrekking had aan GreenMo Rent zijn geleverd en ter beschikking zijn gesteld (zie 3.16). Vaststaat dat die verklaring niet overeenkwam met de werkelijkheid: van de 1.875 elektrische fietsen zijn er 1.407 niet geleverd (zie 3.24). [persoon A] heeft niet betwist dat de eigendom van deze 1.407 fietsen dus niet is overgegaan op Hiltermann. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [persoon A] hiermee zodanig onzorgvuldig gehandeld dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt treft. Dit oordeel is gebaseerd op het volgende.
6.20.
Een belangrijk kenmerk van leaseconstructies zoals hier aan de orde is dat de eigendom van de leaseobjecten (in dit geval de elektrische fietsen en scooters) bij de lessor (hier Hiltermann) berust. Dat vormt een zekerheid voor de terugbetaling van het door de lessor betaalde bedrag (vermeerderd met een leasevergoeding). In de leaseovereenkomst is ook bepaald dat gedurende de looptijd van de leaseovereenkomst de elektrische fietsen en scooters in eigendom zouden toebehoren aan Hiltermann. Vaststaat dat er in de leaseovereenkomst verder geen goederenrechtelijke zekerheden ten gunste van Hiltermann zijn bedongen.
6.21.
[persoon A] heeft niet betwist dat de leaseconstructie tussen Hiltermann en GreenMo Rent een andere was dan gebruikelijk voor Hiltermann, in die zin dat de leaseobjecten door GreenMo Rent zelf bij de leverancier waren gekocht in plaats van door Hiltermann. Ten behoeve van de juridische levering van de elektrische scooters en fietsen (en dus in verband met de hiervoor bedoelde zekerheid) heeft Hiltermann GreenMo Rent om een factuur verzocht (zie 3.14). GreenMo Rent heeft die factuur ook verstrekt.
6.22.
Nu het evident de bedoeling was dat Hiltermann zich indien nodig op de elektrische fietsen en scooters zou kunnen verhalen, had [persoon A] redelijkerwijs moeten begrijpen dat Hiltermann over de juiste informatie over de elektrische fietsen en scooters moest beschikken bij het aangaan van de leaseovereenkomst. [persoon A] had dan ook redelijkerwijs moeten begrijpen dat een juiste Acceptatieverklaring van groot belang was voor Hiltermann. Dat geldt zeker nu de elektrische fietsen en scooters door GreenMo Rent zelf bij de leverancier(s) waren aangeschaft, zodat Hiltermann afhankelijk was van GreenMo Rent voor juiste en volledige informatie over de leaseobjecten. [persoon A] had zich er dus van moeten vergewissen dat wat hij verklaarde in de Acceptatieverklaring overeenkwam met de werkelijkheid. Vaststaat dat hij dat niet heeft gedaan. Daarmee heeft [persoon A] op de koop toe genomen dat Hiltermann in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat alle elektrische fietsen aan GreenMo Rent ter beschikking waren gesteld. Op basis van de Acceptatieverklaring heeft Hiltermann enkele dagen later de (volledige) financiering verstrekt, echter zonder dat alle elektrische fietsen haar in eigendom toebehoorden. Daarmee was een belangrijk deel van de door Hiltermann verstrekte financiering niet gedekt.
6.23.
Het verweer dat Hiltermann wist dat de elektrische fietsen medio augustus 2022 geleverd zouden worden en dat het gebruikelijk is dat schepen uit China vertraging hebben, maakt dit niet anders. De Acceptatieverklaring is pas eind augustus 2022 ondertekend, de tekst ervan is niet voor meerdere uitleg vatbaar en [persoon A] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld en onderbouwd waaruit kan worden afgeleid dat Hiltermann wist dat de elektrische fietsen later (of misschien zelfs helemaal niet) zouden worden geleverd. Zoals hiervoor al is overwogen had het op de weg van [persoon A] gelegen om te controleren of GreenMo Rent beschikte over alle elektrische fietsen en scooters voordat hij de Acceptatieverklaring ondertekende.
[persoon B]
6.24.
Hetzelfde geldt voor [persoon B] . [persoon B] heeft weliswaar aangevoerd dat hij vanaf februari 2022 niet meer was betrokken bij directietaken en dus ook niet bij de totstandkoming van de leaseovereenkomst, maar dat disculpeert hem niet. Vaststaat dat [persoon B] ten tijde van de totstandkoming van de leaseovereenkomst formeel (middellijk) bestuurder was van GreenMo Rent en dat hij in die hoedanigheid de Acceptatieverklaring behorende bij de leaseovereenkomst heeft ondertekend. Ook van [persoon B] mocht verwacht worden dat hij zich ervan vergewiste dat wat hij verklaarde in de Acceptatieverklaring overeenkwam met de werkelijkheid. Vaststaat dat [persoon B] dat niet heeft gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op vakantie was, dat hij heeft vertrouwd op de mededeling van [persoon C] dat alles in orde was en dat hij [persoon A] heeft gevraagd de Acceptatieverklaring (en de leaseovereenkomst) namens hem te ondertekenen. Van enig eigen onderzoek door [persoon B] naar de juistheid van de Acceptatieverklaring is niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft ook [persoon B] met het ondertekenen (of laten ondertekenen) van de onjuiste Acceptatieverklaring zodanig onzorgvuldig gehandeld dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt treft.
Schade
6.25.
Voor het bepalen van de omvang van de schade van Hiltermann als gevolg van het onrechtmatig handelen van [persoon A] en [persoon B] , moet een vergelijking worden gemaakt tussen enerzijds de werkelijke situatie na het onrechtmatig handelen en anderzijds de hypothetische situatie waarin dat onrechtmatig handelen wordt weggedacht. Het gaat dus om de schade die Hiltermann heeft geleden doordat [persoon A] en [persoon B] in strijd met de werkelijkheid bij het aangaan van de leaseovereenkomst hebben verklaard dat GreenMo Rent alle elektrische fietsen ter financiering waarvan de leaseovereenkomst is aangegaan, tot haar beschikking had. Aannemelijk is dat Hiltermann zonder het onrechtmatig handelen het krediet niet, niet volledig of niet onder dezelfde voorwaarden had verstrekt.
6.26.
De rechtbank ziet aanleiding om de zaak ter begroting van de schade te verwijzen naar de schadestaatprocedure, omdat de omvang van de schade op dit moment nog niet kan worden begroot (artikel 612 Rv). De omvang van de schade is onder meer afhankelijk van de opbrengst van de (executie)verkoop van de elektrische fietsen en scooters die Hiltermann heeft teruggekregen (zie 3.24). Vaststaat dat nog niet alle elektrische fietsen en scooters zijn verkocht. Duidelijk is wel dat de mogelijkheid dat Hiltermann schade lijdt of zal lijden aannemelijk is. Dat is voldoende voor verwijzing naar de schadestaatprocedure. In de schadestaatprocedure kan het schadedebat in volle omvang worden gevoerd, waaronder de vraag wat Hiltermann had gedaan in de hypothetische situatie, waarin zij eind augustus 2022 geen ondertekende Acceptatieverklaring had ontvangen, maar aan haar was meegedeeld dat 1.407 van de 1.875 elektrische fietsen niet aan GreenMo Rent waren geleverd en dat 414 van deze 1.407 fietsen niet door GreenMo Rent waren betaald aan de leverancier. In de schadestaatprocedure kan ook het beroep van [persoon A] en [persoon B] op eigen schuld aan de orde komen. Ook de gevorderde (en door [persoon A] betwiste) hoofdelijke veroordeling kan in die procedure aan de orde komen.
Conclusie
6.27.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [persoon A] en [persoon B] veroordelen tot vergoeding van de schade die Hiltermann heeft geleden en nog zal lijden doordat [persoon A] en [persoon B] bij het aangaan van de leaseovereenkomst in strijd met de werkelijkheid hebben verklaard dat GreenMo Rent alle elektrische fietsen ter financiering waarvan de leaseovereenkomst is aangegaan, tot haar beschikking had. De omvang van de te betalen schadevergoeding zal (zo nodig) worden vastgesteld in de schadestaatprocedure.
De beslagkosten en de proceskosten
6.28.
De vordering tot betaling van de beslagkosten is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De rechtbank begroot de beslagkosten op:
griffierecht beslagrekest € 676,00
verschotten beslagrekest € 153,18
salaris advocaat €
614,00
Totaal € 1.443,18
6.29.
[persoon A] en [persoon B] zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Hiltermann worden begroot op:
- dagvaarding € 214,64
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat € 8.714,00 (2,0 punten × tarief VIII)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 14.843,64
6.30.
[persoon A] en [persoon B] hebben geen verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdelijkheid ten aanzien van de proceskosten. Die hoofdelijke veroordeling is toewijsbaar.
6.31.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In het incident
6.32.
Hiltermann heeft op 13 september 2024 een voorwaardelijke incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv ingediend voor het geval de rechtbank op basis van het huidige procesdossier niet tot volledige toewijzing van het gevorderde in de hoofdzaak komt (zie 4.1).
6.33.
Hiervoor is in de hoofdzaak geoordeeld dat de vordering van Hiltermann slechts gedeeltelijk toewijsbaar is. Om die reden is de incidentele vordering aan de orde.
6.34.
Zowel [persoon A] als [persoon B] heeft gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen het instellen van deze vordering.
6.35.
Een incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv hoeft niet vóór alle weren te worden ingesteld. Een beroep op artikel 843a Rv kan in beginsel in elke stand van de hoofdprocedure en ook naast de lopende procedure worden ingesteld. In dit geval wijst de rechtbank de incidentele vordering van Hiltermann echter zonder inhoudelijke beoordeling af wegens strijd met de goede procesorde. De rechtbank baseert dit oordeel op het volgende.
6.36.
Hiltermann heeft haar incidentele vordering minder dan een week voor de mondelinge behandeling in de hoofdzaak ingesteld, in een betrekkelijk omvangrijke akte met zeventien producties. De hoofdzaak was toen al geruime tijd aanhangig: de dagvaarding dateert van 11 september 2023 en de conclusies van antwoord van 21 februari 2024 respectievelijk 13 maart 2024. Inhoudelijke beoordeling van de incidentele vordering en, bij toewijzing daarvan, een exhibitietraject zouden naar verwachting geruime tijd in beslag nemen. Afhankelijk van de uitkomst van dat exhibitietraject zou Hiltermann haar stellingen in de hoofdzaak mogelijk willen aanvullen, waarop [persoon A] en [persoon B] zouden mogen reageren. Vervolgens zou mogelijk een tweede mondelinge behandeling moeten plaatsvinden. Tegen die achtergrond en gelet op het stadium waarin de hoofdzaak zich bevond toen de incidentele vordering werd ingesteld, zou inhoudelijke beoordeling van het door Hiltermann opgeworpen incident leiden tot een onredelijke vertraging in de procedure. Niet gebleken is dat het voor Hiltermann redelijkerwijs niet mogelijk was om eerder duidelijkheid te verkrijgen over het bestaan van (meer) stukken die mogelijk relevant zijn voor de onderbouwing van haar vorderingen. Zij heeft gemeend dat er voldoende substantiëring was voor haar vordering van ruim € 5,5 miljoen op twee natuurlijke personen/ (indirect) bestuurders op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, voor welke vordering een hoge drempel geldt. De door Hiltermann gekozen processtrategie en het daarmee genomen risico dat er in dit stadium van de procedure geen gelegenheid meer zou worden geboden om (inzage in) nadere stukken te bemachtigen, komt voor haar eigen rekening.
6.37.
Hiltermann wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in het incident. De rechtbank begroot deze kosten aan de zijde van zowel [persoon A] als [persoon B] op € 308,00 aan salaris voor de advocaat (0,5 punt x tarief II). Weliswaar hebben [persoon A] en [persoon B] in het incident geen conclusie van antwoord genomen, maar de rechtbank merkt de brieven waarbij zij bezwaar hebben gemaakt tegen het instellen van de incidentele vordering aan als aktes met een bijzondere inhoud.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt Hiltermann in de proceskosten, aan de zijde van [persoon A] begroot op € 308,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Hiltermann niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Hiltermann € 92,00 extra aan [persoon A] betalen, plus de kosten van betekening van het vonnis,
7.3.
veroordeelt Hiltermann in de proceskosten, aan de zijde van [persoon B] begroot op € 308,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Hiltermann niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Hiltermann € 92,00 extra aan [persoon B] betalen, plus de kosten van betekening van het vonnis,
in de hoofdzaak
7.4.
veroordeelt [persoon A] en [persoon B] tot vergoeding van de schade die Hiltermann heeft geleden en nog zal lijden doordat [persoon A] en [persoon B] bij het aangaan van de leaseovereenkomst in strijd met de werkelijkheid hebben verklaard dat GreenMo Rent alle elektrische fietsen ter financiering waarvan de leaseovereenkomst is aangegaan tot haar beschikking had, op te maken bij staat,
7.5.
veroordeelt [persoon A] en [persoon B] hoofdelijk in de beslagkosten van € 1.443,18,
7.6.
veroordeelt [persoon A] en [persoon B] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Hiltermann begroot op € 14.843,64, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [persoon A] en [persoon B] niet tijdig aan deze veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [persoon A] en [persoon B] hoofdelijk € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening van het vonnis,
7.7.
veroordeelt [persoon A] en [persoon B] hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
7.8.
verklaart 7.4 tot en met 7.7 van dit vonnis bij voorraad,
7.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, mr. B.J.M.P. Cremers en mr. S.V. Hardonk, rechters, in aanwezigheid van mr. L.A. Bosch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.
2083/3194/1918/3407